Wat is de impact van technologie op ons leven? Zijn de computers over een aantal jaar de baas over ons? Vragen die de Fontys-lectoren Eveline Wouters, Health Innovation and Technology, en Mark de Graaf, Interaction Design, hun publiek tijdens het openbaar college “Met technologie meer mens” stellen. Beiden zijn zelf vooral hoopvol over de toekomst. De Graaf: “We hebben de keuze om optimistisch te zijn en aan de toekomst te werken. Het heeft geen zin om aan de zijlijn te gaan staan.”
Computers en kunstmatige intelligentie zijn vierentwintig uur per dag geconcentreerd, ze zijn alert, efficiënt, productief en hebben een fantastisch goed geheugen, somt De Graaf op. Ook zijn computers heel goed op bekend terrein. “Kijk maar naar zelfrijdende auto’s bijvoorbeeld. Ik heb het opgezocht, er is één dodelijk ongeval geweest met een voetganger en een autonoom rijdende auto. En er zijn al heel veel kilometers met zelfrijdende auto’s gereden. We zijn er bang voor maar eigenlijk doen ze het veel beter dan wij.”
Die auto’s moeten dan wel over wegen rijden met markeringen en herkenbare auto’s. Chaos en onduidelijke wegen herkent de auto niet, voegt De Graaf toe.
Leren katten herkennen
“Computers denken heel anders dan mensen”, gaat De Graaf verder. “Een computer train je katten te herkennen door hem duizenden foto’s van katten te laten zien. Een kind van vier jaar leert dat een kat een kat is al na de tweede keer dat hij zo’n beest ziet.” Volgens De Graaf gaat het erom dat we de technologie inzetten voor dat waar we als mens minder goed in zijn. “Mensen zijn slordig, we rommelen maar wat aan, vergeten dingen.”
“Aan de andere kant zijn mensen gastvrij, creatief en zien mogelijkheden. Ze zijn juist wel goed op onbekend terrein. Ook is de mens innovatief. We bedenken iets leuks voor een kinderfeestje of creëren een gezellige sfeer.”
Wat de mens nooit zou kunnen doen, is honderdduizenden scans van de binnenkant van een buik vergelijken en zo een diagnose stellen. Een algoritme kan dat wel, zegt De Graaf stellig. Of bij crimefigthing. “Automatisch mensen herkennen, of vingerafdrukken.”
Maar het gaat er wel om dat wij die algoritmes heel bewust trainen, waarschuwt De Graaf. “Zanger Typhoon werd bijvoorbeeld een aantal jaar geleden aangehouden omdat zijn nieuwe auto niet bij zijn huidskleur paste. We moeten breder kijken dan alleen de grootste pakkans. Morele dilemma’s specifiek maken, bewust kiezen hoe we programmeren. Het niet per ongeluk laten gebeuren.”
“Het kan heel mooi worden”
Mensen en computers zijn aanvullend aan elkaar, zo stellen beide lectoren. Het is niet de vraag of de computer de baas wordt, het gaat om samenwerken. Als we dat goed organiseren dan kan het heel mooi worden, zegt De Graaf. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. “Het systeem knelt aan alle kanten: mensen vergrijzen, de zorgvraag neemt toe en er zijn steeds minder mensen om het werk te doen.”
Mogelijkheden zijn er genoeg, zo blijkt tijdens het college. Een robot die mensen kan tillen. Of de CRDL (spreek uit: “cradle”), een instrument dat contact met bijvoorbeeld mensen met dementie in een vergevorderd stadium mogelijk maakt. Of beeldbellen. Wouters: “Daar is best veel weerstand tegen geweest. Maar met beeldbellen worden vaak fantastische relaties opgebouwd. Vaak leer je nog meer omdat mensen dichterbij je zitten. Je kunt niet weg kijken.”
“Je ziet de zorg verschuiven. Als je regelmatig je bloeddruk moeten meten is dat fijn als je daar niet steeds voor naar de huisarts moet.” Daarmee verandert de rol van de patiënt, die doet in feite een onderdeel van de behandeling, legt Wouters uit.
Met een video laat Wouters zien hoe dankzij ‘Leefcirkels’ mensen met dementie zich vrij kunnen bewegen. Niet meer op “een gesloten afdeling zitten”. Elke bewoner heeft een polsband om waarin hun profiel zit. Dat profiel vertelt de scanners op deuren of de bewoner erdoor mag. Staat een bewoner voor een gesloten deur, dan krijgt een medewerker een seintje om ernaar toe te gaan. Niet een feilloos systeem want een bewoner kan wel eens in een verkeerde ruimte terecht komen. “Dan is het belangrijk dat iedereen in het gebouw samenwerkt. De keukenmedewerker, logistiek medewerker, receptioniste en verzorgende, iedereen.”
In gesprek met elkaar
Wouters: “Nederland is een land waarin we heel weinig risico’s durven te nemen. Maar als je het met elkaar eens bent dat de kwaliteit van leven de kern is van je oude dag of je gezondheid dan moet je dat gesprek heel transparant met elkaar voeren.” Doordat technologie er gekomen is, komen die gesprekken op gang, zegt ze. “Zonder die technologie kun je in je eigen hokje blijven zitten en je ding doen. Maar nu gaat het allemaal door elkaar lopen. Het gaat terug naar de kern, wat is nou eigenlijk de bedoeling van onze zorg.”
Reactie publiek
Dat er een verandering in de zorg gaande is, merken ook Birgit Kersten, manager, Nawelle Sabir, directeur, Suzanne van Hinthum, manager en Bente van Pinxteren, ambassadeur zorg, alle vier bij Vitalis WoonZorg Groep. Aan het einde van het duocollege geven ze hun reacties. Sabir: “Wij beginnen niet zomaar van bovenaf met een technologie. Wij kijken eerst wat de behoefte is en daarna komt de innovatie.” Kersten: “Wij komen wel van ver: in control zijn en zo min mogelijk fouten maken.” Van Hinthum: “Nu doen we wat nodig is om gelukkig oud te zijn. We kijken wat toevoegt en alles wat niet toevoegt gaat weg. Een beetje recalcitrant zijn we.” Sabir: “Ook onze zorgverzekeraar ziet het zo. Die was eerst vooral van de veiligheid, geen risico’s nemen. Na haar bezoek vorige week noemde ze ons een schoolvoorbeeld van persoonsgerichte zorg.”