Author profile picture

Eindhoven wil een smart society worden. Maar hoe gaat dat? Wat gebeurt er al? En van welke voorbeelden kunnen we iets leren? De DATAstudio onderzoekt de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk zo’n smart society te worden. Met elke week een nieuwe bijdrage op E52. Deze week: urban planning met Dietmar Ofenhuber. Lees hier alle afleveringen in deze serie.

“Een Stad zo Slim als haar Bewoners” is titel van een reeks lezingen-met discussies georganiseerd door DATAstudio Eindhoven over best practices voor een smart society. Op woensdag 24 mei spreekt in deze reeks digital urban planner Dietmar Ofenhuber, onderzoeker aan het MIT SENSEable City Lab, assistent professor aan Northeastern University en mede-auteur van Decoding the City.

Klaas Kuitenbrouwer sprak met hem in aanloop naar zijn lezing.

Smart societies vragen om improviserend besturen
Een paar jaar geleden zag je in steden veel privatisering rondom bijvoorbeeld stadsverlichting of afvalverwerking. Data viel hierbij in handen van bedrijven als onderdeel van de contracten voor nieuwe diensten en technologieën. Steden hadden nog niet goed door wat ze eigenlijk weggaven. Ook was er vaak sprake van teveel specificatie van de nieuwe technologie, waardoor die niet flexibel was in te zetten bij nieuwe ontwikkelingen.

Inmiddels begrijpen steden dit veel beter. Centraal staat de waarde van data. De kunst van de ontwikkeling van een smart society is dan ook het improviserend besturen – een continu vraag-en-antwoord spel tussen overheid, bedrijven, burgers, rondom de vraag hoe je het meeste kan maken van de huidige situatie. Het gaat niet meer om ontwikkelen from scratch, het gaat veel meer om het slim werken met wat er al is. Data is in deze ontwikkeling de voornaamste handelswaar.

De technologie die nodig is om burgers toegang te geven tot smart city-achtige toepassingen en -platforms is inmiddels wijd verspreid geraakt en behoorlijk toegankelijk geworden. Het is geen rocket science meer. Dat betekent ook dat er niet per se grote bedrijven als IBM meer nodig zijn om de smart city of society tot ontwikkeling te brengen. Ook de Silicon Valley platforms hebben niet de sleutel.

“Ook de Silicon Valley platforms hebben niet de sleutel.”Dietmar Ofenhuber,

Steden beginnen hun rol in complexe netwerken te snappen
Een smart society gaat om een spel tussen vele netwerken met verschillende agenda’s, verantwoordelijkheden en kennis. Stedelijke overheden hebben van alle betrokkenen de beste mogelijkheden om deze netwerken te vormen en om minder wenselijke situaties weer om te buigen.

Neem het voorbeeld van Uber, waar veel steden mee worstelen. Uber draait op waardevolle data. Die data is de enige echte asset van Uber – hetzelfde geldt voor andere Silicon Valley platform diensten.

Steeds meer steden willen dat data afkomstig uit de publieke ruimte – over weggebruik bijvoorbeeld – als open data gepubliceerd moet worden. Maar Uber wil die data natuurlijk niet weggeven.

Steden kunnen verschilende soorten invloed uitoefenen om de openheid van data af te dwingen: ze kunnen verordeningen invoeren. De moeilijkheid hierin is dat ze die dan ook moeten handhaven. Openheid  zou ingericht kunnen worden via de inzet van smart contracts, een geavanceerde technische oplossing  Maar steden hebben ook veel soft power – ze hebben veel invloed op hun burgers, en kunnen langs die weg ook allerlei andere incentives creëren voor private dataverzamelaars om samen te werken met de gemeentes en andere partijen.

Steden beseffen steeds beter wat ze eigenlijk in handen hebben en hoe dat ook interessant kan zijn voor externe partijen. Straatverlichting werd bijvoorbeeld lang alleen gezien als een kostenpost voor gemeenten. Maar lantaarnpalen en bijvoorbeeld parkeermeters bieden ook een heel handige infrastructuur voor dataverzameling en kunnen zo ondersteuning bieden aan veel andere diensten.

Maar er blijft ook centrale planning nodig
Veelgehoorde kritiek op de smart city is dat die louter op efficiëntie focust.

Die kritiek is op zich niet onterecht – je kunt een stad niet als een machine opvatten, maar vergis je niet: efficiëntie vertegenwoordigt ook echte waarde. Steden hebben betekenisvolle optimalisatievragen en daarin kunnen grote bedrijven een rol van belang spelen. Neem afvalverwerking. In de jaren ‘80 had je in San Francisco één groot afvalverwerkend bedrijf, en in New York een eindeloze hoeveelheid lokale familiebedrijfjes. Raad maar welke stad schoner was en waar de afval goedkoper werd verwerkt.

Stedelijk bestuur en het zorgen voor het publieke goed wordt steeds meer een zaak van omgang met complexe netwerken, maar er is dus ook nog steeds centrale planning nodig. Al is het vaak niet meteen duidelijk op welk niveau dat het handigst kan worden georganiseerd. Als het gaat om data heb je het dan over het reguleren van toegang tot de data, over het beschermen van burgers tegen misbruik van data én over het handhaven van technische standaarden.

Burgers als expert amateurs
Burgers kunnen een nieuwe rol pakken in de ontwikkelende smart society – die van expert amateurs, min of meer complementair aan de klassieke rollen van NGO’s. Het gaat vaak om burgers die door specifieke omstandigheden worden beïnvloed. Dat kunnen persoonlijke beperkingen zijn, maar ook zaken als opgebroken wegen, of verdwijnende winkels in de buurt. Burgers zijn experts op het gebied van hun eigen omstandigheden.

De dynamiek die je hier ziet, werkt ongeveer als volgt: er gebeurt iets dat een groep burgers beïnvloedt. Ze komen bijeen, identificeren het probleem, ze proberen erachter te komen wat voor gegevens (data) er met betrekking tot dat probleem bestaan en  proberen dan een prototype voor een oplossing in elkaar te zetten.

Bewoners van Fukushima hebben zo na de kernramp hun eigen goedkope Geigertellers gebouwd die nu de meest betrouwbare data over radioactiviteit in de stad leveren. (Buurtpreventie via Whatsapp is ook een goed voorbeeld – red.)

Het is zeker niet zo dat alle burgers op zo’n manier bij het besturen van de stad betrokken raken. Er bestaan geen generieke manieren of technologieën voor het deelnemen aan het besturen van de stad. Belangrijk voor steden is om een veelvoud aan manieren en technologieën van toegang te erkennen en aan te bieden, in verschillende talen en vocabulaires.

Nieuwe burgerintitiatieven dekken niet de hele bevolking, maar laten wel goed zien welke burgers actief willen zijn en wie anderen mee kunnen krijgen.

De dynamiek begint bij de urgenties die burgers zelf ervaren. En dan zijn er tegenwoordig veel toegankelijke tools of delen van tools die kunnen worden gecombineerd, ook als je niet een programmeur bent.

Van sociale media is lang gedacht dat het de toegang tot het democratisch bestuur enorm zou verbreden. Dat is niet gebeurd, maar sociale media hebben wel nieuwe groepen, waaronder ook jongeren mogelijkheden voor burgerparticipatie gegeven. Dat is ook grote winst voor de democratie.

 

Geïnteresseerd in dit ondewerp? Kom op 24 mei naar de lezing van Dietmar Dietmar Ofenhuber in de Bibliotheek Eindhoven. Inschrijven kan hier.