Het gaat economisch goed met booming Brabant. Tegelijkertijd wordt het belang van quality of life in de provincie onderschat. Er is en wordt flink gebouwd langs de transportassen A2, A58, A59 en rond de vier grootstedelijke regio’s Breda, Tilburg, Den Bosch en Eindhoven-Helmond. Dit heeft geresulteerd in moderne woon- en werkgebieden en modernisering en uitbreiding van de infrastructuur. Tegelijkertijd zijn er terechte toenemende zorgen over de verschraling van het landschap, verdozing door logistieke hallen, en (klimaat)impact van deze ‘verstening’.
Deze zomer waren er plekken op bedrijventerreinen, binnensteden en andere versteende gebieden die boven de 50 graden uitkwamen. Onleefbaar. In en rond Eindhoven en Den Bosch was de luchtkwaliteit zo slecht dat je beter binnen kon blijven. We moeten ons nadrukkelijker de vraag stellen of bouwontwikkelingen leiden tot een duurzame versterking van de Brabantse economie. Het is evident dat we meer gaan inspelen op klimaatverandering, maar ook echt oog moeten hebben voor de quality of life van een gebied en regio. Niet voor niets werd quality of life bij de aanwijzing van de Brainportregio als derde mainport stevig op de agenda gezet door het Rijk.
“Quality of life is a decisive factor for people where to live, work and recreate”
Het CBS heeft de bouwontwikkelingen langjarig in kaart gebracht. Landelijk is er in de periode 1996-2015 per saldo 59,2 duizend hectare bijgekomen voor met name wonen (vinex-wijken) en werken (haven en logistieke ontwikkelingen), maar ook infrastructuur. Niet geheel onverwacht neemt als gevolg van de woningnood, landelijk de roep om een nieuwe Vinex operatie toe. Ik geloof niet dat woonsuccessen uit het verleden een garantie zijn voor de toekomst (zie ook dit artikel in Stadszaken). Gelukkig zetten de vier Brabantse stedelijke regio’s en de provincie vol in op de zogenaamde duurzame verstedelijking. Nieuwbouw vindt hoofdzakelijk plaats in bestaand stedelijk gebied en daar mag booming Brabant trots op zijn. Eindhoven en ook recent Tilburg en Breda worden gezien als transformatiekampioen en Den Bosch krijgt al jarenlang de credits hoe het stationsgebied is getransformeerd tot een stedelijk woon-werkwijk. Gedeputeerde Van Merienboer voegt hier rustig aan toe dat vrijwel alle te bouwen woningen in Brabant gewoon binnen de bestaande bebouwde kom kunnen worden gerealiseerd. Brabant mag trots zijn hoe invulling wordt gegeven aan duurzame versterking van de woonomgeving, behoud van groen en landschap in en om de stad en het bestaan van substantieel Groen Ontwikkel Fonds om groene gebieden beter te verbinden.
Er zijn terecht grote zorgen of de huidige ontwikkeling van met name bedrijventerreinen op een duurzame manier plaatsvindt. Uit de cijfers die lopen tot 2015 blijkt dat Brabant en de regio BOZ-Breda-Tilburg in het bijzonder als logistieke as in trek is. De laatste jaren neemt de groei alleen maar toe. Tot en met 2030 staat de provincie op basis van eigen ramingen voor de opgave om locaties te vinden voor de uitbreidingsvraag van 500 hectare.
Wildgroei van dozen
Omgerekend gaat het om zeker 100 logistieke hallen in Brabant, die in omvang ook nog eens sterk groeien. De maat, schaal en hoogte van de dozen nemen verder toe. In plaats van verstening wordt logischerwijs gesproken van verdozing van Brabant. In het Brabants Dagblad van zaterdag 30 augustus roep ik met Joks Jansen, provincie en regio daarom ook op strengere eisen te stellen aan logistieke ontwikkelingen, betere aansluiting op de regionale economie en verdere wildgroei van dozen te voorkomen. Er zijn ook hoopgevende voorbeelden hoe nieuwe werkgebieden op een duurzame en kwalitatieve manier worden ontwikkeld. Ik heb de nodige aarzelingen gehad over de ontwikkeling van de Brainport Industries Campus (BIC) naast het vliegveld in verband met de kannibaliserende werking op andere terreinen. Er waren en zijn te weinig harde garanties dat andere gebieden niet leeg worden getrokken door de komst van dit nieuwe topgebied. Als je kijkt naar de huidige duurzaamheids- en kwaliteitseisen van de BIC dan moet ik toegeven dat forse stappen zijn gezet op economisch gebied invulling te geven aan duurzame verstedelijking en een gebied te ontwikkelen met een hoge quality of life.
[learn_more caption=”Waar BIC goed in is”] Op de BIC delen de bedrijven hoogwaardige faciliteiten, zoals cleanrooms, flexibele productieruimtes, magazijnen en geavanceerde voorzieningen. Op deze manier wordt zeer intensief gebruik gemaakt van de ruimte. Er wordt gewerkt in een multimodaal ontsloten echt werklandschap en met het gebied wordt een 3e stadspark aan de stad toegevoegd. Men maakt waar dat voor duurzaamheid een speciale rol is weggelegd. De energieneutrale campus zal een eerbetoon zijn aan haar omgeving.[/learn_more]
Lessen voor Brabant
Laat dit een les zijn voor andere werkgebieden in Brabant. Hoge kwaliteits- en duurzaamheidseisen trekken juist bedrijven. Gemeenten denken helaas nog al eens het tegenovergestelde. Dit stimuleert verdere verstening.
In de versteningscijfers van het CBS is geen rekening gehouden met bouwen in de bestaande bebouwde kom. Afgelopen zomer hebben we tijdens hittegolven en hoosbuien gezien wat een versteende omgeving doet met de quality of life. Dit zorgt zeker in combinatie met de al niet bepaald goede luchtkwaliteit voor onprettige en onleefbare situaties. Persoonlijk zie ik dit als de grootste bedreiging voor duurzame economische structuurversterking. De problematiek staat wel op de politieke agenda, maar in het debat wordt bij mogelijke maatregelen gesproken over de economische schade. Te snel en makkelijk wordt bij vergroening, autoluw maken en klimaatmaatregelen verwezen naar mogelijke korte termijn kosten en ondernemersschade.
Quality of life vraagt om duurzame lange termijn investeringen en keuzes. Kijk alleen al naar menig angstig debat over het parkeerbeleid. Illustratief is het moeizame debat rond de Vestdijk in Eindhoven om de stad wat groener en verkeersluwer te maken. Zeker voor Eindhoven geldt op dit vlak, de adel van de mainportstatus verplicht.
Cees-Jan Pen is lector bij Fontys en (onder meer) lid van de Brabantse SER als onderdeel van BrabantAdvies.