“Nieuwe technologieën en methodes hebben alleen impact als mensen ermee kunnen werken. Het is cruciaal dat professionals de juiste skills verwerven en jongeren goed worden opgeleid. Naast formeel leren is juist ook informeel leren tijdens het werk belangrijk. Alleen dan kunnen we de bouw echt verduurzamen en de duurzaamheidsdoelen halen”, stelt Huub Keizers, strategisch adviseur bij TKI Bouw en Techniek.
Mensen moeten transitie versnellen
Op dit moment vertraagt het tekort aan vakmensen met de juiste skills de implementatie van innovaties. “Dat is ontzettend jammer, want de ontwerp-, bouw- en technieksector is verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van de uitstoot in Nederland. Het is dus erg belangrijk dat we hier zo snel mogelijk stappen in zetten”, stelt Keizers.
Regionaal Bouwen aan Human Capital
De bouw innoveert om tot een schone, circulaire en toekomstbestendige leefomgeving te komen. Met de opkomst van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, 3D-printen en duurzaam beton is de bouwsector in transitie. Om deze innovaties succesvol in de praktijk te laten landen, hebben vakmensen nieuwe skills nodig. Met het programma Regionaal Bouwen aan Human Capital wil TKI Bouw en Techniek, het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie, de ontwikkeling van deze skills bij zowel huidige als toekomstige vakmensen versnellen. Hierbij is de ontwikkeling van een schaalbare regionale aanpak rond Human Capital een belangrijk onderdeel. Na een looptijd van ruim een jaar, komt er aan het programma in zijn huidige vorm een einde. In deze serie maken we de balans op, en vragen we de betrokken partijen, waaronder vier regionale Hubs (Noord, Oost, Zuid en West), naar de belangrijkste resultaten.
In dit eerste artikel leggen we uit wat het programma precies inhoudt. Ook zoomen we in op de methode die ten grondslag lag aan het programma.
Sharebouw & techniek
Het concept Sharebouw & Techniek, ontwikkeld door TNO, staat aan de basis van het programma. Het doel is om skills ontwikkeling en innovatie adoptie te versnellen door het verbinden van werken, leren en innoveren in krachtige regionale ecosystemen, met verbinding naar landelijke spelers. “De werelden van leren, werken en innoveren sluiten nu vaak niet goed op elkaar aan. In het onderwijs krijgen jongeren informatie mee die niet goed op de praktijk van het bedrijfsleven aansluit. En vanuit de wetenschap worden innovaties ontwikkeld die niet makkelijk te implementeren zijn. Door deze werelden aan elkaar te koppelen, kunnen we innovatie versnellen”, verklaart Goedele Geuskens, onderzoeker bij TNO en nauw betrokken bij de ontwikkeling van Sharebouw & Techniek.
Regionale netwerken onmisbaar
Waarom is een regionale aanpak nodig om de toepassing van innovaties te versnellen? “Een aanzienlijk deel van de arbeidsmarkt is regionaal. In de bouw zijn bijvoorbeeld veel familiebedrijven actief die in de regio werken. Voor hen is het belangrijk om van dichtbij te kunnen zien wat de impact van bepaalde innovaties is. Een online plaatje van een nieuw, biobased materiaal zegt niet veel. Bedrijven geven zelf aan dat vakmensen die een 3D-geprint element in handen krijgen, enthousiast worden om dit product toe te passen in hun werk. Door het met eigen ogen te zien en te experimenteren krijgen ondernemers en vakmensen een veel beter beeld van de mogelijkheden”, zegt Geuskens.
Bij het programma zijn vier regionale hubs aangesloten, in het noorden, zuiden, oosten en westen van Nederland. Deze hubs opereerden al op het gebied van skills ontwikkeling en innovatie en hebben zich aangesloten bij het programma om gezamenlijk verder te groeien. Gezamenlijk ontwikkelen zij een schaalbare regionale human capital aanpak, en tegelijkertijd is er oog voor regionale verschillen en behoeften. Zo is in hub Noord veel aandacht voor biobased bouwen en het aardbevingsbestendig maken van de gebouwde omgeving. Terwijl in de Hub West digitalisering in de keten centraal staat. De opgedane kennis en ontwikkelde aanpakken wisselen de hubs uit, zodat zij sneller leren. Hierdoor zijn met het programma eerste stappen gezet naar een duurzame infrastructuur gericht op human capital.
Sharebouw & Techniek
De Sharebouw & Techniek methode versnelt skills ontwikkeling en toepassing van innovaties door concrete activiteiten uit te voeren op de volgende lijnen:
- Learning community; partijen uit de werelden van werken, leren en innoveren delen kennis en bouwen samen nieuwe kennis op door uitdagingen op te pakken.
- Technologische en sociale innovatie; Inzicht in en door ontwikkelen van technologische en sociale innovaties, zoals nieuwe manieren van werken.
- Lerende organisaties en ketens; Versterken van lerend en innovatief gedrag en samenwerking in de keten zodat innovaties kunnen landen. Zo is er een micro learning community opgezet met verschillende partners.
- Vernieuwing in leren en ontwikkelen; Innovatie in onderwijs, zowel qua inhoud als in de vorm. Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor challenge-based learning met opdrachten uit de praktijk.
- Innovatie adoptie en opschaling; Versterken van de toepassing van innovaties en de opschaling.
“De kracht van de methode ligt in het combineren van samenhangende activiteiten in alle lijnen. We zien nu vaak projecten op losse pijlers zoals onderzoek of onderwijs. Maar juist het combineren van innovatie, skills ontwikkeling en werken in de praktijk zorgt voor versnelling van de toepassing van innovaties”, zegt Geuskens. Daarnaast zijn er binnen de verschillende pijlers verbeterde werkwijzen ontwikkeld. Keizers voegt toe: “Het programma is gezamenlijk gefinancierd. Dat is vrij uniek, vaak is de financiering voor één van de onderdelen waardoor de implementatie in de keten en binnen het bredere ecosysteem niet of slechts vertraagd tot stand komt.”
De hele keten aansluiten
Om het programma te laten slagen én om echt impact te maken, is het belangrijk dat de hele keten is aangehaakt, zo schetsen Geuskens en Keizers. Het gaat dus om kennisinstellingen van mbo’s tot universiteiten, grote en kleine bedrijven, woningcorporaties en overheden op verschillende niveaus. In totaal zijn inmiddels 380 verschillende partijen aangesloten bij het netwerk. “Innovatieve, grote mkb-bedrijven spelen een belangrijke rol. Kleine mkb’ers zijn lastig te betrekken bij dit soort projecten. Zij hebben niet altijd de mankracht, de tijd en de middelen om hieraan te werken, maar ze vormen wel een belangrijk deel van de sector”, zegt de onderzoeker.
Ook daarom is het belangrijk om studenten kennis bij te brengen over verduurzaming, nieuwe werkprocessen, de mogelijkheden van digitalisering en industrieel bouwen ziet Keizers. “Een aanzienlijk deel van de studenten gaat over vier jaar aan de slag bij zo’n mkb’er. Zo nemen zij deze inzichten mee naar het bedrijfsleven. Dit is misschien geen oplossing voor de korte termijn, maar het heeft in de toekomst zeker invloed op de innovatiekracht van dergelijke bedrijven. Bovendien is de nieuwe aanwas extra belangrijk omdat de sector te maken heeft met vergrijzing.”
Terugkijkend op het programma van het afgelopen jaar zien Geuskens en Keizers dat er al impact is gemaakt op de skills ontwikkeling van studenten en professionals. Naast technologische skills benoemen zij juist ook de soft skills. Geuskens: “Professionals geven bijvoorbeeld aan dat ze leren hoe ze beter kunnen samenwerken in de keten en hoe ze een innovatieproces kunnen vormgeven.”
Impact op bedrijven
Het programma – dat gericht was op human capital – heeft ook direct impact op de bedrijvigheid in Nederland. Geuskens: “We zien bedrijven door de regionale aanpak stappen zetten in digitaal werken. En vanuit Hub Noord is een showcase uitgevoerd, van plant tot pand, waarin vlas is geteeld en verwerkt tot bouwelementen. Mede door dit project onderzoeken zeventig boeren uit de regio nu hoe zij vlas kunnen gaan telen en hoe de hele keten – inclusief productie – kan worden gesloten. Zo reikt de impact van het programma veel verder dan de skills.”
Het programma is bijna afgerond, maar de contacten blijven. Keizers: “Door dit programma zijn we nu ook gesprekspartner rondom human capital bij organen als de mbo-raad. Dat vergroot de impact op lange termijn. Daarnaast gaan de hubs in ieder geval de komende twee jaar nog samen optrekken, onder andere in het programma Toekomstbestendige Leefomgeving van TKI Bouw en Techniek. Daarbij kijken we ook hoe de kennis verder gedeeld kan worden naar regio’s die momenteel nog niet zijn aangesloten.”