Eindhoven wil een smart society worden. Maar hoe gaat dat? Wat gebeurt er al? En van welke voorbeelden kunnen we iets leren? De DATAstudio onderzoekt de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk zo’n smart society te worden. Met elke week een nieuwe bijdrage op E52. Deze week een interview Gaby rasters over het Urban Data Center. Lees hier alle afleveringen in deze serie.
Vanuit zijn controlekamer in brasserie de Oude Rechtbank overziet Tinus Kanters zijn domein. Als hij door het raam naar buiten kijkt, ziet hij het Stratumseind, de kroegenstraat van Eindhoven. Binnen ziet hij een muur vol beeldschermen en computers. Daarmee wordt data verzameld. Heel veel data.
Kanters is projectleider van het Living Lab op Stratumseind. “Het lab is onderdeel van het project Stratumseind 2.0, dat een aantal jaar geleden is gestart”, zegt hij. “We merkten destijds dat er veel verval was.” Steeds minder mensen wisten de kroegenstraat te vinden. Een gevolg van veel verhalen over agressiviteit op straat.
De gemeente besloot in te grijpen. Ze zocht contact met pandeigenaren, politie, omwonenden, kroegexploitanten en brouwerijen. Een vraag stond centraal: hoe kunnen we de zaak hier draaiende houden?
Het antwoord was een levend lab voor crowd control, het sturen van grote groepen mensen. De straat hangt vol met hightech-materiaal voor het verzamelen van data. Er hangen vijf telcamera’s, evenzoveel geluidsmeters en er staan 22 ledlantaarnpalen die met hun licht de stemming van het publiek kunnen beïnvloeden. Er hangt zelfs een klein weerstationnetje.
Al die apparaten verzamelen data. Ze meten bezoekersaantallen, waar bezoekers vandaan komen, het effect van licht en verschillende soorten geluid. “Die geluidscamera’s – van de Eindhovense startup Sorama – zijn ondertussen zo geavanceerd dat ze het verschil kennen tussen een geweerschot, vuurwerk en brekend glas”, zegt Kanters. “Hoe meer data wij hebben, des te preciezer we de software kunnen maken.” Die software is nu zo nauwkeurig, dat Kanters en de politie klaar zijn om toepassingen live te testen.
Nu al kan de politie op eigen initiatief alle lichten in de straat op het standje extra fel zetten. Zo kunnen ze makkelijk mogelijke relschoppers identificeren bij tramalant. Dit najaar kregen twee agenten een applicatie op hun telefoon. Als de slimme geluidsmeters in de straat een nakende vechtpartij voorspellen, krijgen de agenten automatisch een melding. “Ze gaan voor me sprinten”, lacht Kanters.
Want hoe slim de telcamera’s ook zijn, perfect zijn ze nog allerminst. “Het systeem herkent bepaalde karakteristieken van hard en hoog geluid die horen bij agressie”, aldus Kanters. “Maar datzelfde geluid hoort ook bij een zeer enthousiast vrijgezellenfeest.” Een nieuwe test moet zorgen dat de geluidscamera’s ook dat onderscheid in de smiezen krijgen.
Het project gaat nu dus echt zijn eindfase in. De tijd van data verzamelen en algoritmen schrijven loopt langzaam over in de periode van daadwerkelijk gebruik. Toch is Kanters niet tevreden. Nog lang niet. “De meeste kroegbazen weten ondertussen wel dat we hier zitten”, bromt de projectleider. “Maar zij vinden het vooral leuk dat ze aan de lampjes op straat kunnen draaien.” Ze onderschatten volgens hem het potentieel van data: “Ik heb demografische informatie, ik kan relaties leggen tussen temperatuur en bezoekersaantallen. Allemaal concrete en waardevolle informatie. Daar maakt niemand gebruik van.”
Ook de bezoekers zijn volgens Kanters onwetend. “Ik denk dat bijna niemand enig benul heeft. Ze weten niet wat we hier doen.” Dat frustreert hem. “Hoe laat ik al die mensen het belang en de mogelijkheden van data zien?”
Eindhoven moet volgens Kanters nog veranderen van een Smart City naar een Smart Society, een gemeenschap die door haar inwoners zelf actief vormgegeven wordt, met behulp van big data. “De techniek moet niet centraal staan”, zegt hij. “Vragen van burgers en hun eigen oplossingsvermogen daarin, daar moet het om gaan. Techniek en data zijn slechts ondersteunend.”
Daar ligt volgens de projectleider zijn grootste uitdaging voor de komende jaren. Een andere uitdaging ligt op het gebied van privacy. Hoe kan het Living Lab doorgaan met het verzamelen van data en tegelijkertijd de privacy van kroegbezoekers borgen? Het is volgens Kanters niet alleen een uitdaging, het is ook een potentiële valkuil.
“Ik denk dat de komende jaren een enorme discussie plaats gaat vinden over privacy en veiligheid”, aldus Kanters. “Nu zeggen veel mensen: ‘Ik heb niks te verbergen, dus de overheid mag alles van mij weten. Zeker als daarmee bomaanslagen worden voorkomen.” Geen gekke gedachte, maar misschien kortzichtig, meent hij. Mensen moeten actiever nadenken over welke gegevens ze delen en waarom. Het Living Lab kan ook daarvoor een testomgeving zijn.
Maar dan moeten bezoekers wel weten wat hier gebeurt. Dat kan volgens Kanters niet vaak genoeg gedeeld worden. “We zijn goed bezig in Eindhoven. Dat moeten we meer van de daken schreeuwen.”