Author profile picture

Naarmate Nederland verder uit het dal klimt en de weg naar herstel begint, breekt een tijd aan met nieuwe kenniscentra, een consolidatie van startende ondernemers en meer veerkrachtige ondernemers. Het lijdt geen twijfel dat de coronacrisis de wereld in een meer digitale en onzekere toekomst heeft gestuwd. Nederland staat, net als veel andere landen, voor een enorme beproeving van zijn innovatie-ecosysteem. Maar met problemen dienen zich ook kansen aan. Daarover en over de valkuilen sprak Innovation Origins met Remco van der Veer, voormalig Global Head van ING Innovation Labs en Eduard Burer, oprichter van het durfkapitaalfonds FARE Capital.

Laten we eerst eens stilstaan bij innovatie in Nederland. Het land heeft een lange geschiedenis van uitstekende successen. Wat is de sleutel tot het succes geweest?

Van der Veer: “Ja, Nederlanders hebben een lange geschiedenis van innovatie. We staan bekend om onze ondernemende, vindingrijke en commerciële mentaliteit. We zoeken naar manieren om waarde toe te voegen en zaken te doen. Het is relatief eenvoudig om hier een bedrijf te starten. In feite bestaat een groot deel van onze economie uit kleine en middelgrote ondernemingen en dit stimuleert nieuwe manieren van denken, hard werken en uiteindelijk innovatie. Succesvolle kennisintensieve regio’s als Eindhoven, Rotterdam en de omgeving van Twente hebben onze innovatieve reputatie ook versterkt.”

Burer: “Om hierop verder te kunnen bouwen, zou ik zeggen dat onze handelsmentaliteit, onze bereidheid om met anderen samen te werken en onze brede kennis van de Engelse taal bijdragen aan ons succes. We zijn een klein land en de kenniseconomie is altijd belangrijk geweest voor de Nederlanders. We zijn succesvol geweest in het creëren van een wereldwijd merk van innovatie.”

Waar liggen in deze periode waarin het Nederlandse ecosysteem echt op de proef wordt gesteld de grootste risico’s?

Van der Veer: “Deze pandemie legt bloot waar de gaten zitten en brengt risico’s met zich mee. Maar het betekent ook een kans om die gaten te herkennen en daar wat aan te doen. Ten eerste kunnen we meer veerkracht opbouwen bij individuele ondernemers, aangezien het ‘tall poppy syndrome’ hier endemisch is. Deze mentaliteit verhindert sommige ondernemers om hun volledige potentieel te bereiken. Ik denk dat Nederlandse ondernemers in grotere termen moeten denken en wereldwijde ambities moeten nastreven. Ik zou graag meer Nederlandse ondernemers op het wereldtoneel zien. We leven in een mondiaal verbonden wereld en een mondiale mentaliteit zal ook internationale investeerders aanspreken. Als ondernemers niet genoeg kapitaal kunnen aantrekken, zullen ze worden gefinancierd door internationale bedrijven. Dat kan ertoe leiden dat waarde, mensen en beslissingen uit Nederland verdwijnen. Hoewel het erg belangrijk is om internationale investeringen aan te trekken, kan dit ook een risico vormen voor ons land en de economie.

Remco van der Veer, Venture Development Expert en voormalig global head van ING Innovation Labs.

“Bovendien denk ik dat ons onderwijssysteem niet goed genoeg is afgestemd op de onzekerheden van de toekomst. Over een paar jaar zullen er allerlei bezigheden en beroepen zijn die nu nog niet bestaan. Ik denk dat we de volgende generatie beter kunnen voorbereiden op deze nieuwe wereld.”

Burer: “Ik denk dat dit een belangrijk punt is van Remco van der Veer. Onze ondernemers moeten op wereldschaal denken. Europese starters moeten meer mondiaal aanwezig zijn. De Europese Unie heeft werk te doen nu landen als China, Zuid-Korea, Australië en Canada zich snel ontwikkelen om hun capaciteiten te ontwikkelen, onderzoek te vertalen in commerciële ondernemingen en prioriteit te geven aan innovatie in de publieke en private sector.”

Nederland investeert momenteel 2,18% van zijn bruto binnenlands product in research & development (R&D), terwijl Duitsland al 3% investeert en van plan is dit uit te breiden tot 3,5%. Denkt u dat de gevolgen van de pandemie de investeringen in innovatie zullen belemmeren, of juist versnellen?

Burer: “Ik denk dat we onze investeringen in zowel de private als de publieke sector zullen versnellen. Ik denk dat we meer groei zullen zien binnen sectoren als gezondheidszorg, voeding en landbouw, sociale ondernemingen en technologie.”

Van der Veer: “Ja, Duitsland investeert meer in R&D. We kunnen veel leren van onze buurman. Aan de andere kant is onze benadering van innovatie niet erg hiërarchisch (in tegenstelling tot veel andere gebieden in Duitsland). Dus het senior management heeft de neiging om de besluitvorming te delegeren, wat op zijn beurt weer helpt om een cultuur van innovatie te creëren. De pandemie heeft de wereld veranderd, zodat de bedrijven die niet bereid zijn om te veranderen uiteindelijk aan de kant komen te staan. Het zal interessant zijn om te zien hoe het ecosysteem er over een jaar uit zal zien als de fiscale steun van de overheid eenmaal is afgelopen. Het is geweldig om te zien dat veel bedrijven zich snel aanpassen. Ik denk dat innovatie in sommige sectoren alleen maar zal toenemen. Zoals teleconferenties, e-commerce, digitale betalingen, om er maar een paar te noemen.”

Welke trends heeft u opgemerkt op het gebied van de post-pandemische, nieuwe manier van werken?

Burer: “Over het algemeen denk ik dat grote bedrijven slanker worden en dat ze vaker problemen zullen uitbesteden aan start-ups en scale-ups. We zullen misschien vormen van samenwerking zien, omdat we zien dat bedrijven de risico’s willen verminderen en de sterke punten van anderen willen benutten. Ik denk dat leiders meer belang zullen hechten aan samenwerking.”

Van der Veer: “Toen ik leiding gaf aan het ING-innovationslab, probeerden we altijd te bouwen op de competenties van anderen, omdat je het in je eentje niet kunt. Dus ja, ik denk dat dit co-productieve model zal groeien. Ik denk dat er meer mogelijkheden zullen zijn voor starters om met bedrijven samen te werken. Schaalvergroting lijkt echter effectiever te werken met bedrijven, omdat het meer een gelijk speelveld is en er een beter begrip is van de bedrijfscontext. Mijn ervaring is dat de kans op succes groter is bij scale-ups dan bij startende ondernemingen, omdat startende ondernemingen vooral gericht zijn op het opzetten van hun eigen bedrijfsmodel.”

Om de innovatie te versnellen, hebben ondernemers meer kapitaal nodig. Hoe kan het Nederlandse ecosysteem meer kapitaal aantrekken van binnenlandse en internationale investeerders?

Burer: “We hebben allebei de noodzaak genoemd voor ondernemers om hun oriëntatie op de wereldmarkt te bevorderen, zodat ze beter kunnen aansluiten bij de belangen van wereldwijde investeerders. We hebben in het verleden een aantal uitstekende succesverhalen gehad. We hebben al een sterk nationaal merk om op voort te bouwen.”

Van der Veer: “Om te beginnen moeten ondernemers meer duidelijkheid hebben over hun vermogen om op te schalen en

Eduard Burer, oprichter van FARE Capital

te internationaliseren; om Nederland als springplank te zien voor andere Europese markten en daarbuiten. We hebben Europese fondsen en overheidssteun, wat zeer nuttig is. Maar we moeten investeerders aantrekken op basis van de waarde en het toekomstige potentieel dat zij zien, ongeacht de subsidies en steun van de overheid. Ook is het belangrijk om ons te richten op bepaalde belangrijke domeinen en regio’s, zodat we ons kunnen onderscheiden. De regio Eindhoven doet het bijvoorbeeld erg goed, waardoor het veel internationale capaciteit en financiering aantrekt. Zo zijn we aan het diversifiëren en richten we ons toch op specifieke kennissectoren zoals landbouw, IT en watermanagement.”

Denkt u dat de overheid goed werk heeft verricht om het innovatie-ecosysteem tijdens de pandemie te ondersteunen?

Van der Veer: “Ja – de overheid is vanaf het begin duidelijk geweest over de steun die wordt gegeven aan startende ondernemers.”

Burer: “Ik ben het ermee eens, de financiering en ondersteuning is snel verleend en is nuttig geweest. De volgende stap is de focus op bedrijven en industrieën die de toekomstige economie vorm gaan geven. Het is ook een kans voor de overheid om partnerschappen te creëren tussen publieke en private industrieën, omdat ze elkaar in principe nodig hebben. Nogmaals, ik zie dat samenwerking tussen mensen, bedrijven en overheden alleen maar zal toenemen na deze pandemie.”

Hoe gaat het met Nederland in vergelijking met andere landen in de EU en de rest van de wereld? Waar liggen de sterke punten?

Van der Veer: “Alle landen zijn verschillend en proberen allemaal voort te bouwen op hun natuurlijke voordelen. Zo is er in München een sterke focus op innovatie in auto’s, in Berlijn op digitale oplossingen en in Frankrijk zijn ze erg goed als het gaat om creativiteit en technologie. Het belangrijkste is dat we dubbel zoveel doen als we goed zijn en dat we samenwerken, zodat we de leemtes kunnen opvullen.”

Burer: “Ik ben het ermee eens. We leven in tijden waarin iedereen op zoek is naar een manier om vooruit te komen. Het is de taak van de EU om alles bij elkaar te brengen, zodat we als geheel concurrerend, creatief en divers zijn. Ik hoop dat we de uitdaging aangaan.”

Hoe zou een grote commerciële bank als ING of ABN AMRO er over 10 jaar uit kunnen zien?

Van der Veer: “Dit zijn moeilijke tijden voor banken. De toezichthouders worden steeds strenger, Fintech schuift op in de waardeketen en technologiebedrijven kiezen diensten waarin ze het meeste voordeel zien, daar waar de regelgeving het minst streng is. Er zijn twee wegen die commerciële banken op kunnen gaan. Ik denk dat banken of echt goed worden in de kernkant van het bankieren, of ze zullen zich vertakken, diversifiëren en nieuwe inkomstenstromen vinden om te overleven”.

Burer: “Dat is een moeilijke. Alleen de tijd zal leren hoe banken en andere bedrijven zullen evolueren. Maar het uitgangspunt ‘innoveren of sterven’ is nog nooit zo reëel geweest.”