© Hans Helsloot
Author profile picture

Morgen verschijnt op IO de eerste column van de hand van Hans Helsloot. Helsloot werkte in het verleden als industrieel ontwerper; voor zichzelf en voor bedrijven. Maar inmiddels is hij alweer 18 jaar werkzaam als octrooi-adviseur voor Octrooicentrum Nederland. In deze rol begeleidt en adviseert hij start-ups bij het aanvragen van patenten. Iedere week ziet hij ‘geweldige’ vindingen voorbij komen. Maar wie denkt dat we hier alles over kunnen lezen in zijn columns, heeft pech.

“Helaas, ik kan geen dingen vertellen die mij in vertrouwen verteld zijn”, zegt hij lachend. “Ik kan niets vertellen over de laatste vindingen, maar ik kan wel vertellen over patenten die al gepubliceerd zijn. Want ook daaruit kun je ongelooflijk veel leren.”

Het eerste dat Helsloot aan start-ups meegeeft, is om eerst hun huiswerk te doen: “Kijk in de databanken wat er al is! Je hoeft het wiel niet helemaal opnieuw uit te vinden. In alle patenten die er al zijn staat zoveel technische informatie waarvan je iets kunt opsteken. Iedere keer als je door die database snuffelt, sta je versteld wat er allemaal al is. Ik vind het mooi dat ik start-ups dit kan meegeven en hun ogen hiervoor open.”

Vaker niet dan wel

Vaker niet dan wel hebben start-ups in de database gekeken voordat ze bij Helsloot aankloppen. Soms kennen ze het bestaan van de database niet, een andere keer slaan ze die stap gewoon over. Dat ze de database niet kennen, komt omdat er op de opleiding weinig aandacht is voor patentrecht. “Vaak is het een keuzevak op de universiteit en wordt het veel te juridisch ingestoken. Juristen spreken zo’n compleet andere taal dan ontwerpers. Ik denk dat het goed zou zijn als zulke vakken worden gegeven door ontwerpers. Zij bekijken het op een andere manier.”

“Toegegeven”, zegt Helsloot, “die teksten in patenten zijn bepaald niet simpel opgeschreven, het zijn technische teksten waar je goed je best voor moet doen. Het is voor ontwerpers of andere creatievelingen helemaal niet leuk om in de papieren te duiken. Ze willen zelf een technisch probleem oplossen, het liefst meteen aan de slag. Ze willen zelf iets creeëren. Dus ik snap wel dat ze die stap overslaan.”

Helsloot deed het als industrieel ontwerper altijd anders, legt hij uit. Iedere keer als hij met een technisch probleem zat, reisde hij af naar Rijswijk. Waar hij in de bibliotheek van de Octrooiraad tussen archiefkasten vol mappen genummerde patenten net zo lang zocht tot hij de kasten met ‘zijn’ probleem vond. “Toen was er nog geen internet, het was flink zoeken. De eerste keer dat ik hier gebruik van maakte was toen ik zocht naar een manier om aluminium en glas te lijmen. Aluminium zet als het warm wordt meer uit dan glas met als gevolg dat de lijm scheurt. Ik zocht een flexibele lijm en wilde weten wat er al was. Ik was de enige ontwerper die dit zo deed.”

Denken dat idee uniek is

Ook later, toen Helsloot als ZZP’er aan de slag ging, nam hij voordat hij een potentiële opdrachtgever bezocht, eerst een kijkje in de octrooienbibliotheek. “Als industrieel ontwerper weet je van alles een klein beetje. Door me in de bibliotheek te verdiepen in het vakgebied van dit bedrijf leerde ik wat er allemaal al is op dat gebied. Zo kwam ik regelmatig in aanraking met patenten en ben er op die manier steeds dieper ingerold.”

Maar octrooi-expert word je niet zomaar, verzekert Helsoot. “Je moet in het bezit zijn van een diploma aan een technische universiteit en daarna volg je een beroepsopleiding van twee jaar waarin je alle juridische zaken leert. Dan mag je jezelf octrooigemachtigde noemen en namens ondernemers of uitvinders aanvragen doen bij het Octrooicentrum, waar ik werk. Daar heb ik nog allerlei interne opleidingen gedaan en ben ik aan de slag gegaan als adviseur. Ik ben geen octrooigemachtigde. Ook geen jurist. Zo zou ik mezelf nog steeds niet noemen.”

Niet uniek

“Vaak moet ik start-ups die langskomen teleurstellen. Ze denken dat hun idee uniek is, terwijl dat niet zo is. Ik geef ze dan even wat tijd en ruimte om die teleurstelling te boven te komen en dan begint het leuke gedeelte. Dan gaan we kijken naar wat er wel mogelijk is. Ik heb vaak te maken met creatieve mensen, die ondanks hun teleurstelling op dat moment, toch een oplossing willen verzinnen en daar help ik graag bij.”

Een vraag die Helsloot bijna altijd krijgt, is hoeveel het aanvragen van een patent kost. “Soms hoor je de gekste bedragen. Dat het meer dan een ton kost bijvoorbeeld. Maar het is logisch dat ontwerpers dit willen weten. Ze runnen een start-up en er komt vaak nog weinig geld binnen. Misschien is het moment nog wel niet rijp voor een patent, want je kunt niet ineens nog allerlei dingen aanpassen als je het hebt ingediend. Ook krijg ik veel vragen over wanneer je inbreuk pleegt op een bestaand patent, daar hangen dan weer cijfertjes aan. ‘Als je vijf punten uit het patent overneemt, pleeg je inbreuk’, hoor ik dan. In feite ligt het veel genuanceerder. Dat kan ik in mijn columns mooi uitleggen.”