Fervent wielerliefhebber en hoogleraar aan de TU/e en de KU Leuven, Bert Blocken, is gefascineerd door de wind en wat dat en luchtdruk met de renners doet. Na de spectaculaire wijze waarop Froome in de achtste etappe van de Tour de France in 2016 daalde, onderzocht Blocken de beste aerodynamische daalhouding. En wat bleek? Het was niet de houding waardoor Froome toen won. Dinsdag is de eerste bergetappe van de 105e editie van de Tour de France, interessant om te weten wat dan wel de meest aerodynamische houding is.
Ooit fietste Blocken zelf gemiddeld 10.000 kilometer per jaar, daar heeft hij nu geen tijd meer voor, bekent hij. Zijn onderzoeken met onder meer zijn windtunnel vragen het merendeel van zijn tijd. Zittend op de bank op een doordeweekse avond begon het, in 2010. “Wat is het effect van de tweede renner op de eerste?” Hier was nog niet eerder onderzoek naar gedaan en Blocken toonde aan dat er daadwerkelijk een effect was. Later volgden onderzoeken naar de invloed een auto voor of achter een renner, en motorrijder voor, achter of naast en renner, en recent de beste positie in het peloton.
“Van al mijn onderzoeken ben ik nog nooit zoveel beledigd geweest als tijdens dit onderzoek”, vertelt Blocken over het onderzoek naar de meeste aerodynamische daalhouding. Samen met de TU/e, KU Leuven en ANSYS International onderzocht hij aanvankelijk vier verschillende houdingen. “Er werd gezegd én geschreven dat dit onderzoek onzin was omdat het niet kon dat Team Sky dat niet allemaal al zelf getest zou hebben. Uiteindelijk hebben we ons onderzoek uitgebreid naar vijftien verschillende daalhoudingen, ook omdat we ons gelijk wilden halen.”
Froomes positie was vrij eigenaardig, vindt Blocken: zittend ver vooraan op de bovenbuis en zo dat hij nog wel kon trappen. Hij won op 13 seconden de rit voor renners als Nairo Quintana, Adam Yates, Bauke Mollema. “Velen zeiden: ‘wat fantastisch’ en vonden dit een superieure dynamische positie. Fantastisch was het zeker, aerodynamisch niet echt.” In de windtunnel van Luik werden vier posities getest en bij de TU/e werden computersimulaties uitgevoerd. Een van zijn promovendi diende als model voor de scans. In sessies van 10 minuten werd hij gescand in de positie van Froome, “niet de meest comfortabele positie”, en de “ook niet makkelijke” positie van Marco Pantani, helemaal achterop het zadel zittend. Ook zittend op het zadel met de rug horizontaal en met de rug bol naar beneden en het hoofd vallend in het verlengde van de romp werden getest. De modellen in schaal van een op vier, werden in de windtunnel gezet en getest met een snelheid van 216 km/u, wat in werkelijkheid overeenkomt met 54 km/u.
Wat bleek? Die van Pantani was het meest aerodynamisch. “Bijna niemand doet dat meer.” Die houding van Froome was de derde beste. Omdat er veel kritiek kwam richting de onderzoekers, breidden ze het onderzoek uit. “We hebben naar meerdere posities in de wedstrijd gekeken, want je ziet er nogal wat.” Vrij horizontale posities, naar beneden gericht, handen op het stuur, en die van Froome zittend op de bovenbuis, een houding die ook Contador aannam en waarmee hij “Parijs – Nice verloor” (2017) en een positie van iemand die het “beter begreep”, Primož Roglič.
“Dit is ook het onderzoek waarbij ik het vaakst dezelfde e-mail heb gehad: ‘Moet u dit niet eens onderzoeken?’ Het blijft wel tot de verbeelding spreken.” Er is gekeken naar de langzaamste en de snelste daalhouding in een rechte afdaling waarbij er geen gekke manoeuvres en haarspeldbochten zijn en de renners niet hoeven te trappen. “Als je het mij vraagt dan hebben renners als Peter Sagan en Primož Roglič het dalen het beste begrepen.” Ook zittend de op de bovenbuis maar dan veel meer naar achteren dan Froome.
Na dit onderzoek kreeg Blocken toch gelijk. “Dat was leuk na al die beledigingen. En dat uitgerekend de wereldkampioen (red. Sagan) in een publieke post op Facebook schrijft dat het een goed onderzoek was.”
Waarom Froome in 2016 dan wel de etappe won? Dat was volgens Blocken door aarzeling bij de andere renners bij Froomes “snelle ontspanning” op de top van de Col de Peyersourde en door nog mindere aerodynamische houdingen tijdens een groot deel van de afdaling. Froome heeft inmiddels zijn daalhouding aangepast, vertelt Blocken. “In de afdaling van de 19de etappe tijdens de Giro d’Italia, daalde hij in de door ons aanbevolen houding.” Froome won dit jaar de Giro d’Italia en pakte in die etappe de roze trui.
Je kunt je afvragen of dit onderzoek eigenlijk wel zin heeft, het gaat om hele klein percentages en in de werkelijkheid ben je afhankelijk van de weersomstandigheden en wat er in de koers gebeurt. Blocken: “Ik denk dat alle beetjes kunnen helpen.” Vooral in de twee prestigieuze ploegentijdritten in de Ronde van Frankrijk en het WK van 2013 zie je dat mooi terug, vertelt Blocken. “Toen was het verschil tussen de nummers een en twee in beide wedstrijden minder dan een seconde.”
Dalen blijft een kwestie van risico’s nemen. En voor de niet-profs onder ons is het devies: don’t try this at home.
Bron: artikel Blocken “Fantastic Downhill from Chris Froome; but was it worth it? The Scientific answer” & zijn lezing tijdens seminar High Tech Crit 11 juni 2018