Begin december 2006. Ik stap uit de bus en beland gelijk in de drab. Tot aan mijn enkels. Via stalen bouwplaten probeer ik wat onhandig mijn eindbestemming te vinden, het Klokgebouw op het voormalige Philipsterrein Strijp-S. De missie: drinken, brullen, genieten. Met maten. Tijdens het eerste Speedfest. In een gebied dat op dat moment desolaat en kil voelt.
Die eerste editie is klein, fijn, georganiseerd chaotisch. Dikke condens druppels op de ramen. Frikandellenlucht verplaatst zich wervelend door de fabriekshal, meegevoerd door de overtollige decibellen. Een onvergetelijke ervaring.
Acht edities later zit ik met een van diezelfde maten bij het Ketelhuis. In onze handen een latte macchiato en een espresso. We kijken jaloers naar de lofts. We zien de leuke tentjes, de bedrijvigheid, het groen, praten over het Natlab om de hoek. Strijp is eindelijk een plekje met allure. Het vergelijk met Berlijn valt. Het is authentiek, het is industrieel en groezelig, het is creatief, het is een plekje om trots op te zijn. Van drab is geen sprake meer. Goed, op de bodem van mijn miniatuurkopje ligt een goed gemalen, dun laagje koffiedrab. Maar Strijp blinkt. Door dat grijze beton heen.
Noem het heroïsche geschiedvervalsing of een nostalgische hyperbool, maar in mijn hoofd heeft Speedfest Strijp-S mede gevormd. Daarvoor was ik slechts één keer in het gebied geweest. Wat ook logisch is. Het terrein had niet voor niets de naam de Verboden Stad. Het was decennia lang alleen toegankelijk voor werknemers van Philips. Maar toen het bedrijf de gebouwen leeg achterliet, ontstonden begin deze eeuw wilde plannen om het herontwikkelen. Dat was ook de reden waarom ik Strijp voor het eerst bezocht in 2005: de presentatie van die plannen.
Een jaar later pionieren de mannen van Peter Pan Speedrock met een festival in het Klokgebouw. Hoe hoger het editienummers op de festivalposter van Speedfest, des te meer gebeurde op Strijp. Het festival groeide, in acts, in bezoekersaantallen, in podia. Het werd professioneler. De bands internationaler. Buiten gebeurde hetzelfde. Meer bedrijven, meer tentjes, meer groen en uiteindelijk bewoners. Dus is het eenvoudig om te concluderen dat er onderling een duidelijke parallel is.
Maar is het een door mij gecreëerd beeld of is het waarheid?
Om maar bij het begin te beginnen: het Klokgebouw was in december 2006 inderdaad wat lastig te bereiken. Leo Hoeksema, medeorganisator van de eerste twee edities van Speedfest, bevestigt dat de straat open lag. “Het was regenachtig, dus modderig. Condens en het klimaat binnen was toen een probleem, en de toilet units lekte dus daardoor flinke stank binnen, dat is nu allemaal verleden tijd. Strijp-S is gelukkig geworden wat men toen voor ogen had.”
Maar wat is dat dan? Wat had men voor ogen? Het is ondoenlijk om die strategie en filosofie van Strijp-S in zijn geheel te belichten. Paul van den Hurk schreef in 2009 een master thesis waarin dat in 150 pagina’s haarfijn wordt uitgelegd. Maar als we het kort door de bocht moeten benoemen dan gaat het om wonen, werken, recreëren. Dat alles in de sfeer van ‘net even wat anders’. Het gebied moest geen kopie worden van de binnenstad, maar zijn eigen sfeer uitstralen. Geen Mediamarkt of H&M. “Geen maximale huurinkomsten, maar kwaliteit en visie”, tekent Van den Hurk op. Bij de ontwikkeling van Strijp lag de focus in eerste instantie op de creatievelingen, die onderling naar dwarsverbanden zochten. Stapje voor stapje zou het gebied magnetisch sterker worden en meer mensen trekken. Randvoorwaarden creëren die dat ook mogelijk maken. Bedrijfjes in het Klokgebouw. De hallen in datzelfde gebouw evenement- en concertproof maken. Dus werd het Klokgebouw vertimmerd. Want ook die evenementen waren van belang om Strijp op de kaart te zetten.
Sietske Aussems van woningstichting Trudo, een belangrijke partij in de ontwikkeling van Strijp kleurt dat in de paper van Van den Hurk verder in. “Qua evenementen heeft Trudo ook een bepaalde visie. Het moeten onderscheidende evenementen zijn die wat toevoegen aan de stad en diens imago. Ook Speedfest wordt gehouden in het Klokgebouw. Eindhoven wordt altijd Rock City genoemd en dit festival past prima binnen dat kader.”
Je zou dus voorzichtig kunnen concluderen dat Peter Pan inderdaad tot die pioniers behoort die Strijp op de kaart gezet hebben. Hoewel Hoeksema een kanttekening plaatst. Einhovens event planner Extrema hield al eerder drukbezochte dancefeesten voordat de punkers, crusten en skinheads het Klokgebouw ‘testten’ tijdens Speedfest. De term early adopters is dus gepaster.
Artiest en presentator van Speedfest Denvis herinnert zich die begin jaren naar eigen zeggen goed. Vooral het denken. De uitdaging die er lag. De creatievelingen van Rock City roken de mogelijkheden. Rock City insider en programmeur bij Dynamo Sander Waterschoot spreekt van een periode waarin het broeide. “De Eindhovense underground had de oplossing, zoals de Eindhovense underground altijd de juiste ideeën heeft. Ideeën starten op een bierviltje en hebben een groeimodel. Vaak gaat het te hard, soms gaat het gestaag en met een goed plan er onder. Zoals Dynamo startte met een deels vernieuwde grote groep punk-, hardcore-, metal-, hiphop-, emo-vrijwilligers, zo startte het Klokgebouw met de heren van Peter Pan Speedrock.”
Wat het enthousiasme wellicht ook aanwakkerde is het gegeven dat Rock City zijn oude Effenaar verloor. Nu kwam daar een prachtig, professioneel gebouw voor terug. Maar binnen de scene huilden de harten. De rockromantiek werd de nek omgedraaid met de sloop van de oude Effenaar. Of dat nu terecht is of niet, Rock City mistte zijn brute, oude aftandse rocktempel. “Dat heeft zeker meegespeeld ja”, weet Denvis. “Het Klokgebouw ademt die sfeer, een plek waar je gewoon een goed feestje kunt vieren.”
Maar heeft Speedfest dan echt een stempel gedrukt op die ontwikkeling? Dat is natuurlijk lastig te bewijzen. Waterschoot verwoordt het misschien wel het mooiste: “Rock City verhuisde met Speedfest en zorgde ook voor een schaalvergroting. Eindhoven leerde dat je groter kunt denken, Eindhoven leerde dat je groot maar toch klein kan zijn en blijven. Niet alleen de underground zag dat, ook de commerciële wereld ontdekte het beloofde land van Strijp-S. Dit bracht naast een flinke pot gitaarherrie ook meer mainstream richting het Klokgebouw en omstreken. Of Speedfest nu gezorgd heeft dat Strijp-S, geworden is wat het nu is? Mwa, deels zeker!”
Resteert alleen de vraag: zijn beide dan lekker opgegroeid samen, professioneler geworden. Ron van Hal, sinds jaar en dag perschef van de band en Speedfest, denkt van wel. De mathematische verschillen zijn er als bewijs. Of noem het kleine bewijzen. De eerste editie telde 8 acts, de jubileumversie 27. Inmiddels telt het festival drie podia, wat in de beginjaren ook niet was.
Professioneler in opzet, soit. Maar Denvis en Hoeksema twijfelen of er nu echt zoveel veranderd is. Door de jaren heen bleef Peter Pan Speedrock trouw aan beproefde formule. Denvis: “Ik vond die eerste twee edities ook al professioneel hoor. De acts zijn dan wellicht internationaler geworden, maar Speedfest blijft die underground bedienen. Zoals ook De Dutch Design Week en de skatehal een bepaalde ‘underground’ aanspreken. In het geval van Speedfest: Je zult Rammstein daar nooit op het podium zien staan.”
Naarmate het bezoekersaantal jaarlijks toenam, groeide ook de organisatie en professionaliseerde Speedfest zonder de unieke sfeer van dit festival geweld aan te doen, oordeelt Van Hal. “Wie denkt dat er alleen nog maar tickets werden gekocht door EO-jongeren en Omroep Maxkijkers -buiten de drie mannen van Peter Pan Speedrock om- heeft het mis. Want de uniciteit en ziel van het onconventionele festival bewaken de mannen van Peter Pan met hun leven. Die blijven fier overeind: de saamhorigheid onder bezoekers, louter bands die Peter Pan Speedrock zelf echt gaaf vindt en de ongedwongen sfeer om te zijn wie je bent.” Een beeld dat Waterschoot volledig onderschrijft.
Rauw, ongedwongen en lekker vies. Dat is Speedfest. Automonteursdirecteuren, vuilnismannen, big data miners, registeraccountants, heftruckchauffeurs, ze komen volgens Van Hal allemaal bij elkaar op dat festival. Het gedijt zo lekker omdat ze allen van dezelfde elementen houden. Heavy bands, drank en feesten met maten. Daar is eigenlijk iedereen het mee eens. Je brult mee op de muur geluid van een prachtige schat aan underground rock bands terwijl je met het simpelste gemak ook de polonaise loopt in de frikandellenhal op Arie Ribbens. “Of Comment ca va”, voegt Van Hal daar aan toe. Uniek dus. Op een uniek plekje.
Dat is allesbehalve een nostalgische hyperbool.