In het wielrennen proberen ploegen elkaar constant de loef af te steken. Niet alleen met het meest geavanceerde materiaalgebruik, maar ook door te verbeteren op voeding, trainingsmethodes en allerlei andere gebieden. Daarom kijkt Innovation Origins in de aanloop naar de Tour de France naar innovaties uit het peloton. Hier de eerdere verhalen.
Gisteren zagen we wat je met statistieken en eerdere uitslagen kunt doen. Ook in het peloton kijken ploegen constant naar data. Maar niet om etappe uitslagen te voorspellen. Maar om zelf beter te worden. Renners lijken minder naar hun concurrentie te kijken en meer aandacht te besteden aan hun vermogensmeter. Alles draait om getrapte wattages, hartslagen en trainingsintensiteit. Mathieu Heijboer van Jumbo-Visma is verantwoordelijk voor alles dat met wedstrijden en trainingen te maken heeft. Van het plannen van hoogtestages tot welke banden er op een wiel moeten. Heijboer geeft aan dat dit soort gegevens niet meer zijn weg te denken uit het moderne wielrennen. “Naast vermogensmeters en hartslagmonitoren gebruiken we ook biomarkers om in testopstellingen de juiste positie van renners te bepalen”, legt hij uit.
De powermeters waar de ploeg nu mee werkt, werden getipt door voormalig Jumbo-Visma renner, Wilco Kelderman. “Wilco is een jongen die van gadgets houdt, hij struint graag het internet af. De engineers van Pioneer zijn vanuit Japan overgevlogen naar Nederland om een demonstratie te geven, wij waren daar wel van onder de indruk. De units zijn eerst bij de trainingsploeg geïnstalleerd om ze samen met de Japanners nog beter te maken. Dat we sinds 2012 zoveel vooruitgang hebben geboekt, maakt me trots. Wij hebben daar als ploeg een bijdrage aan kunnen leveren.” De head-unit is niet alleen lichter en kleiner geworden, maar heeft ook extra functies gekregen. Navigatie en automatische sensorherkenning.
De data gaat rechtstreeks naar een cloud waar trainers toegang toe hebben, zo kunnen ze meteen zien hoe iemand heeft getraind en of het schema nog aanpassingen nodig heeft: “Je kunt zo aflezen of iemand goed herstelt en als dat niet zo is, kun je besluiten iemand meer rust te geven. Al deze trainingsdata levert belangrijke informatie op waar je veel uit af kunt lezen.”
Iedere seconde training is een datapunt
Heijboer vertelt dat er ook samengewerkt wordt met de Universiteit van Leiden en JADS in Den Bosch. “Iedere seconde training is een datapunt. Je kunt je voorstellen wat voor enorme hoop data dit oplevert bij 20 tot 30 uur trainen in de week. Om deze gegevens te analyseren zijn andere competenties vereist, daarom werken we samen met universiteiten en studenten. Misschien ontdekken zij wel iets wat wij nog niet hadden gezien. Iets waar we structureler naar willen kijken is trainingsomvang. Sommige jongens zitten 25 tot 30 uur per week op de fiets, maar misschien hebben ze wel meer aan 20 uur. Dat zijn dingen die we willen analyseren met hulp van studenten. Ook kijken we in die grote files of de timing van bijvoorbeeld hoogtestages beter kan.”
Effecten van training vergroten met juiste voeding
Ook geeft deze data informatie over welke voeding renners nodig hebben. “Vroeger ging het vooral om uren op de fiets maken, later kwam het besef dat rust en voldoende calorieën binnenkrijgen ook van invloed zijn op prestaties. Nu zijn we zo ver dat we de effecten van trainingen kunnen vergroten door renners de juiste voedingsstoffen te geven”, legt Heijboer uit.
“Je kunt het niet meer los van elkaar zien. We zijn nu met de Jumbo Foodcoach gestart, dit is een app die voor renners een voedingsplan opstelt op basis van de intensiteit van hun training. Dus dit kan voor iedere renner net iets anders zijn. Het gaat erom dat iedere renner de juiste dingen binnenkrijgt om het meeste uit de training te halen. Maar ook de juiste stoffen om te herstellen.”
Om te weten welke voedingsstoffen een renner allemaal nodig heeft, haalt Jumbo-Visma de expertise van Jeukendrup binnen, Jeukendrup werkt onder andere voor voetbalclubs PSV en Barcelona. Zijn kennis op het gebied van stofwisseling en metabolisme wordt wereldwijd erkent. “Hij is echt een autoriteit op dit gebied. Verder doen we in samenwerking met de Maastricht University onderzoek op het gebied van voeding en inspanning en herstel. Hierdoor kunnen we de laatste ontwikkelingen altijd toetsen met de praktijk. Want wat voor de ene renner goed werkt hoeft voor iemand anders niet te gelden.”
Toekomst visualisatie
In de toekomst verwacht Heijboer veel van gegevens rechtstreeks op brillen van de renners tonen. “Informatie fysiek voor je zien kan veel voordeel geven, zeker tijdens een tijdrit. Ze hoeven dan niet meer naar een schermpje op het stuur te kijken, veel veiliger ook denk ik.”
Ook zouden brillen gebruikt kunnen worden voor wedstrijdverkenningen, dat de koers op een bril wordt geprojecteerd. “Je hebt nu natuurlijk al navigatie, daardoor kun je routes via gps-systemen verkennen. Maar als een renner de route -via een bril- daadwerkelijk kan zien of misschien virtueel rijden, heb je al meer het gevoel erbij”, aldus Heijboer. Nu is er vaak niet genoeg tijd om alle wedstrijden te verkennen: “Je moet je voorstellen dat renners tussen de 60 en 85 koersdagen maken per jaar. Ik denk dat zo’n twee derde van alle wedstrijden niet worden verkend. Hier valt dus enorm veel winst te halen.”
De ontwikkelingen in de Formule 1, daar kan het wielrennen veel van leren. Ieder onderdeeltje wordt tot in den treure getest en verbeterd. Volgens Heijboer gaat de wielersport ook steeds meer die kant op. Heijboer: “De eerste stap is dat je moet leren wat je moet doen om bijvoorbeeld een stuur te ontwikkelen. Dat kost tijd en veel geld, want je moet alles onderbouwen. We werken op allerlei gebieden samen met wetenschappers en testen zelf ook veel uit. Hierdoor kun je je materiaal veel beter afstemmen op de omstandigheden. Als we een bergetappe rijden gaan er lichtere wielen mee en is de druk in de banden anders dan wanneer we een vlakke etappe rijden. Als sport kunnen we dat nog veel verder doortrekken, hiervoor kijk ik graag naar de Formule 1, dat is een mooie inspiratiebron.”