Een goede zwemprestatie is niet alleen heel hard zwemmen. Kracht, techniek, lenigheid, uithoudingsvermogen en mentale vaardigheden zijn ervoor nodig. Factoren die per zwemmer te testen zijn, maar hoe iemand zich door het water “coördineert” is nog een blinde vlek. En dat terwijl deze zogenoemde “motorische coördinatie” zo’n goede indicator is voor talent, vertelt Jeroen Houtepen, student bewegingstechnologie aan de Haagse Hogeschool. Hij en Lisa de Koning studeerden af met een parcours – de Swim Skills Track (SST) – dat inzicht geeft in het coördinatieve vermogen van kinderen tussen 9 en 12 jaar.
Houtepen en De Koning ontwierpen de SST in opdracht van het InnoSportLab De Tongelreep. De SST is onderdeel van het project ‘talentontwikkeling’. Promovendus, bewegingswetenschapper en Embedded Scientist bij het InnoSportLab De Tongelreep, Aylin Post en professor Peter Beek van de Vrij Universiteit Amsterdam begeleidden de twee.
Motoriek
Er zijn vijf basismotorische vaardigheden: snelheid, coördinatie, kracht, lenigheid en uithoudingsvermogen. Kinderen leren deze vaardigheden door (buiten) te spelen. Dan springen, rennen, gooien ze. Belangrijk, want hoe meer oefening des te beter het is. Op jonge leeftijd zien wat een kind goed kan, helpt in zijn verdere sportcarrière, legt De Koning uit.
Al in 1995 ontwikkelde René Wormhoudt samen met professor Geert Savelsbergh van de VU Amsterdam bij Ajax het Athletic Skills Model (ASM). Dit talentontwikkelingsmodel was aanvankelijk bedoeld voor de sport maar is tegenwoordig toepasbaar voor het talent van iedere beweger. Het ASM is ook te gebruiken om kinderen te stimuleren om meer te gaan bewegen.
Vanuit het ASM ontwikkelde Joris Hoeboer de Athletic Skills Track (AST), een motoriektest voor lichamelijke opvoeding. Wat de basis vormde voor het parcours in het water, vertelt De Koning. “Met de AST test je ook de motoriek van een kind, alleen gebeurt dat op het land. Het lijkt een beetje op apenkooi.”
Zeven verschillende oefeningen bedachten ze, die de jonge zwemmers zo efficiënt mogelijk moeten uitvoeren. “Efficiëntie is een goede graadmeter voor hoe goed een kind in het water beweegt”, legt Houtepen uit. “We hanteren dezelfde stijl als bij een IQ-test. Daarbij heb je ook meerdere opdrachten. Het geheel zegt iets over de algehele zwemmotoriek.”
Tijgeren
De start is meteen de eerste test: een kind mag pas starten als hij de zoemer hoort. Dan duikt hij van het startblok, zwemt vervolgens met een dolphin kick onder water door een cirkel, tijgert over een mat (daarbij mag hij alleen de armen gebruiken). Op een oppervlakte van twee bij twee meter zwemt hij naar verschillende punten, dit als test van de reactiesnelheid en het oriëntatievermogen. Dan keert hij, slalomt over zes meter en zwemt zo’n vier meter achteruit, klimt weer op een mat, duikt het water in en tikt de kant aan.
Niet saai
“Het belangrijkste voor ons was dat kinderen het vooral leuk moeten vinden”, zegt De Koning. “Om iets te kunnen zeggen over de motoriek moet een kind het parcours meerdere keren afleggen. Dan mag het gewoon niet saai worden.”
Dat de kinderen het leuk vinden, bleek bij de eerste test begin oktober. Houtepen: “De kinderen mochten eerst een oefenrondje doen, vervolgens drie keer zo snel mogelijk. Daarna wilden ze allemaal nog een keertje, gewoon omdat ze het leuk vonden.”
Als zwemtrainer bij PSV ziet Pim van Hedel dat er door de groei en puberteit nog zoveel kan veranderen. Hij traint vooral de junioren, 12 tot en met 15 jaar. “Niet alleen fysiek veranderen ze maar ook hun motivatie en mentaliteit kan veranderen. Het is goed om talent al op jonge leeftijd te ontdekken. Dan kun je dat kind de juiste aandacht geven waar hij op latere leeftijd wellicht profijt van heeft.”
Nu gebeurt de selectie van talenten vooral op tijd. Ook zie je wel of iemand een goede techniek heeft. Maar het blijft wel een gok. Iemand die op jonge leeftijd snel is, hoeft dat op latere leeftijd niet per se te zijn. Met meer van dit soort testen kijk je naar andere factoren die niet zijn te klokken of te observeren. Dat geeft meer diepgang.”
De SST staat nog in de kinderschoenen, vertelt promovendus en bewegingswetenschapper Aylin Post, die het project begeleidde. “De volgende stap is te kijken of de SST ook verband houdt met testen die als de gouden standaard op het land worden beschouwd. Zoals de KTK-NL test (Körperkoordinationstest für Kinder, red.) De basis staat, nu moeten we kijken of de SST daadwerkelijk de zeven coördinatieve vermogens meet die we graag willen meten. Dat gaan we verder onderzoeken.”