Er zijn denk ik maar weinig mensen die design science met wet- en regelgeving associëren. Toch hebben de twee meer met elkaar gemeen dan je zou denken. Kees Dorst definieert in zijn boek Frame Innovation ‘design’ als het zien van een situatie, het kunnen voorstellen hoe die situatie verbeterd zou kunnen worden en vervolgens dát doen om die verbetering ook te realiseren. In het verlengde daarvan betekent ‘design science’ het onderzoeken van oplossingen met als doel een complex probleem op te lossen. Een ontwerpwetenschapper onderzoekt dus verschillende oplossingsrichtingen, creëert een artefact of een interventie en toetst vervolgens of die interventie effectief is in het daadwerkelijk verbeteren van de situatie. Als je het mij vraagt is design science de mooiste vorm van wetenschap.
Bij design in het algemeen, en bij een artefact of een prototype in het bijzonder, denken we al snel aan een fysiek product. Toch is die blik veel te nauw. Ontwerpen gaat om het oplossen van problemen en het beter maken van situaties, en dat gebeurt echt niet alleen met het ontwerpen van producten. Op maatschappelijk niveau gebeurt dat bijvoorbeeld ook door wet- en regelgeving. Iedere wet is een interventie waarmee je grip probeert te krijgen op een maatschappelijke situatie en die in een gewenste richting probeert te sturen. Dat is de essentie van design.
Een mooi voorbeeld vormt het verbod op groepsbelediging, opgenomen in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Op initiatief van minister van Justitie Josef van Schaik werd dit artikel in 1934 toegevoegd aan het Nederlandse strafrecht met het doel om proactief Joodse burgers te beschermen. Doordat Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, nam de antisemitische dreiging in rap tempo toe. Daardoor nam de Nederlandse overheid een aantal maatregelen om de Nederlandse samenleving tegen deze dreiging te beschermen. Het verbod op groepsbelediging vormde één van die interventies.
Niet tijdloos
De meeste designs zijn niet tijdloos. Na verloop van tijd zijn er vaak nieuwe technologieën beschikbaar of zijn er maatschappelijke ontwikkelingen waardoor andere oplossingen nodig zijn of bestaande oplossingen overbodig zijn geworden. Veel wetten in het strafrecht hebben echter wel een tijdloos karakter: stelen, moorden of elkaar pijn doen is nooit goed, in geen enkele tijdgeest en onder geen enkele technologische ontwikkeling. Het verbod op groepsbelediging staat daarom ook al 90 jaar overeind als noodzakelijke interventie om minderheden in de samenleving te beschermen. Saillant is dat sommige partijen die in Nederland nu de nieuwe regering gaan vormen, een bijzondere relatie met artikel 137c in het Wetboek van Strafrecht hebben. Zo is op basis van deze wet PVV-leider Geert Wilders veroordeeld (zonder strafoplegging) voor zijn ‘Minder, minder’-uitspraak en heeft een groep van tien advocaten en juristen, gegrond op deze wet, vorige week aangifte gedaan tegen BBB-kamerlid Mona Keijzer vanwege haar belediging aan het adres van moslims. En het was onze huidige voorzitter van de Tweede Kamer, PVV-er Martin Bosma, die ooit een initiatief-wetsvoorstel indiende om juist het verbod op groepsbelediging uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen.
Aan het hart
Deze kwestie gaat me aan het hart. Als ontwerpwetenschapper ben ik het grootste deel van mijn tijd bezig met het ontwerpen voor kwetsbare groepen. Of het nu gaat om dementerende ouderen of om minderheidsgroeperingen in Hawaï of het Amazonegebied: ik ben vrijwel dagelijks bezig met de vraag hoe we met ontwerpwetenschap de kwetsbaren, de anders denkenden, de minderheden een centrale plek kunnen geven in onze ontwerpprocessen en ben dan ook een groot voorvechter van inclusief design. Over een paar weken presenteer ik in Boston, op de grootste design science conferentie ter wereld, mijn werk over het pluriverse design paradigma: een ontwerpbenadering waarbij de kracht van diversiteit en het onderdrukkende effect van een universeel perspectief het uitgangspunt vormt.
Ontwerpen is niet enkel voorgehouden aan designers of wetenschappers. We zijn met z’n allen meer ontwerper dan we denken. Met ons stemgedrag beïnvloeden we wet- en regelgeving en ontwerpen we daarmee gezamenlijk de koers die onze samenleving vaart. Onze stemkeuzes hebben op zoveel meer betrekking dan op een wijziging van het Btw-tarief of een aanpassing van de eigen bijdrage in de zorg. Door te stemmen geven we vorm aan de maatschappelijke interventies die beogen onze samenleving een beetje beter te maken. Het consequent beschermen van de minderheden en kwetsbaren in onze samenleving is voor mij een ontwerpprincipe dat daarbij met stip op één staat. Altijd.