Het Philips Natlab was een broedplaats voor onverwachte ideeën en oplossingen. Innovatie werd er gestimuleerd doordat mensen van verschillende disciplines elkaar spontaan konden ontmoeten en bijpraten. Dat leidde menigmaal tot baanbrekende ontdekkingen. De Brainportregio profiteert nog steeds van de erfenis van Philips. Of begint er toch wat sleet te komen in deze manier van werken? Weten de belangrijke spelers nog wel hoe het moet? Hoe kunnen de mechanismen om technologische innovaties te stimuleren blijven functioneren?
- Het Philips Natlab diende als een inspirerende broedplaats voor innovatie, waar verschillende disciplines spontaan samenkwamen;
- Anno 2023 ligt er minder nadruk op interdisciplinaire samenwerking en meer focus op efficiency, patenten en bedrijfsbelangen;
- Er is een discussie over hoe de regio Brainport kan blijven profiteren van innovatie;
- Daarvoor zijn onverwachte ontmoetingen, fysieke colocaties onmisbaar, evenals incentives voor samenwerking boven efficiëntie en publicaties.
Algemeen directeur Edwin de Zeeuw van Mikrocentrum ging tijdens het Techcafé van 7 december over die vragen in gesprek met Guustaaf Savenije (algemeen directeur van VDL ETG), Ton Flaman (consultant bij Innovation Ecosystems), Hans Krikhaar (Lector bij Fontys Hogescholen en voorman van DSPE) en Janne Brok (Managing Director bij Eindhoven Engine).
Hoe cruciaal die erfenis van Philips ook is, de situatie van nu is op veel punten wezenlijk anders dan destijds in het NatLab. “Natuurlijk, ook nu zijn er koffieautomaten die dienst doen als de plek om ideeën met elkaar uit te wisselen”, zegt Ton Flaman. “Maar essentieel daarbij is de aanwezigheid van verschillende disciplines. Destijds vonden we dat vanzelfsprekend, maar dat is het natuurlijk niet. Daarnaast was er geld om mensen in relatieve vrijheid te laten werken. En minstens zo belangrijk: er was geen gezeur en gezeik over patenten. Nu is dat anders; er staan vertegenwoordigers van verschillende bedrijven bij het koffieapparaat.” Maar er is nog een verschil, zegt hij. “Voor elke technische vraag die zich aandiende, was er een specialist. Daar was geld voor. Zo’n specialist zat dan de ene dag in Drachten, de andere in Hasselt en vervolgens op het Natlab. Die wist voor elk probleem een oplossing.”
Onverwachte ontmoetingen faciliteren
Wat daar misschien nog wel het meeste op lijkt is het systeem dat de Eindhoven Engine heeft bedacht, zegt Janne Brok. “Bij ons draait het om de onverwachte ontmoetingen en de oplossingen die daaruit voortkomen. Fysieke co-locatie is daar essentieel voor. Precies zoals in het NatLab dus.” In feite was Natlab een doorstroommodel, zegt ze. Mensen werkten daar voor een beperkt aantal jaar waarna ze naar de business units uitwaaierden. “Dat fenomeen is natuurlijk nog steeds zichtbaar, zowel voor personen als voor bedrijven. Mensen vinden elkaar nog steeds vanuit die oude verbanden.” Ze noemt het ‘het ondoorzichtig weefsel’ van de regio. “Maar als je daar nu goed naar kijkt zie je wel dat het in gevaar is. Het efficiency-denken heeft de overhand gekregen.”
Flaman signaleert dat het niet altijd even gemakkelijk is om mensen bij elkaar te zetten. “Bij Philips zitten ze er niet altijd op te wachten om hun ontwikkelaars op een andere locatie in te zetten. Bij ASML evenmin; die hebben hun eigen problemen en die lossen ze het liefst zelf op. Dus je moet dat op een andere manier gaan organiseren. Het management moet er in geloven. Dat dit tot hele mooie resultaten kan leiden, hebben we gezien bij MTiC, het Eindhoven Medtech Innovation Centrum. Philips werkt daar samen met de TU/e, de ziekhuizen in Eindhoven en Kempenhaeghe. Misschien geen colocatie maar wel samenwerking op fietsafstand. Kijk, dan kan het toch werken.”
Elkaar durven bellen
Guustaaf Savenije ziet ook zaken de goede kant op ontwikkelen. “Vroeger waren we bij VDL een verzameling losse, zelfstandige bedrijven. Nu zie je steeds vaker dat medewerkers van verschillende niveaus en ondernemingen elkaar bellen als ze met een probleem zitten. Dan merken ze pas hoe leuk het is om samen te werken. Op die manier kan het groeien, precies zoals in het NatLab.”
Bellen wordt wel makkelijker als je elkaar een beetje kent, vult Hans Krikhaar aan. “Hier aan tafel kennen we elkaar, en we durven elkaar te bellen als er een probleem is. Maar als ik een wildvreemde bel, dan is is het antwoord waarschijnlijk dat hij het te druk heeft.”
Of ligt het misschien aan de incentives? “Waarom zou een medewerker van de TU energie stoppen in samenwerking?”, vraagt Flaman zich hardop af. “Hij wordt afgerekend op papers en op geld binnen halen. Dat zijn zijn incentives. Maar niet op samenwerking. Ook daarvoor kunnen we een voorbeeld nemen aan het NatLab. Als jij daar vier business units bij elkaar bracht en hun probleem had opgelost, dan werd je daarvoor gewaardeerd. Dat soort incentives hebben we hier ook nodig, in plaats van efficiency of papers.”
Studenten als voorbeeld
Misschien komt het voorbeeld vandaag wel juist van de jongeren, oppert Flaman. “Ik blijf het mooi vinden om die studententeams te zien. Die krijgen de ruimte en de tijd om zelf te beslissen hoe ze zaken aanpakken. Volop in samenwerking met elkaar en met bedrijven. Alles interdisciplinair. En juist omdat ze door zo’n vormende fase heengaan houden ze ook daarna heel lang contact. En weet je, dit zijn de managers van morgen. Dus ik heb echt hoop dat zij in de toekomst weer laten zien hoeveel samenwerking kan opleveren.”
Samenwerking komt ook bij Fontys volop van studenten, vult Hans Krikhaar aan. “Nog te weinig in studententeams, maar we hebben wel goud in handen voor het mkb. Want innoveren is duur, het kost tijd, je hebt er focus voor nodig. Nou, dat kunnen wij oplossen door onze studenten in te zetten. Ze zijn niet duur, hebben tijd en focus.”
Brok denkt dat de grootste kansen voor Brainport liggen “in de uitdagingen waarvoor wij nog geen zuiltjes hebben.” De grote mondiale problemen dus. “Omdat dat bij uitstek de problemen zijn die met zijn allen moeten oplossen. Met die blik moeten we naar de toekomst kijken: wat hebben wij over tien jaar nodig om te zorgen dat we die problemen waarvan wij nog niet precies weten hoe we er geld mee moeten gaan verdienen goed aanpakken? Daar moeten we nu al mee beginnen.”