Hoe kunnen we het aantal vrouwen in de wetenschap verhogen? Maak niet alleen programma’s voor vrouwen. Die conclusies kun je trekken uit de ervaringen van de Stichting voor Poolse Wetenschap (FNP).
De FNP is een van de belangrijkste en meest prestigieuze organisaties die wetenschappelijk onderzoek in Polen financieren. Het motto van de FNP is “steun de beste, zodat ze nog beter kunnen worden”.
Wanneer een onderzoeker in Polen een FNP-laureaat wordt, kunnen ze de woorden “wow!” van hun bewonderende collega’s horen. De FNP voert programma’s uit voor onderzoekers in verschillende stadia van hun carrière en ondersteunt al bijna tien jaar vrouwelijke wetenschappers. Justyna Motrenko, die de afgelopen jaren verantwoordelijk was voor de ondersteuning van zwangere vrouwelijke wetenschappers en nu voorzitter is van het panel voor prijzen en beurzen, vertelt hoe de aanpak van vrouwenkwesties zich heeft ontwikkeld.
Waarom steunt de Stichting voor Poolse Wetenschap vrouwelijke wetenschappers?
“Omdat vrouwen de wetenschap verlaten. In Polen hebben we een vergelijkbaar aantal doctoraatsstudenten – zowel vrouwen als mannen. Meestal gaan mannen echter door met hun wetenschappelijke carrière nadat ze hun doctoraat hebben verdedigd. Terwijl vrouwen vaker de neiging hebben om hun wetenschappelijke carrière op te geven. Of hun professionele ontwikkeling vertraagt in tegenstelling tot hun mannelijke leeftijdsgenoten. Dit gebeurt meestal rond de leeftijd van 30 jaar, ofwel wanneer mensen besluiten een gezin te stichten en er kinderen komen. Dit heeft meer invloed op de carrières van vrouwen dan op die van mannen. Als stichting streven we ernaar om ervoor te zorgen dat de wetenschap in Polen het beste is wat ze kan zijn. Daarom nemen we maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer mensen de wetenschap verlaten, dat dit niet te wijten is aan niet-substantiële redenen en dat vrouwen, die grote wetenschappers zijn, hun wetenschappelijke baan niet hoeven op te geven.
Sinds wanneer heeft de stichting deze regelingen voor vrouwen?
Wij zijn tien jaar geleden begonnen met het “Pomoście”-programma (“Brug”). Ik wil er wel op wijzen dat dit vanaf het begin niet alleen voor vrouwen geldt. Bij de “Brugregeling” spelen twee factoren een rol. De eerste bestond uit programma’s voor vrouwen – voor wetenschappers die zwanger waren en wier wetenschappelijk werk gepaard ging met gevaarlijke omstandigheden. Vrouwen kregen de middelen aangeboden om vervanging in te huren voor gevaarlijk technisch werk, en ze waren vrij om hun analytisch of conceptueel werk voort te zetten. Het leek ons dat ze zich daarbij niet zouden laten weerhouden in hun wetenschappelijke werk.
De tweede factor was de zogenaamde ‘terugkeerregelingen’ voor ouders, vrouwen en mannen die weer aan het werk willen gaan en na een onderbreking van de zwangerschap of de opvoeding van hun kinderen willen terugkeren naar hun wetenschappelijke werk.
Is het zo gelopen? Was er enige belangstelling voor dergelijke steun? De “Brug” bestaat toch niet meer?
Eigenlijk was de belangstelling enorm. We hadden meer dan 700 aanvragen voor terugkeerregelingen tijdens 8 wervingsrondes in 4 jaar tijd. Meer dan 100 vrouwen en 1 man hebben hiervan geprofiteerd. 63 vrouwen kregen steun tijdens hun zwangerschap. De regelingen voor zwangere vrouwen bleken zich alleen niet volledig te vertalen in wetenschappelijk werk, omdat daarna zwangerschaps- en ouderschapsverlof volgde.
Wat de terugkeerregeling betreft, bleek de opzet daarentegen te restrictief te zijn. Daarom hebben we de voorwaarden versoepeld en nu hanteren we de ‘terugkeerregeling’ voor jonge artsen die na een onderbreking die misschien verband houdt met het ouderschap of met een baan buiten de school, weer aan het onderzoek willen beginnen.
Het is meer dat onze programma’s evolueren. We hebben gezien dat de situaties in de verschillende wetenschapsgebieden zeer uiteenlopend zijn. De persoonlijke situaties van wetenschappers zijn divers, en de reden voor de breuk is niet bijzonder belangrijk. Belangrijk is dat de wetenschapper na een pauze willen terugkeren naar hun wetenschappelijk werk.
Dat gezegd hebbende, is de wetenschap zeer meritocratisch. Waar het om gaat zijn meetbare resultaten. Het gevaar bestaat dat de speciale regeling voor jonge moeders als minder concurrerend wordt beschouwd dan de andere algemene subsidieprogramma’s. Daarom houden we in onze andere programma’s steeds meer rekening met de behoeften van vrouwen en jonge ouders. We willen dat dit een universeel principe is. In het ‘Start’-beurzenprogramma voor jonge wetenschappers hebben we bijvoorbeeld een verhoging van de leeftijdsgrens tot 30 jaar aangekondigd voor kandidaten die zwangerschaps- of ouderschapsverlof hebben opgenomen.
Regelingen die mensen in staat stellen om na het zwangerschapsverlof weer aan het werk te gaan, zijn slechts één aspect. Het tweede aspect is het creëren van instrumenten die de wetenschappelijke loopbaan van vrouwen ondersteunen. Met inbegrip van hulp voor degenen die de universiteiten besturen en die streven naar een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in leidinggevende functies, maar die problemen hebben om kandidaten met de juiste competenties te vinden.
Waar moeten we ze zoeken?
Op Academia-net.org, bijvoorbeeld. Dit is een database alleen voor vrouwelijke wetenschappers. Het onderscheidt zich door het feit dat het onmogelijk is om je er zelf op te abonneren. Je moet genomineerd zijn door een van de subsidie-instellingen die in heel Europa actief zijn.
Wij zijn partner van het portaal. We nomineren vrouwen, inclusief de succesvolle kandidaten voor onze programma’s, en we gebruiken het portaal om onder andere assessoren en experts te zoeken.
Wat zijn de conclusies van de Stichting na 10 jaar ondersteuning van vrouwelijke wetenschappers?
Ik zie twee belangrijke factoren. Ten eerste, dat we hulp nodig hebben voor jonge ouders – wetenschappers – en steun voor kinderopvang. Ten tweede is het belangrijk dat het werkklimaat gunstig is voor degenen die terugkeren naar het wetenschappelijk werk. Dat de onderbrekingen niet vreemd zijn en dat de wetenschapper moet kunnen terugkeren en tijd moet hebben voor een recapitulatie en een run-through. Ik weet dat het moeilijk is om iets als het werkklimaat te beïnvloeden, maar hoe meer mensen hierover praten, hoe beter. Mensen die buiten de wetenschap ervaring hebben, zijn waardevol omdat ze nieuwe perspectieven en ideeën brengen. Misschien kan dan in de volgende fase in de statistieken eindelijk de gelijkheid van mannen en vrouwen in de wetenschap worden vastgesteld.