Wie door het Philips museum loopt wordt letterlijk overladen met de grote succesnummers uit het 125-jarig bestaan van het bedrijf. Het ene ontwerp nog opmerkelijker dan het ander en allemaal dominant in de huiskamers sinds begin vorige eeuw. Een zee van herkenning voor iedere Nederlander.
Maar temidden van al die gloriestukken is er ook een hoekje ingericht met de gemiste kansen. Verkeerd uitgewerkt, verkeerde omstandigheden of verkeerde timing, het ‘wat als’-gevoel komt sterk opzetten bij een reeks design-pogingen uit de twintigste eeuw. Ze zijn nauwelijks te onderscheiden van wat we later leerden kennen als e-readers, 3D-screens en interactieve broches. “Wij anticipeerden de ipad, de blackberry en nog veel meer, maar uiteindelijk verschenen die apparaten zonder de naam van Philips erop”, zegt Sean Carney, de Chief Design Officer van Philips. “Als er één ding is dat we nu anders moeten doen, is dat het wel.”
Carney is, “zoals alle designers”, optimistisch ingesteld. “Philips bepaalt de toekomst en wij designers moeten dat mogelijk maken. Dat doen we de laatste drie, vier jaar door veel meer dan vroeger samen op te trekken met onze technici en businessmensen. Niet meer geïsoleerd werken aan een product, maar constant nieuwe prototypes maken, deze testen in de markt, feedback vragen en vervolgens doorontwikkelen. Alleen zo krijg je waardevolle oplossingen.”
Carney staat in een lange traditie van chief designers bij Philips. Het begon allemaal rond 1925, toen Anton Philips de jonge Louis Kalff de kans bood zijn visie op het merk los te laten. Hij zou aanblijven tot 1960, waarna achtereenvolgens Rein Veensema, Kunt Yran, Robert Blaich en Stefano Mariana het stokje overnamen. Het Philips Museum toont momenteel een overzicht van hun 90-jarige traditie. “Die nalatenschap geeft ons een kracht die vrijwel geen enkel ander technologiebedrijf heeft, zeker niet die in Silicon Valley. Maar”, zo haast Carney er bij te zeggen, “het is nu de toekomst die telt. We design the future.”
Die toekomst staat voor Philips voor een belangrijk deel in het teken van een gezondere wereld. En met succes, zo laat Carney met trots weten. “In het museum staat de teller nog op 1,7 miljard, maar dat moet aangepast worden want inmiddels kan ik zeggen dat we 2 miljard levens hebben verbeterd. Twee miljard! En dat allemaal dankzij onze apparaten, onze techniek en onze design. We create a better world. Als we nieuwe medewerkers zoeken om ons daarbij te helpen geef ik ze ook altijd dit soort voorbeelden: wil je met jouw talent liever baby’s in India redden of gewoon iets hips maken?”
Een wereldwijd team van trendwatchers onder leiding van Claudia Lieshout helpt Carney bij de onderbouwing van zijn keuzes. Daarnaast is er nog zijn eigen team, 500 designers verspreid over 19 studio’s in 9 landen. “Een bonte verzameling van designdisciplines. Waar het vroeger vooral draaide om grafisch ontwerpen, zijn er nu ruim dertig verschillende design-competenties te onderscheiden. En dan nog zoeken we in alles samenwerking met anderen op. Cocreatie en blijven luisteren naar de gebruiker, dat is de sleutel tot succes.” En dat succes is er: elk jaar rond de honderd awards en erkenningen. “Afgelopen jaar zelfs 156 designprijzen, waaronder RedDot- en iF-Awards.”
Cocreatie is er ook met de grote ziekenhuizen, zowel in de buurt (met het Maxima Medisch Centrum loopt bijvoorbeeld een onderzoek bij neonatologie) als ver weg. Carney noemt het Westchester Medical Center in New York en MacKenzie Health in Ontario. “Allebei mooie voorbeelden van wat samenwerking kan opleveren in tijd, in mensen maar ook in geld. Het hele proces is er een van cocreatie, samen werken we aan die oplossing. In de tussentijd hebben we ze iets moois verkocht, maar eigenlijk merken ze dat niet eens.”