Carbon capture plant. © Climeworks
Author profile picture

De rol van Carbon Capture and Storage (CCS) in de transitie naar een duurzamere samenleving is een onderwerp van voortdurend debat. De techniek, die de opvang en opslag van CO2 uit industriële processen behelst, wordt gezien als een noodzakelijke stap in het verminderen van broeikasgasemissies. Echter, met de opkomst van alternatieve, schone energietechnieken rijst de vraag of de investeringen in CCS de ontwikkeling van deze alternatieven niet in de weg staan.

CE Delft heeft nu een methodiek ontwikkeld die beleidsmakers helpt te beoordelen welke technologieën de beste investering zijn qua kosten en duurzaamheid. Deze ‘zeefmethodiek‘ identificeert eerst potentiële processen voor CCS en zoekt vervolgens naar duurzame alternatieven. Vervolgens bepaalt het per proces de subsidie-intensiteit van deze alternatieven. Deze subsidie-intensiteit wordt berekend met het ‘Onrendabele Top’-model. Dit model houdt rekening met verschillende financiële en operationele factoren die de kosteneffectiviteit van een technologie beïnvloeden.

CCS komt alleen voor subsidie in aanmerking als er geen ‘kosteneffectieve duurzame alternatieven’ zijn. Deze voorwaarde wordt ‘de zeef’ genoemd. CCS-projecten waarvoor een duurzaam alternatief is, blijven niet op de subsidiezeef liggen. Het is immers beter een duurzame oplossing te kiezen, dan fossiele processen te handhaven en de CO2 af te vangen. Onderzoeks- en adviesbureau CE Delft heeft op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de zeef toegepast voor de SDE++-subsidie ronde van 2024. “We vonden dat de kosten voor duurzame alternatieven relatief sterker gestegen zijn dan die van CCS ten opzichte van vorig jaar. Dit is niet gunstig voor de ontwikkeling van deze alternatieven”, aldus de onderzoekers.

Duurzaamheid versus kosten

CE Delft laat een cruciale verschuiving zien in de kosteneffectiviteit van Carbon Capture and Storage (CCS) technologieën ten opzichte van duurzame alternatieven. De recente zeefstudie toont aan dat de subsidie-intensiteit voor fossiele referentietechnieken daalt, waardoor ze kosteneffectiever worden. Opvallend is dat ‘mechanische stoomrecompressie’ (MVR) uitblinkt als kosteneffectief alternatief voor het indampen van waterige oplossingen. Tegenover deze positieve ontwikkeling staan stijgende subsidie-intensiteiten voor duurzame technieken, wat vragen oproept over de haalbaarheid van verduurzaming in de industrie. Dit onderzoek speelt een sleutelrol in de balans tussen economische haalbaarheid en duurzame vooruitgang.

Resultaten van de zeefstudie

De resultaten van de zeefstudie voor de SDE++ van 2024 zijn opmerkelijk. Waar de subsidie-intensiteiten voor de referentietechnieken voor CCS dalen, zien we een tegengestelde beweging bij de duurzame alternatieven. Deze trend wijst erop dat CCS-technologieën in sommige gevallen kosteneffectiever zijn geworden in vergelijking met vorig jaar. Dit is gedeeltelijk te wijten aan een stijging van de langetermijn-CO2-prijs, die de economische aantrekkelijkheid van CCS verbetert.

Een uitzondering op deze trend is de techniek van mechanische stoomrecompressie (MVR). Deze techniek, gebruikt voor het indampen van waterige oplossingen, heeft de laagste subsidie-intensiteit van alle bekeken technieken. Het onderzoek toont aan dat MVR met 1 €/ton CO2 duidelijk een duurzaam en kosteneffectief alternatief biedt voor CCS.

Duurzame alternatieven

Hoewel CCS-technologieën in sommige gevallen kosteneffectiever worden, kampen veel duurzame alternatieven met hogere kosten. Bijvoorbeeld, de subsidie-intensiteit voor de productie van groene waterstof is aanzienlijk hoog, grotendeels door hoge investeringskosten. Dit maakt de technologie minder aantrekkelijk in vergelijking met CCS, vooral wanneer er gekeken wordt naar pure kosteneffectiviteit.

De zeefstudie laat ook zien dat boilers op vaste biomassa en groengas hogere subsidie-intensiteiten hebben dan hun fossiele tegenhangers. Dit duidt op een financiële uitdaging voor de overgang naar deze duurzamere technieken. De hogere kosten kunnen een belemmering vormen voor de industrie om op lange termijn te verduurzamen. Zulke bevindingen zijn cruciaal voor beleidsmakers bij het maken van beslissingen over subsidieverlening en investeringen in energietechnologieën.

Implicaties voor het klimaatbeleid

De bevindingen van dit onderzoek hebben implicaties voor het klimaatbeleid in Nederland. In het Nederlandse Klimaatakkoord is vastgesteld dat subsidiëring van CCS niet ten koste mag gaan van de ontwikkeling van schone alternatieven. De zeefstudie toont aan dat, hoewel CCS in bepaalde gevallen kosteneffectiever wordt, de algemene trend is dat de kosten voor duurzame alternatieven stijgen.

Dit brengt de noodzaak met zich mee om te heroverwegen hoe subsidies worden verdeeld en welke technologieën prioriteit krijgen. Met de stijgende CO2-prijzen en de toenemende noodzaak om de klimaatdoelstellingen te halen, is het van belang dat de juiste balans wordt gevonden tussen kosteneffectiviteit en duurzame ontwikkeling.