Broeikasgasreductie, nieuwe banen, nieuwe investeringsmogelijkheden: de voordelen van het koolstofvrij maken van de elektriciteitssector liggen voor de hand. Een overgang naar een koolstofarmere elektriciteitsproductie kan echter voor sommige regio’s negatieve gevolgen hebben, afhankelijk van hun kwetsbaarheid en aanpassingsvermogen, terwijl het voor andere regio’s een positief effect heeft. Een team van de universiteit van Genève (UNIGE) heeft de sociaaleconomische gevolgen van een koolstofarme elektriciteitsproductie voor 296 regio’s in Europa tegen 2050 nauwkeurig in kaart gebracht, aldus de universiteit in een persbericht. Daaruit blijkt dat de zuidelijke en zuidoostelijke regio’s van het continent het meest kwetsbaar zijn. De resultaten zijn gepubliceerd in Nature Communications.
De elektriciteit die in Europa wordt verbruikt, wordt grotendeels geproduceerd door sterk vervuilende centrales die werken op fossiele brandstoffen (kolen, gas). Deze sector is verantwoordelijk voor een kwart van de broeikasgasemissies van het continent. Het koolstofvrij maken van elektriciteit is daarom een prioriteit geworden. Dit is ook een voorwaarde voor het koolstofvrij maken van andere sectoren die geëlektrificeerd moeten worden, zoals verwarming en vervoer.
De voordelen van een dergelijke overgang liggen voor de hand (minder luchtverontreiniging, nieuwe werkgelegenheid). Het proces zou echter ook bepaalde ongelijkheden tussen regio’s in stand kunnen houden of tot nieuwe ongelijkheden kunnen leiden. Een gebied met een kolencentrale zal bijvoorbeeld veel banen en belastinginkomsten verliezen als de centrale sluit. Het zal dubbel gestraft worden als er weinig land beschikbaar is om nieuwe installaties voor hernieuwbare energie te bouwen.
248 scenario’s
Gegevens over de regionale gevolgen van koolstofarme elektriciteit ontbreken nog. Om dit te verhelpen heeft een team van de universiteit van Genève (UNIGE) de sociaaleconomische gevolgen van 248 scenario’s voor de overgang naar elektriciteit geanalyseerd voor 296 regio’s in Europa.
“Om de verschillende scenario’s te simuleren, hebben wij voor elke regio rekening gehouden met alle bestaande middelen voor elektriciteitsproductie, zoals kernenergie, waterkracht, fotovoltaïsche energie, windenergie en fossiele brandstoffen, alsook met de transmissie en opslag van elektriciteit. We bestudeerden hun mogelijke configuraties in 2035 om op weg te zijn naar netto nul broeikasgasemissies in 2050,” legt eerste auteur Jan-Philipp Sasse uit, voormalig postdoctoraal onderzoeker in de groep Hernieuwbare Energiesystemen van het Instituut voor Milieuwetenschappen (ISE) van UNIGE.
Voor elke regio werden kwetsbaarheidscriteria geselecteerd, zoals luchtverontreiniging, de prijs van elektriciteit, de aard van de werkgelegenheid, de hoeveelheid beschikbare grond of de nieuwe investeringen die deze overgang al dan niet zou kunnen genereren. Er werd ook rekening gehouden met de hoeveelheid elektriciteit die gedurende een jaar om de 6 uur lokaal werd verbruikt, geproduceerd, ingevoerd en uitgevoerd. Deze gegevens werden verwerkt door een krachtige computercluster – een groepering van verschillende geavanceerde computers – en gebruikt om de verschillende scenario’s en hun gevolgen te modelleren.
Kloof tussen Zuid en Noord
Uit onze resultaten blijkt dat de voordelen van een overgang naar broeikasgasemissies van nul in 2050 al in 2035 voelbaar zouden zijn. In termen van luchtkwaliteit, investeringen en werkgelegenheid zijn deze voordelen geconcentreerd in de rijkere regio’s van Noord-Europa. Die in Zuid- en Zuidoost-Europa zijn over het algemeen kwetsbaarder”, zegt Evelina Trutnevyte, hoofd van de groep Hernieuwbare Energiesystemen van het Instituut voor Milieuwetenschappen (ISE) en co-auteur van de studie.
Zo zou Noord-Jutland in Denemarken profiteren van extra investeringen – en dus banen – in verband met offshore-windinstallaties. Sicilië en Campanië daarentegen zouden te maken krijgen met een stijging van de elektriciteitsprijzen. Door hun geografische ligging zouden deze twee Italiaanse regio’s niet vrij en flexibel elektriciteit kunnen invoeren uit andere Europese regio’s, waar deze goedkoper is. “In Zwitserland zou het effect van deze overgang vrijwel neutraal zijn omdat het land geen centrales op fossiele brandstoffen hoeft te sluiten en de andere kwetsbaarheden en voordelen in evenwicht zijn.”
Op basis van deze resultaten stelden de wetenschappers indices van baten en kwetsbaarheid op voor de verschillende scenario’s. Deze gegevens kunnen nu worden geïntegreerd in energietransitiestrategieën in de elektriciteitssector. Ze vormen een instrument voor een Europese coördinatie van een eerlijke energietransitie, met inbegrip van maatregelen om regionale ongelijkheden te compenseren.