Author profile picture

Innovation Origins spreekt geregeld met ‘innovatiebazen’, toonaangevende mensen die hoog op de innovatieladder staan. In deze reeks geven zij een kijkje in hun keuken. Vandaag is de Rotterdamse zakenman Benno Wiersma (72) aan het woord in de oer-Rotterdamse Ballentent tussen de Maas en Het Park met de Euromast. De internationaal geschoolde maar in Friesland opgegroeide Rotterdamse zakenman en bedrijfskundig econoom investeert al ruim veertig jaar in innovatieve bedrijven. De zoon van een garagehouder reisde de wereld rond om er bedrijven te starten en te leiden. Innovation Origins vroeg hem hoe hij de start-ups kiest waarin hij tijd en geld steekt en waarom hij dat doet. Het komt neer op een Fingerspitzengefühl voor wat een goed project is, zo zegt hij, waarbij je soms denkt: ‘hé, dat zou wel eens iets kunnen zijn!’

Benieuwd naar de andere ‘innovatiebazen’? Lees ze hier terug

Hoe beoordeel je een goede innovatie?

„Ofwel hij word je aangeboden vanuit een bepaalde discipline. Bijvoorbeeld van die jongens bij de TU Delft. Ofwel je ziet zelf een gat in de markt. En daar bouw je zelf je project omheen. Dat laatste doe ik eigenlijk het liefst.”

Zoals die ene keer in de jaren ’80 dat je bij Philips een machine zag voor de productie van lenzen voor cd-spelers die je liet ombouwen tot en machine om contactlenzen mee te produceren waaruit de wegwerpcontactlens ontstaan is?

„Inderdaad. Maar ook met een bedrijf in het Westland. We zagen op een gegeven ogenblik dat we van het gas af moesten. Wanneer dat wisten we niet, maar we wisten wel dat het moest. Tegelijk zagen we ook de energiebehoefte. Welke methodes heb je? Dan begin je in die hoek te pielen. Ik noem dat pielen. Dan heb je nog helemaal geen vastomlijnd idee hoe je daar naar toe gaat. Daar zijn we vijf of zes jaar mee bezig geweest en daar is nu een structuur omheen gebouwd met een ter zake kundige directie.”

En hoe kom je aan een plan uit een bepaalde discipline?

„Ik heb leads naar – onder andere – allerlei universiteiten. Daar heb ik bepaalde mensen die feilloos weten wat ze ermee kunnen. Dat was zo bij het omgaan met restwarmte en geothermie in Nederland bijvoorbeeld. Dat zag ik als een van de eersten.  Of een systeem om fijnstof uit de lucht te halen. Daarbij werk  ik samen met Bob Ursem van de TU Delft in een start-up waarvan ik 5 of 10 procent van de aandelen heb.”

Wat is de waarde van de aandelen in die start-up?

„Dat weet ik niet eens. Ik ben gewoon gevraagd en ik werk mee.”

Hoe wordt je dan gevraagd om te participeren?

„Via mensen die ik ken. Mensen uit Zwitserland en van de universiteit in Delft. Die  vragen op een gegeven moment: we beginnen met deze start-up, geloof je erin? Dan zeg ik: ja, oké, ik heb een netwerk waarvan je gebruik kunt maken maar ik wil er niet echt zwaar in investeren. Ik doe gewoon 5 of 10 procent.”

Op basis waarvan denk je dan dat die start-up succesvol kan zijn?

„Omdat ik heb gezien dat het product werkt. Dat moet nu zodanig geschaald worden dat het de goede richting op gaat. Dat komt ook door mijn vriend Bob Ursem. Bob is een bijzonder getalenteerde wetenschapper uit Delft die wel dertig patenten op zijn naam heeft staan. Ik kan tegen hem zeggen: Bob, ik zie een probleem. Heb jij een methode om uit niet-fossiele materialen kerosine te maken. Dan zegt hij: nou, die heb ik. Dan beginnen we daar een onderneming omheen te bouwen.”

Moet er altijd een probleem zijn om een innovatie te ontwikkelen?

„Het makkelijkste is als je weet wie de eigenaar van het probleem is, omdat die er het meeste belang bij heeft om mee te werken aan je innovatie. Als er geen probleem is, zien de meeste mensen het nut er niet van in om erin te investeren.”

Hoe belangrijk vind jij als innovator de rol van winst?

„Dat hangt af van de structuur waarin je zit. Wat is winst op korte termijn? Is dat vijf of zeven jaar? Dat vind ik kort. Als je als projectontwikkelaar in vijf tot tien jaar winst kan maken, zoals bij de bouw van woningen in Schiedam, Schieveste, waarvoor ik het initiatief nam, is dat ongekend snel.”

Is dat bouwproject innovatief?

„Ja. Ik zei als een van de eersten: we gaan op een andere manier bouwen. De ontwikkeling is nu in volle gang. Er komen huizen op een stuk grond waar aanvankelijk kantoren zouden komen boven een van de drukste stations van Nederland. Daar komen op een heel klein stukje grond 3500 woningen. Toen ik daarmee begon zeiden ze: meneer, bent u helemaal gek? Het is hoogbouw met een hele grote dichtheid. Die vraag is er.”

Maar heb je zulke projecten niet ook op andere plekken?

„Nee, bijna niet. De bouw is nu in volle gang. Voor mij is dit project misschien een bijdrage aan mijn pensioen.”

Dit is een lucratief project, zeker in deze woningmarkt. Maar kan je je voorstellen dat je zou investeren in een project dat geen winst oplevert?

„Jawel. Als het een onderdeel is van een ander project waarbij het een aanzwengelfunctie heeft dat nog geen winst oplevert. Ik hoef op korte termijn nog niet te verdienen aan bijvoorbeeld de vestiging van een datafaculteit in Rotterdam-Zuid, dat onderdeel is van een veel groter concept, namelijk Feyenoord XL, een plan om zo’n 25.000 woningen te bouwen op Zuid. Daarvan ben ik een van de initiatiefnemers om de stad Rotterdam tot 2050 bestendiger voor de toekomst te maken.”

Is de functie van dat concept, wonen, werken en leren in Rotterdam-Zuid dat je het gebied beter maakt voor de mensen die daar wonen?

„Leren, wonen, werken. Daar doe je het ook voor.”

Dus het hoeft geen geld op te leveren?

„Nou, laat ik zeggen: voor niets gaat de zon op. Dus je doet het altijd wel zo dat het je op korte of langere termijn iets kan opleveren. Maar je kunt dit alleen doen als je zelf verzekerd bent van inkomsten uit eerdere investeringen. Anders kun je je dit spelletje niet permitteren. Ik ben al oud. Ik hoef niet meer voor mijn kinderen te zorgen. Ik hoef geen jacht meer te kopen want dat heb ik al gehad. Ik hoef geen huis meer te kopen want ik heb al een huis met een heel fijn bed. Meer heb ik niet nodig.”

Maar kun je je voorstellen dat je ergens in zou investeren uitsluitend uit idealisme?

„Ja, zoals in het geval van die start-up in Oman in kerosine. Daarvan weet ik echt niet hoe dat uitpakt.”

Waarom ben je er dan in gaan zitten?

„We hebben allemaal zitten pielen met biomassa. Wat is nu een biomassa die snel groeit, die niet op land groeit en een zuiverende werking op zeewater heeft.  Dat is een alg. Een macro-alg. Geen micro-alg. Dat wordt op land gedaan. We zetten de macro-algen met gistcellen om in ethanol. Daarna zetten we het via het Fischer Tropsch-proces om in vliegtuigbrandstof of kerosine. De macro-alg is de snelst groeiende boom ter wereld. Hij groeit gemiddeld tien meter per maand. Dan is hij zo groot als een vuist. Het is in feite een hele dunne boom die zijn voedsel uit de zee haalt.”

Waarom investeer je daar in?

„We kunnen niet doorgaan met kerosine uit fossiele grondstoffen. Wat mij intrigeerde is het antwoord op de vraag waarom een olifant kan leven op een dieet van alleen maar boomblaadjes? Hij eet niets anders dan dat. Het blijkt dat hij een bacterie in zijn maag heeft die door de Nederlandse professor Jack Pronk in een gistcel genetisch gemodificeerd is. Die bacterie is in staat om de inhoud van de maag van een olifant in twee dagen af te breken en om te zetten in energie. Het enige dat de olifant uitwerpt is een beetje poep. Voor de rest wordt alles wat hij binnen krijgt omgezet in energie.”

Dus jij wilt die bacterie nu inzetten om van algen kerosine te maken.

„Ja. Het is heel moeilijk om bacteriën te vinden die bomen kunnen omzetten in energie. Dit is een van de weinige die dat kan.”

Maar waarom doen jullie dat in Oman?

„Vanwege de omstandigheden. Daar heb je zeewater, er is zon, er is genoeg land in de nabijheid. Het zeewater heeft heel veel beweging want het ligt aan de Straat van Hormuz. We doen dit in samenwerking met de overheid van Oman. Af en toe vliegen we daar naar toe. Het project begint nu een beetje vorm te krijgen.”

Doe je het dan ook uit nieuwsgierigheid?

„Ja, ook een beetje. Ik vind dit project echt leuk. Het is zo’n ver van mijn bedshow, dat kun je je bijna niet voorstellen. Of het ooit gaat werken, zal ik misschien nooit meer meemaken. Maar je kunt voorzien dat we zulke technologie nodig hebben, in 2040 of 2050. Voordat hier winst uit komt ben je 15 jaar verder. Dan ben ik 88. Dus daar doe ik dit niet voor.”