Author profile picture

Je stappen tellen, je slaap bijhouden, je hartslag en -ritme meten. Het is tegenwoordig bijna normaal dat een slim horloge dat allemaal doet. Zelfs een signaal voor een hartritmestoornis is mogelijk.

De verkoop van het aantal slimme horloges steeg in het tweede kwartaal van 2021 met 47 procent vergeleken met het tweede van 2020, zo blijkt uit cijfers van Strategic Analysis. Die apparaten geven informatie over hoeveel je beweegt en of je gezond bezig bent. Wat zijn de voor- en nadelen als je met dit soort technologie mensen wilt motiveren meer te gaan bewegen?

Domme beweegmeters

Het is echt nodig dat we mensen in beweging krijgen, vindt Dennis Arts, promovendus ‘ontwerpen voor een actieve leefstijl’ aan de Technische Universiteit Eindhoven. Ook is hij onderzoeker bij het lectoraat Move to Be aan de Fontys Sporthogeschool. “Want we bewegen met zijn allen te weinig en zitten te veel.” Slechts iets meer dan de helft van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijnen, “met alle negatieve gevolgen van dien”. 

Arts’ interesse voor draagbare sensoren ontstond in 2011. Naar eigen zeggen, vond hij de beweegmeters van toen, “zo dom als het maar zijn kan”. “Ze begonnen bijvoorbeeld te piepen en te trillen als signaal dat je moest gaan staan. Leuk, maar soms net op een moment dat ik in de auto zat. Variabelen als context of een emotie, neemt zo’n apparaat niet mee.” Arts vroeg een promotiebeurs aan bij NWO voor onderzoek naar wearables die bijdragen aan meer vitaliteit. Hij kreeg deze in 2019 toegewezen. 

De techniek achter de slimme horloges is in de tussentijd enorm verbeterd. Arts: “Er is eigenlijk niets dat zo’n apparaat niet meet of kan berekenen. Misschien het meten van de glucose in je bloed, maar verder is bijna alles mogelijk. Slaap, hartslag, je zuurstofopname, het aantal per dag gezette stappen, stress. Je kan je energieverbruik en je maximale zuurstofopname berekenen. Zelfs je hartritmevariabliteit kan berekend worden, wat weer stress en hartritmestoornissen kan signaleren.”

Objectief

Vooral het objectief meten van de fysieke inactiviteit, is voor Arts een groot voordeel. “Mensen zijn zich helemaal niet bewust van hoeveel of hoelang ze op een dag zitten. Of hoeveel ze daadwerkelijk bewogen hebben. Als je dat onderzoekt met behulp van een vragenlijst dan zitten ze daar zo’n beetje voor de helft naast.” Uit onderzoek van I&O Research blijkt dat een kwart van de mensen denkt voldoende te bewegen, maar doet dat niet. 

“Ook is het voor veel mensen lastig om in te schatten of ze op de juiste intensiteit fysiek actief zijn. Ik kan rondhangen en wat slenteren, maar is dat voldoende? Of moet ik mijn hartslag omhoog brengen?”

De richtlijn schrijft voor dat het nodig is om verspreid over diverse dagen minstens 150 minuten per week je matig intensief te in te spannen. “Maar wat is matig intensief? Welke hartslag hoort daarbij? Dan is het wel goed als je dat objectief kunt meten en als feedback terug kunt geven aan de gebruiker.”

Emotie

Al die sensoren en chips meten waardevolle informatie, meent Arts. “Je kan die bijvoorbeeld delen met een professional die je begeleid om meer te gaan bewegen.” Dat gaat dan vooral om zelfmonitoring en doelen stellen. “Dat is positief mits iemand daar heel bewust ermee bezig om meer te willen bewegen.”

Daarmee is het vooral gericht op het resultaat, zegt Arts. Als docent aan de Sporthogeschool daagt hij vierdejaars studenten uit na te denken over hoe ze technische toepassingen kunnen aanpassen met andere gedragsveranderingstechnieken. “Anders dan monitoring, doelen stellen en feedback geven. Bijvoorbeeld technieken die gericht zijn op de indentiteit of op de emotie van de gebruiker.” Recent promoveerde Daphne Menheere aan de TU/e met innovaties die gaan sporten koppelt aan bijvoorbeeld het gevoel achteraf. “Je voelt je dan altijd prettig, je komt nooit terug met spijt.” 

Verleiden

Meer bewegen, betekent niet per se meer sporten. Binnen de Workplace Vitality Hub op de High Tech Campus in Eindhoven testen bedrijven innovaties uit om mensen te verleiden meer te bewegen in de werkomgeving. Zoals de Workwalks van Ida Damen, waarbij medewerkers wandelend vergaderen en gebruik kunnen maken van zogenoemde hubs met een aantal schermen waar ze hun aantekeningen kunnen maken of een presentatie kunnen downloaden. Deze maand promoveerde Damen, die ook onderzoek doet binnen het lectoraat Move to Be, met haar Workwalks aan de TU/e. 

Het is niet alleen een sensor in een bureau zetten, waardoor het bureau na 50 minuten zittend te werken omhoog gaat, aldus Arts. “Als je de kantooromgeving niet aanpast dan weten mensen niet waarom zoiets gebeurt. Ik heb de introductie van dat soort bureaus bij de Sporthogeschool meegemaakt. Dan ging een collega tegenover me ineens staan, terwijl ik kon blijven zitten. Ik keek dan recht tegen zijn kruis aan. Dat is erg ongemakkelijk. Meer bewegen is een complex vraagstuk. Dat moet je vanuit meerdere perspectieven bekijken en er een oplossing voor vinden. Niet alleen vanuit de technologie, maar ook samen met gedrags- en bewegingswetenschappers, designers en de eindgebruiker.”

Prioriteitenlijst

“Stappentellers werken”, zegt Sander Hermsen, Principal Behavioural Scientist bij OnePlanet Research Center, een gezamenlijk onderzoeksinstituut van de universiteiten van Nijmegen en Wageningen en imec. “Maar deze horloges doen het vooral goed bij mensen die toch al gemotiveerd zijn om te gaan bewegen. Daarnaast moet iemand ook de capaciteit, vaardigheden, de rust en weinig stress hebben om zijn gedrag te veranderen.” 

Dat is volgens Hermsen het grootste manco. “Dat geldt voor bijna alle digitale interventies om meer te gaan bewegen. Ze helpen vooral de mensen die het eigenlijk niet nodig hebben. Voor hen is het een technische kapstok waar ze hun toch al hoge motivatie aan kunnen ophangen. De data zijn voor hen dan een stimulans om een extra stap te zetten.” 

“Mensen die vanwege hun leefstijl meer zouden moeten bewegen, bereik je er niet mee.” Zo blijkt uit een recent onderzoek van onder anderen Max Western, dat iemands sociaal-economische positie, zoals opleiding of baan, een rol speelt bij het gebruik van technische toepassingen. Hermsen: “Iedereen weet dat het gezonder is om meer te bewegen, maar voor grote groepen mensen staan andere zaken hoger op de prioriteitenlijst.”

Net zoals Arts staat Hermsen een integrale aanpak voor. “Je moet mensen helpen hoe ze meer bewegen kunnen inpassen in hun dagelijkse leven. Hoe vinden ze de gelegenheid om meer te gaan bewegen? Welke barrières zijn er? Welke praktische en sociale steun heeft iemand nodig?” 

Snel eten

Daarnaast noemt Hermsen het moment van feedback als nadeel van bijvoorbeeld een stappenteller. Die feedback is achteraf. “Zie ik om tien voor twaalf dat ik nog tweeduizend stappen moet zetten, dan ben ik te laat. Het zou veel beter zijn om de feedback in de actie te krijgen.”

Zo werkte Hermsen aan een onderzoek met een vork als instrument om mensen te helpen minder snel te eten. “Te snel eten heeft een bewezen effect op overgewicht en hangt onder meer samen met diabetes. Langzamer eten is makkelijker gezegd dan gedaan. Weet ik uit ervaring, ik ben ook een erg snelle eter.” De vork van het Franse bedrijf Slow Control gaat trillen als iemand binnen tien seconde een tweede hap neemt. “Daardoor gingen mensen langzamer eten en vielen ze in gewicht af. Ook na een paar maanden aten ze langzamer en waren die kilo’s er nog steeds af. Ze kregen de feedback, de trilling, op het moment dat ze het gedrag daadwerkelijk vertoonden. Dat werkt het beste.”

Alle apps, slimme horloges, slimme weegschalen, leveren bruikbare informatie op. Een gebruiker moet wel weten wat hij met die informatie moet doen. “Het is leuk dat ik mijn cholesterol weet bijvoorbeeld, maar ik kan er verder zelf weinig mee.” 

Privacy by design

De informatie is niet alleen voor de gebruiker interessant. Ook anderen kunnen er wat mee. Theoretisch zouden bijvoorbeeld fabrikanten van slaappillen gebruik kunnen maken van informatie over te weinig slaap. Dat gebruik is discutabel, zeggen zowel Arts als Hermsen. Hermsen benadrukt dat ook: “Fabrikanten van digitale producten houden bij de ontwikkeling van het product nog maar weinig rekening met de veiligheid rond het delen van persoonsgegevens, privacy by design. Dat kan bijvoorbeeld door gegevens alleen lokaal op de smartphone, of de wearable op te slaan en niet door te geven naar een server.

“Bedrijven kunnen nu allerlei data hamsteren voor eigen gebruik. Er komt wel steeds meer aandacht voor. Consumenten raken zich er ook bewuster van. Uiteindelijk kan privacy by design juist iets zijn waarom een consument voor een product kiest: hij is er dan zeker dat zijn gegevens nergens anders terecht komen.”

Technologie is volgens Hermsen niet de oplossing, maar “we moeten er slim gebruik van maken”. Hij vergelijkt het met een orkest. “Voor sommige muziekstukken heb je alleen aan een viool genoeg. Bij andere moet het hele symfonie-orkest opdraven. Voor sommige problemen is een kleine technologische ingreep de oplossing en bij andere zal je het veel breder moeten zoeken.”