AI-generated image of tree buds in winter
Author profile picture

Hoe diep is de slaap van boomknoppen in de winter? Er is een onregelmatiger slaap voor loofbomen ontdekt dan eerder werd gedacht. Uit een nieuwe studie van Romain Garrigues (universiteit Antwerpen) en co-auteurs blijkt dat, terwijl de afwezigheid van winterse kou bomen langer in slaap kan houden, de opwarming in de herfst juist kan zorgen voor een vroege ontwaking.

  • Een nieuwe studie ontdekte dat loofboomknoppen in de winter een grilligere slaapcyclus hebben dan eerder werd gedacht.
  • Warme temperaturen in de herfst kunnen de knoppen vroeg doen ontwaken, terwijl een gebrek aan kou de knoppen juist langer in slaap houdt.
  • Het onderzoek laat de complexe effecten zien van de opwarming op de diepte van de rustperiode en het ontluiken van de knoppen in het voorjaar, door het vervroegen en vertragen van de knopopening.

Garrigues legt uit: “De rustperiode van loofbomen wordt over het algemeen beschouwd als een periode waarin de knoppen gesloten en slapend zijn. We weten dat de rustperiode kan worden beïnvloed door klimaatverandering en in het bijzonder door opwarmingstendensen. Een verhoogde temperatuur zou de knopontwikkeling kunnen verstoren door de blootstelling aan koude temperaturen te verminderen (koudeaccumulatie) en vervolgens de tijd te verlengen die nodig is voor het openen van de knoppen (lentebloei).”

Garrigues’ nieuwe studie analyseerde twee jaar lang het effect van de herfstopwarming op de winterrust (endodormantie) van de knoppen van de Europese beuk (Fagus sylvatica L.). Tijdens de experimenten werd de afkoeling consistent verminderd, maar de respons op de diepte van de dormantie (die aangeeft hoe diep de knoppen slapen) en de voorjaarsuitbarsting vertoonden verschillen tussen de jaren. De bevindingen onthulden een mogelijk tweeledig effect van de opwarming op de knopontwikkeling – zowel het uitstellen als het vervroegen van de knopopening in de lente, gerelateerd aan de diepte van de rustperiode.

Garrigues: “Deze discrepantie kan mogelijk worden toegeschreven aan variaties in het begin van senescentie en in de blootstelling aan warmere temperaturen. Het onderzoek werpt licht op de complexe relatie tussen opwarmende temperaturen en knopontwikkeling tijdens de herfst en winter, wat leidt tot een beter begrip van de mogelijke gevolgen voor Europese beuken.”