Ze werken er aan de mobiliteit van morgen: aan autonoom rijdende auto’s, nieuwe brandstoffen, andere motoren. Hun ‘living lab’ is de A270, dat stukje snelweg tussen Eindhoven en Helmond. De Automotive Campus in Helmond is een hotspot voor alles wat met technologie, mobiliteit en innovatie te maken heeft. TNO, VDL, TASS-International, Altran, de verkeerscentrale voor Zuid-Nederland en tal van andere bedrijven zijn er gevestigd. Daartussen bevindt zich ook het onderwijs. Leerlingen en studenten zien daar elke dag waar ze het voor doen. Voorafgaand aan de Dutch Technology Week praat E52 met Lex Boon, directeur van de Automotive Campus, en Inez van Poppel, marketing & community builder.
“We hebben hier een sleutel in handen”, zegt Van Poppel. Ze doelt op de samenwerking tussen het automotive onderwijs en de automotive industry. Het Summa College zit er met zo’n 500 studenten, Fontys Automotive nu nog met zo’n 60 studenten maar dat worden er in september 300 en er zijn masterstudenten en studententeams van de TU/e. Volgens Van Poppel en Boon heeft dat de toekomst. “Het onderwijs moet zich steeds sneller kunnen aanpassen aan de vraag uit het bedrijfsleven.”
“We zijn hiermee uniek in Nederland, je vindt nergens zo’n testomgeving als de onze, het bedrijfsleven en onderwijs op een plek.”Lex Boon, Directeur Automotive Campus
Die verandering gaat stapje voor stapje, zien Van Poppel en Boon. Mbo’s, hbo’s en universiteiten zijn gehouden aan normen van de inspectie wat maakt dat scholen hun lesprogramma’s niet zomaar kunnen aanpassen, legt Boon uit. “Er komt steeds meer druk op die onderwijsinstellingen om zich aan te passen aan de snel veranderende maatschappij. Die druk wordt vergroot als je dichtbij het vuur zit, zoals hier op de Campus. Hier moet je wel. We zijn hiermee uniek in Nederland, je vindt nergens zo’n testomgeving als de onze, het bedrijfsleven en onderwijs op een plek.”
Ook zijn er op de campus particuliere opleidings- en trainingsbureaus. Boon ziet dat zij in het gat stappen dat valt tussen het reguliere onderwijs en het bedrijfsleven. “Zij hoeven niet aan dezelfde normen te voldoen. Zo neem je de technici toch mee in die snelheid. Ook zien zij de dingen anders. Zij zeggen gewoonweg dat we onze leerlingen niet moeten leren met de huidige motoren te werken, want die zullen ze zelf nooit meer in het echt zien.”
Er komen steeds meer elektronica, computers en mobiliteit in de auto. Dat zie je volgens Boon ook terug in de opleidingen. “Het is niet meer zoals vroeger. Toen hadden we het over voertuigtechniek. Dat is langzaam automotive geworden en nu praten we over smart mobility. Die wereld van elektronica, software, en die voertuigtechniek is steeds meer naar elkaar aan groeien.”
“Het punt is dat wij hier nogal wat ruimte hebben, we kunnen hier nog een fysieke testomgeving bouwen. Dat is precies waar ze in Eindhoven tegenaan lopen. Daar is geen ruimte.” Boon wil met de juiste faciliteiten de Automotive Campus aantrekkelijk maken. Niet alleen met een fysieke testomgeving maar “het is ook zo belangrijk om de afstand tussen de campus en het centrum van Eindhoven te verkleinen. Een snelle busverbinding om die drempel zo laag mogelijk te maken, helpt daarbij”.
Een voorbeeld van hoe het tussen onderwijs en de bedrijven werkt is startup Team Fast. Het oorspronkelijke studententeam van de TU/e ontwikkelde een modelauto op mierenzuur. “Dat model hebben ze hier verder ontwikkeld”, vertelt Van Poppel, “En op de Campus kwamen ze in contact met VDL. Nu zijn ze bezig met de ontwikkeling van een bus op mierenzuur en zo gaat dat steeds verder.” Ook het als studententeam gestarte Lightyear, afkomstig van Solar Team Eindhoven, groeide er van zo’n 12 medewerkers naar 40.
Boon is vorig jaar als directeur gestart met de opdracht de Automotive Campus te laten groeien. Dat loopt voorspoedig, vertelt hij, wijzend naar een grote foto van de Campus. Her en der zijn gele post-its geplakt die een mogelijke uitbreiding visualiseren. Het is nog te vroeg om daar concreet over te zijn, zegt hij, maar: “Er is genoeg ruimte om te groeien.” Ook willen Boon en Van Poppel zichtbaar maken wat er op de Campus gebeurt. Van Poppel: “Veel mensen rijden hier voorbij en weten niet dat hier aan de mobiliteit van de toekomst wordt gewerkt.”
Tijdens de Dutch Technology Week zet de Automotive Campus voor de zevende keer haar deuren open. Op 7 juni is er Auto Tech, dan komen 1000 kinderen van de regiobasisscholen allerlei technische proefjes doen. Van Poppel: “Dat doen we al zes jaar en het draait zo goed dat als we de uitnodiging versturen, de inschrijving een dag later vol zit.” Leerlingen kunnen een vrachtauto trekken met een katrol of onder een auto kijken. Niet alles heeft met specifiek met autotechniek te maken. “We gaan zelfs bruggenbouwen, dat moet je samen doen. Wat weer goed is voor later.”
Ook doet de Automotive Campus mee met de High Tech Ontdekkingsroute op 9 juni. Dan kun je een kijkje nemen bij de studenten van het Summa College, Fontys en de TU/e. Ook stelt een groot aantal bedrijven de deuren open en zie je zelfrijdende shuttles en autonoom rijdende auto’s. Om 12.30 geeft Maarten Steinbuch een kindercollege en verder is het er, van 11 tot 17, “gewoon lekker toeven”. Van Poppel zocht naar een andere activiteit en vond die in het Nederlands Kampioenschap Veiligste Chauffeur, die wordt dan op de Campus gehouden. Een echte aanrader is het om een kijkje te nemen in de verkeerscentrale, vindt Van Poppel. “Daar kom je anders nooit binnen. Je ziet echt alle wegen van Brabant, Noord Limburg en van een stukje Zeeland. Heel het verkeer van Zuid Nederland wordt hier vanuit de Automotive Campus geregeld.”