“Hoe weet ik nou of ik het als trainer goed doe?” Dat krijgt bewegingswetenschapper en ondernemer Laura Jonker vaak van trainers na afloop van haar workshops te horen. Ze ontwikkelde de XOET-scan die trainers een antwoord geeft op onder meer die vraag. Met die scan was ze een van de vijf winnaars van de Sportinnovator Prijs 2018. Vorig jaar november lanceerde ze samen met Nico van Yperen, hoogleraar sportpsychologie Rijksuniversiteit Groningen, en marktonderzoek & consultancybureau MarketResponse de digitale versie van de scan.
“Die lancering was me een partij spannend”, zegt de 35-jarige Jonker, “Je hebt iets in je hoofd zitten. Je weet dat er vraag naar is. Twee jaar lang heb je alles met de hand zitten uitrekenen en dan moet je er ineens op vertrouwen dat de computer het allemaal voor je doet.” Ze noemt zichzelf een dusdanige controlfreak dat ze na de lancering, op 13 november, elke dag wel even keek of er wel gebruik van de scan werd gemaakt en of er iets was dat mensen niet snapten. “Maar op een spelfout in het systeem na, heb ik nog niets kunnen ontdekken.”
Goed in sport én goed op school
Het idee dat bijna alle topsporters het lukt om én te trainen én een studie te volgen, interesseerde Laura Jonker op 21-jarige leeftijd zo dat ze besloot erop af te studeren. Zelfregulatie heet het, “een mooier woord heb ik er nog niet voor gevonden”. “Het is de kennis en kunde over het eigen leerproces”, legt Jonker uit. Zelfregulatie kun je leren, ontdekte ze.
Haar vader, “zelf geen onaardige voetballer”, vertelde altijd dat zijn vader tegen hem zei: “Jongen, je moet maar goed je best doen op school, want dat is veel belangrijker.” Jonker: “Op tv zag ik allemaal getalenteerde sporters, zoals Ireen Wüst, Pieter van den Hoogenband, Dennis Bergkamp, die het óók heel goed deden op school. Die combinatie kan dus wel.” Tijdens haar afstuderen ontdekte ze dat die topsporters zelf heel goed weten wat ze nodig hebben om te kunnen leren. “Hoe meer tijd ze besteden aan sport, hoe meer ze zelfreguleren. Het is iets mentaals.” Kun je het dan ook niet gebruiken om de “reguliere jongeren” er hun voordeel mee te laten doen, vroeg Jonker zich af.
In het promotieonderzoek dat volgde rafelde ze uiteen wat er voor die zelfregulatie nodig is. Ze kwam op zes psychologische kenmerken waaronder autonomie, als in zelf keuzes maken, competentie, als in het gevoel hebben iets te kunnen, doelen stellen, feedback ontvangen en reflectie op het eigen gedrag. “In welke mate deze kenmerken aanwezig moeten zijn, hangt samen met de individuele voorkeur. Meer of minder is niet per se beter.” Die zes kenmerken vormen de basis voor de XOET-scan.
Jonker houdt ervan de theorie te vertalen naar de praktijk. “Als ik voor mijn promotie een wetenschappelijk artikel had geschreven, kreeg ik soms als feedback dat mijn Engels niet goed genoeg was, of dat ik het zo moest schrijven dat een andere wetenschapper er iets van kon vinden. Ik dacht dan: Gaat een trainer het ooit lezen?” Ze vervolgde haar weg als onderzoeker bij de KNVB. Ook gaf ze in die tijd workshops over die zelfregulering, waarbij ze van trainers steeds die ene vraag kreeg: “Hoe weet ik of ik het goed doe?”. Door die vraag en omdat ze toch ook de diepgang in haar onderzoek miste, koos ze er drie jaar geleden voor om voor zichzelf te beginnen en de scan door te ontwikkelen. Dat deed ze samen met hoogleraar Nico van Yperen.
Weten wat sporters nodig hebben
Zowel de trainer als de sporter of sporters vullen de scan in. Wat volgt is een “gap analyse”. Jonker: “We vergelijken dat wat de sporter wil met hoe de coach het heeft ingeschat. Zo krijgt de coach onder meer antwoord op de vraag of hij goed kan bepalen wat zijn sporters nodig hebben.”
Aan de scan zit een workshop gekoppeld en een gesprek met trainer en sporter. “Daarin bespreek ik de resultaten en leer ik ze elkaar vragen te stellen. Want als jij tegen een sporter gaat zeggen: ‘Hoe is het met je autonomie?’ Dan verklaart iedereen je voor gek.” Door de uitkomst van de scan, vallen ineens kwartjes bij mensen, vertelt Jonker. “En het helpt de sporters woorden te geven aan wat ze nodig hebben. Dat is vooral voor pubers vaak nog lastig.”
Irene Pieper is hoofdcoach van Top Climbing Twente in Enschede, het eerste door de Nederlandse klimbond erkende talentopleidingscentrum. Haar pupillen zijn tien tot zestien jaar. Afgelopen jaar volgde ze een workshop van Jonker en leerde de scan te gebruiken. Vervolgens deed ze de scan samen met twee van haar talenten. Pieper en de klimmers vulden online de scan in en Jonker berekende, toen nog handmatig, de score.
“Ik vind het belangrijk dat je je als coach inleeft in een sporter”, zegt Pieper, “Alle sporters zijn anders, dus met elke sporter zul je op een andere manier om moeten gaan om ze te helpen zich optimaal te ontwikkelen. De scan laat zien wat de behoeften zijn van de sporter. En hoe jij je gedraagt als coach. Dat legt de scan naast elkaar waardoor je dus inzicht krijgt in de behoefte die de klimmer heeft.”
Meer uitleg niet voor iedereen goed
De scan bracht Pieper vooral zelfinzicht. “Je gaat nadenken over de manier waarop je training geeft. Is het wel handig om het zo te doen? Zo ben ik geneigd om tijdens de training uitgebreid uit te leggen waarom je een opdracht moet doen en een wat achtergrondinformatie te geven. Er zijn sporters die daar heel erg gebaat bij zijn, die houden van die duidelijkheid. Maar er zijn er ook die gewoon de oefeningen willen doen. Dat heb ik wel veranderd. De dame die wel behoefte heeft aan uitleg geef ik die nu apart.”
“Ik train ook een jongen die eigenlijk wat te weinig uitdaging heeft in de trainingen. Een slimme jongen die de oefeningen gewoon makkelijk oppakt. Hij is snel verveeld en dat komt soms over als ongemotiveerd. Ik geef hem nu extra opdrachten tijdens de training. Hij krijgt af en toe een leidende rol.”
Pieper raadt de scan zeker aan bij haar collega-trainers, zegt ze. “Wij zijn nog best wel een jonge sport. Al zijn we dit jaar voor het eerst olympisch, wij moeten nog veel doorontwikkelen om een echte topsport te worden. Zelfinzicht bij trainers kan daarbij helpen en daarvoor is de scan een goed hulpmiddel.”
Ooit ambieerde ondernemer Jonker zelf een carrière in de topsport. Ze speelde volleybal op hoog niveau. Toen ze op zestienjarige leeftijd haar kruisband scheurde vervloog die droom. Ze zat in de talentsystemen van de bond en ineens was dat voorbij. Ineens voelde ik me een nummer, schrijft ze in die tijd in haar dagboek. “Ik kreeg te horen dat als je de top wilt behalen, je dan met pijn moet leren spelen. Achteraf vond ik het toen al interessant hoe dat werkte, wat dat mentaal met me deed. Dat is denk ik wel een van de redenen geweest dat ik bewegingswetenschappen ben gaan doen en meer naar de psychologische kant ben gegaan.”
Nog even over die naam: XOET-scan. “Ja, dat betekent eigenlijk niets. Ik was op zoek naar een naam en toen zei mijn vriend die in de ICT zit: ‘Je moet een vierletter-url kiezen.’ Zodoende hebben we die avond een uur op een knop zitten drukken voor vierletter-urls die nog vrij zijn. XOET vonden we mooi.”