De grootste criticaster van technologie in de Tweede Kamer, Kees Verhoeven komt na de verkiezingen niet meer terug in het parlement. Na ruim tien jaar vindt hij het mooi geweest. Wat is er in die periode allemaal veranderd? En is de taak van Verhoeven – meer aandacht voor digitalisering in de politiek – volbracht?
Onlangs haalde hij nog uit naar minister Ferd Grapperhaus die ‘voor de zoveelste keer’ voorstelt om encryptiemogelijkheden bij chatdiensten te verzwakken. Ook uitte hij zich kritisch over het plan van het demissionaire kabinet om inlichtingen- en veiligheidsdiensten meer speelruimte te geven. ‘Een uitholling van het toezicht op de sleepwet’. Halverwege februari stelde Verhoeven nog kamervragen over overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, politie en UWV die zich niet altijd houden aan de AVG-wetgeving.
Tel je hier het GGD-datalek en de toeslagenaffaire bij op dan vraag je je toch af of er niet meer mensen als Verhoeven nodig zijn in de politiek. Zit zijn taak er wel echt op?
“Het werk is natuurlijk nooit af. Maar ik ben heel goed vervangbaar. De afgelopen tijd is de politiek zich bewuster geworden van de impact van technologie op onze samenleving. De aanstelling van een commissie voor Digitale Zaken is hier een goed voorbeeld van.”
Maar tegelijkertijd is Verhoeven er ook niet helemaal gerust op. Hij is namelijk niet de enige ‘IC-politicus’ die vertrekt. “Met mij stoppen ook andere kompanen als Kathelijne Buitenweg, Chris van Dam, Ronald van Raak en Jan Middendorp. Stuk voor stuk hebben zij allemaal een bijdrage geleverd om dit onderwerp op de agenda te krijgen. Er verdwijnt een hele hoop kennis uit de kamer.”
Is dat de oplossing, meer Kamerleden met verstand van technologie?
“Zelf ben ik helemaal geen techneut, maar opgeleid als geograaf. Ik weet van veel technieken niet hoe ze werken. Hiervoor is het belangrijk dat ik mensen om me heen verzamel die er wel verstand van hebben. Die organisatie van kennis, daar wordt te weinig aandacht aan besteed. Want meer kennis over een onderwerp is altijd goed. Meer digitale kennis kan leiden tot meer investering in onderzoek en technologie. Maar met meer bèta’s en kennis over technologie alleen ben je er nog niet. Het is als politicus ook belangrijk stil te staan bij de gevolgen. Wat doen regels?”
Ter illustratie: Syri, een programma dat gemeentes en instanties zoals de Belastingdienst en het UWV gebruikten om fraudeurs op te sporen, werd vorig jaar door de rechter verboden. Het systeem kan volgens de rechter onbedoeld stigmatiserende en discriminerende effecten hebben. “We moeten niet alleen kritisch zijn op hoe bedrijven met onze data omgaan. Ook de overheid gebruikt data om burgers in de gaten te houden. De overheid kan ook een dader zijn. Het kan bijvoorbeeld nooit de bedoeling zijn dat mensen per abuis door de Belastingdienst worden aangemerkt als wanbetaler op basis van hun opleiding of de wijk waar ze wonen.”
Dit los je dus niet alleen op met meer bèta’s in de politiek, vindt Verhoeven: “Misschien helpt het wel, maar het is breder. Een politicus moet ook in staat zijn om ideeën over te brengen. Precies weten hoe blockchain of machine learning werkt is handig, maar het is nog belangrijker om te weten wat de impact van deze technologieën kunnen zijn. Wat doet het met de macht? Heeft het invloed op de waarden van onze samenleving? En hoe verhoudt zich dat tot elkaar?”
Is er veel veranderd op dit punt sinds u in de Kamer zit?
“Er is veel meer aandacht voor gekomen. Ik heb het idee dat de discussie de andere kant op slaat. Waar we eerst stonden te juichen om de producten uit Silicon Valley, is er meer oog voor de schadelijke kanten. Ik denk dat veel meer mensen, ook in de politiek, duidelijker zien dat technologie impact heeft. Mensen zijn zich ervan bewust dat het hun leven kan beïnvloeden. Studenten die door ransomware hun scriptie niet kunnen afmaken of gevoelige informatie van bedrijven die op straat komt te liggen. Ook kent iedereen wel iemand in z’n familie die gelooft in een complottheorie door desinformatie.”
Technologie is geen sexy onderwerp in de politiek. Maar andere onderwerpen, die wel meer aandacht krijgen, zijn dat ook niet. Hoe zit dat?
“Digitalisering is een mega-onderwerp. Vergelijkbaar met duurzaamheid, want het gaat over onze toekomst. Alleen krijgt het te weinig politieke aandacht. Dat heeft met verschillende zaken te maken. Zowel technisch als organisatorisch is het een complex verhaal. Je hebt niet alleen te maken met de overheid, maar met private partijen, gebruikers en andere spelers. Dat geldt voor technologieën zelf, maar ook voor de infrastructuur. In Nederland zijn de wegen grotendeels in handen van de overheid, dus hier kun je veel makkelijker beslissingen over nemen. De digitale infrastructuur gaat niet alleen over Nederland. Het is veel groter.”
Dit bewustzijn groeit ‘stukje bij beetje’ en soms zou Verhoeven willen dat het sneller ging: “Zeker als je ziet dat burgers een target worden van bedrijven en overheden. De macht bij burgers wordt steeds minder.”
U stelt een minister voor Digitale zaken voor, hoe moet dit eruit zien?
“Het is niet de bedoeling dat deze persoon zich bezighoudt met patiëntdata in digitale patiëntendossiers. Of het gebruik van iPads in de klas. Het gaat echt over het overkoepelende plaatje. Wat doet technologie met de economie, samenleving en hoe zit het met veiligheid en ethische kwesties? De uitrol en ontwikkeling van 5G bijvoorbeeld. Dat is naast een technisch ook een geopolitiek verhaal. Het heeft gevolgen voor de internationale betrekkingen. Deze minister weegt dus alle verschillende belangen, ethische aspecten en mogelijke gevolgen tegen elkaar af op grote digitaliseringsvraagstukken.”
Verder denkt Verhoeven dat het goed zou zijn om jaarlijks de staat van digitalisering te evalueren in de politiek: “Net zoals in de algemene beschouwingen de begrotingen en plannen voor het komende jaar worden besproken. Een doorsnede wat er speelt op digitaal gebied en nagaan of de overheid op een goede manier met data van burgers omgaat.”
U zegt zelf ook: digitalisering is groter dan Nederland. Kunnen we dit niet beter Europees aanpakken?
“In Europa is digitalisering een hoofdonderwerp. Er is veel aandacht voor samenwerking rond innovatie en onderzoek. Op dit moment wordt er gewerkt aan verschillende verordeningen om te zorgen dat techreuzen niet nog meer macht krijgen. Het is belangrijk dat burgers meer zeggenschap over hun data krijgen. Dat klinkt natuurlijk heel mooi, maar is in de praktijk lastig te regelen. Nu moet je toestemming geven voor het gebruik van je data, maar het is totaal niet inzichtelijk wat ermee gebeurt. Terwijl dit wel een van de cruciale schakels van het verdienmodel is.”