T-shirts, boeken, plastic bekers: voor dit soort producten moeten we normaal gesproken een aanslag doen op de natuur. Binnenkort gaat dat veranderen, belooft Jalila Essaidi. Dankzij koeienpoep.
Er zijn mensen die alles weten van een bepaald onderwerp: de absolute specialisten. Maar je hebt er ook die liever elke keer weer nieuwe thema’s zoeken en daar tussen de crossovers laten ontstaan. Jalila Essaidi, een Eindhovense van 35 jaar, hoort bij die laatste categorie. Door haar nieuwsgierigheid te koppelen aan haar liefde voor de natuur en de wens om te blijven verbinden, ontstaan haar projecten.
Wereldwijde bekendheid kreeg ze door haar kogelwerende huid op basis van spinnenzijde. Het was het begin van haar bedrijf Inspidere BV. Essaidi is designer en ondernemer, maar bovenal een pionier die op zoek is naar oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Haar nieuwste project is daar, meer nog dan al haar voorgaande, een uiting van. Essaidi en haar BioArtLab werken aan niets minder dan de beeindiging van het mestprobleem. Dat doen ze niet door boeren te dwingen minder mest te produceren, maar door een mooie bestemming te vinden voor de mest zelf. Zodat afval een grondstof wordt en van daaruit weer in nieuwe producten kan terugkeren.
“Al die partijen willen eigenlijk hetzelfde; ze gebruiken daar alleen verschillende bewoordingen voor.”
Maar wat kun je nu maken van koeienpoep? Om daar achter te komen, sleepte Essaidi een half jaar geleden een eerste emmer mest mee haar lab in. Er zouden er nog veel volgen, de maanden daarna ging haar team ermee aan de slag. Tegelijk voerde ze gesprekken met de provincie, boerenorganisatie ZLTO en de waterschappen, die allemaal op een eigen manier tegen het mestprobleem aankijken. Maar toch: “Al die partijen willen eigenlijk hetzelfde; ze gebruiken daar alleen verschillende bewoordingen voor.”
Aan Essaidi om als ‘vertaalster’ op te treden, in de vorm van mooie nieuwe producten. Inmiddels zijn de octrooien vastgelegd, is er een naam gevonden (Mestic ®) en kan de boodschap naar buiten. Bij de Moerdijk komt een scaleup van Essaidi’s onderneming die de eerste productielijnen gaat aanleggen voor bioplastic, biotextiel en biopapier, allemaal op basis van mest. En hoe bijzonder dat ook al lijkt, daar zal het niet bij blijven. “De mogelijkheden zijn oneindig. Zo willen we in 2021 een brug gebouwd hebben over de A2 bij Eindhoven Airport. Grootste verschil met al die andere producten is wel dat de brug niet biologisch afbreekbaar mag zijn. Dat moeten we nog wel even fiksen.”
Het mestprobleem is acuut. Zowel bij ons als in onze buurlanden is het “fosfaatplafond” overschreden, wat de regering ertoe gebracht heeft met striktere regels richting boeren te komen, iets dat alleen al vanwege internationale afspraken nodig is. Maar minder mest betekent normaal gesproken minder koeien en daarmee een zwakkere economische positie, zowel van de afzonderlijke boeren als van het land. Er is dus een slimmere aanpak nodig.
“Mest is goud waard”
Het is niet voor het eerst dat naar oplossingen voor het mestprobleem wordt gezocht. “Maar wel voor het eerst dat er naar mest wordt gekeken als een waardevol product. In Duitsland bijvoorbeeld zijn ze al heel ver met het vergisten van mest tot kunstmest, anderen weten mest om te zetten in energie. Heel mooi natuurlijk, maar niet echt efficient. En het zijn op zijn best deeloplossingen. Echt resultaat bereik je pas als je de mest helemaal ontleedt en de cellulose die daaruit ontstaat inzet voor nieuwe producten uit biomateriaal. Dan merk je: mest is goud waard.” Essaidi voedt met haar oplossing de circulaire economie: de agrarische sector is in staat aan alle internationale afspraken te voldoen, zonder hun investering (de koeien) kwijt te raken en en passant zorgt ze ook nog eens voor duurzame grondstof voor de maakindustrie.
In feite pakt Essaidi daarmee twee kanten van het probleem aan. Niet alleen wordt mest omgezet in nieuwe producten, maar tegelijk voorkom je daarmee dat voor die producten nog andere natuurlijke hulpbronnen – bomen, mais, katoen, olie – nodig zijn. Dat lukt alleen als de hele keten meedoet, zegt Essaidi. Vandaar ook de voortdurende gesprekken met de stakeholders.
Maar hoe slaagt Essaidi erin om door te dringen tot partijen die al jarenlang in een politieke houdgreep aan elkaar vast zitten? “Wat helpt is mijn onbevangenheid. Ik ben een buitenstaander en een aanpakker, ik stel gewoon de vragen die in me opkomen, zonder een politieke positie in te nemen. Tegelijk verdiep ik me in alle onderdelen van het probleem, dat merken ze natuurlijk ook. En van mij krijgen ze ook niet te horen dat een oplossing alleen maar kan werken met minder koeien. Dat draagt er allemaal aan bij dat ze mij accepteren als degene die het probleem voor al die stakeholders kan oplossen.”
“Amerikanen vinden het raar als ik ze vraag om iets voor me te doen, hier in Eindhoven is dat de basis van elk succes.”
Typisch Eindhovens, noemt Essaidi het: niet te moeilijk doen, gewoon aanpakken, liefst met een groepje gelijkgestemden. “En gebruik maken van elkaars kracht. Niet te bang zijn om hulp van anderen te vragen. Amerikanen bijvoorbeeld vinden het vaak raar als ik ze vraag om iets voor me te doen, hier in Eindhoven is dat de basis van elk succes.”
Essaidi is er vast van overtuigd dat we met onze almaar groeiende wereldbevolking niet alleen zorgvuldiger moeten omgaan met onze materialen, maar ook dichter bij huis moeten produceren. Daar zou Mestic een bijdrage aan kunnen leveren door een slimme balans tussen activiteiten bij de boer en grotere fabrieken op pakweg vijf plekken in Nederland. “Het begint inderdaad bij de boeren zelf. Hoe beter ze hun eigen processen op orde hebben – het dierenvoer, de machines, de omlooptijd van de mest – des te efficienter het geheel kan verlopen. Daarbij is het ook van belang dat op de boerderij zelf de scheiding tussen natte en droge mest al plaatsvindt.” Natte en droge mest? “Ja, wat denk je dan, dat die koeien hun poep en urine netjes op aparte plekken achterlaten? Dat zullen wij moeten doen.”
In het BioArtLab zijn de eerste resultaten van het procedé al te zien. Bruine, korrelige snippers liggen er als basis voor het verdere proces. Ze ruiken eerder naar gras dan naar koeienpoep. Daarnaast stukjes geperst biopapier dat veel weg heeft van perkament. “Maar met een extra persing maken we daar elke gewenste papiersoort van.” En een glimmend wit materiaal dat niet te onderscheiden is van ons gebruikelijke plastic. Essaidi legt uit dat, om zo ver te komen, drie stappen moesten worden doorlopen:
- Bij de boer wordt de mest zodanig behandeld dat daaruit de juiste bestanddelen uit zowel de natte als de droge mest kunnen worden gehaald.
- De fermenteerbare componenten worden uit de mest gehaald om daarmee de chemicaliën te produceren die nodig zijn voor het proces van ‘verpulping’ en acetylering.
- Verpulping en acetylering van de vaste bestanddelen van de mest naar een hoogwaardige cellulose pulp en bioplastic.
Uiteindelijk moet het product ook in 3D printers kunnen werken
Wat gaat Mestic ons nog allemaal brengen? “Dat ligt niet alleen aan mij. Natuurlijk willen we met de scaleup in Moerdijk flink wat gaan produceren, maar we zullen Mestic ook gaan licenseren, zodat anderen ermee aan de slag kunnen.” Uiteindelijk moet het product ook in 3D printers kunnen werken, maar daarvoor is meer onderzoek nodig. “We moeten nog wat doen aan de smelttemperaturen voordat het zover is.” De opschaling gebeurt trouwens niet alleen in aantal fabrieken, maar ook aan de bron zelf. “Na de koeien volgen de varkens. En daarna? Wie weet.”
Hoewel Essaidi aanbiedingen op zak heeft uit Rotterdam, Duitsland en de Verenigde Staten, wil ze Eindhoven voorlopig nog niet kwijt. Sterker nog, binnenkort verkast ze van het fabrieksterrein op Strijp-T naar een gebied van 700 m2 naast de internationale school, midden in de natuur, en precies tussen Strijp en het toekomstige Brainport Industries in. “Dat geeft ons een ideale uitvalsbasis. Met de vrijheid van bewegen die nodig is en gelukkig nog steeds in een volledig Eindhovense context.”
Foto’s Cleo Goossens en Marco Roelofs