Bijna veertig jaar werkte hij op het Philips Nat.Lab., de kern van wat nu de High Tech Campus is. Maar nog steeds gaat er voor Henk Hagenbeuk, inmiddels dertien jaar met pensioen, geen dag voorbij zonder dat hij met en op dat terrein bezig is. Hij is de bedenker en beheerder van “100 jaar Philips Nat.Lab.”, een site over heden en verleden van de High Tech Campus.
In de bijna 40 jaar die Hagenbeuk op en rond het Nat.Lab. doorbracht, bekleedde hij nogal wat verschillende functies zodat hij met velen in de periode wel een keer in aanraking kwam. De ideale basis voor een rol als onbezoldigd archivaris. Toch kwam het idee voor de website pas in hem op na een bezoek aan de tentoonstelling in het Leidse Boerhavemuseum , over 100 jaar Philips Research. Hagenbeuk: “Voor mij – en vele andere collega’s – een teleurstellende tentoonstelling. Daar werden niet alleen een aantal Nat.Lab.-uitvindingen getoond, maar ook andere Philips uitvindingen. Er was weinig aandacht voor personen die de uitvindingen hadden gedaan.”
Dat gold volgens Hagenbeuk eveneens voor de site 100jaarslim. “Het Philipsmuseum had ook maar een magere tentoonstelling. Kortom, in mijn optiek alles bij elkaar een veel te beperkte herdenking van 100 jaar uitvindingen van het Nat.Lab. Ten onrechte, want het Nat.Lab. was (let op: was) een uniek instituut, veel meer dan alleen maar de zichtbare en toegepaste uitvindingen.”
Hagenbeuk kijkt terug op het Nat.Lab. als een “ongelooflijk soepel werkende organisatie”, met een goed uitgevoerd samenspel tussen de wetenschappers en de diensten. “Niet alleen waren de wetenschappers van een ongekend hoog niveau, maar de diensten (mechanisch, elektronisch, vacuümtechnisch, glastechnisch etc.) bezaten toppers van vakmensen. Daar werd met vrijwel geen woord over gerept in de diverse artikelen over 100 jaar Philips Research. De directie noemde de diensten toen ‘de mannen met de gouden handjes’.
Dat alles deed mijn hart pijn, vooral nu de laatste jaren de inkrimping van de research alleen maar toeneemt. Daarom besloot ik een poging te doen om iets van dat erfgoed te gaan verzamelen.”
Het resultaat is boven verwachting. Begonnen in september 2014, staat een half jaar later de site al boordevol met foto’s, video’s, anekdotes en andere verzamelde feiten. Tot nu toe telt het platform al ruim 36.000 views, voor Hagenbeuk een duidelijk signaal dat het in een behoefte voorziet. Veel van de bijdragen komen van tientallen oud-collega’s van Hagenbeuk, die net als hij wilden voorkomen dat hun erfgoed verloren zou gaan. Het resultaat is een heerlijke mengelmoes van inhoudelijke en sociale wapenfeiten, rijkelijk voorzien van beeldmateriaal en de namen van de betrokken hoofdrolspelers.
Het plezier straalt ervan af bij de oud-Nat.Lab.’er en getuige de frequentie van de nieuwe bijdragen gaan er in zijn leven weinig dagen voorbij zonder aandacht voor Philips en zijn site. Maar er is, geeft Hagenbeuk toe, ook een negatieve reden voor zijn verzameldrang. “Je merkt gewoon dat het bewustzijn van de huidige researchorganisatie voor haar geschiedenis nul komma nul is. Een paar jaar geleden is er een groot deel van het Nat.Lab. archief de vuilnisbak in gegaan en het resterende deel naar Philips Company Archives gegaan. Een paar oude getrouwen, die nu nog werkzaam zijn, hebben nog wel iets kunnen redden, maar de manier waarop het huidige management met het cultureel erfgoed omgaat, is echt bedroevend. Het zal waarschijnlijk te veel geld en mankracht kosten in hun ogen, alhoewel dit volgens mij niet meer dan een halve fte zou hoeven te bedragen. Maar ja, wie ben ik?” Om direct zijn eigen vraag van een antwoord te voorzien: “Mijn achterliggende gedachte is, dat je je herkomst moet koesteren. Ook de huidige organisatie zou moeten beseffen dat er zonder verleden ook geen toekomst is.”
Het project lijkt nauwelijks te behappen voor één persoon. En bij de aanlevering van materiaal krijgt Hagenbeuk gelukkig ook volop hulp. Maar het beheer van de website zelf, dat komt toch echt op hem alleen aan. “Mijn ex-collega’s zorgen er tot nu toe voor, dat ik regelmatig aanvoer krijg wat betreft foto’s, video’s en verhalen. Daar kan ik behoorlijk mee vooruit. Vooral de complete verzameling van het Nat.Lab. Journaal van 1990 tot 2000 is een geweldige informatiebron. Maar ik heb niet de ambitie om een compleet beeld bij elkaar te verzamelen, dat is ondoenlijk. Waar ik me nu op richt is het samenstellen van een goed beeld over wat er allemaal onderzocht is en hoe men door de jaren heen met elkaar omging van hoog tot laag, zoals dat onder meer te zien is in de diverse video’s over sinterklaas en afscheiden.”
Het aanbod is niet zo overweldigend dat hij het niet meer aan zou kunnen, zegt Hagenbeuk, “maar tot nu toe wel behoorlijk goed. Bijna alles is te gebruiken. Heel af en toe weiger ik wel eens wat, maar dat zijn uitzonderingen. Toch zouden er wel wat meer verhalen van onderzoekers ingestuurd mogen worden, geen technisch gedetailleerde verhalen, maar bijvoorbeeld hoe een onderzoek is verlopen en waarom het wel of niet een succes is geworden.”
Hoeveel hulp er ook is, van de kant van Philips zelf bleef het tot op heden stil. Hagenbeuk: “Van Philips Company Archives krijg ik geen medewerking. Ik ben een particulier en kreeg zelfs de waarschuwing dat ik op moest passen met het publiceren op een website, omdat het researchgevoelige informatie zou kunnen hebben en van alle gemaakte foto’s en video’s op het Nat.Lab. berust het auteursrecht bij Philips.”
Hoe mooi zou het zijn als Hagenbeuks collectie op enig moment zou kunnen leiden tot een conclusie over de oorzaken van het succes van het Nat.Lab. Waarom kwamen al die knappe koppen naar Philips? Wat was de echte aantrekkingskracht? “Het begint een beetje te komen. Er moet nog veel meer informatie over de belangrijke personen verzameld worden, zoals personen die sturing aan het Lab. hebben gegeven, personen die bijvoorbeeld meer dan 50 Amerikaanse octrooien hebben verworven, personen die sociaal van groot belang zijn geweest voor de sfeer op dat Lab. Pas dan weten we hoe het werkelijk allemaal werkte. Wel is nu al duidelijk dat juist doordat het Nat.Lab. een van de beste laboratoria ter wereld was, al die knappe koppen graag naar Eindhoven kwamen.”
Mogelijk dat beter begrip over de aantrekkingskracht van het Nat.Lab door de jaren heen ons uiteindelijk ook iets kan leren over de toekomst. “Die lessen zullen er zeker zijn”, beaamt Hagenbeuk. “Maar hoe? De wereld om ons heen is de laatste 30 jaar zeer sterk veranderd en daar moest Philips ook op anticiperen en dus ook de research: meer marktgericht, snellere ontwikkeling enzovoort. Maar er was af en toe ook veel haat en nijd tussen research en de toenmalige productdivisies – het not invented here syndroom zou zomaar bij ons uitgevonden kunnen zijn – en het moeilijk loslaten van je ‘kindje’ van uit de research. Daar kunnen ook de huidige generaties wat van leren.”
Maar tegelijkertijd is het huidige klimaat rond de Campus niet te vergelijken met de situatie van pakweg vijftig jaar geleden, weet Hagenbeuk. “De druk op research is veel groter dan toen en saamhorigheid is minder. De internationalisering is fors doorgezet. En meest belangrijk: geld speelt meer dan ooit de hoofdrol.”