Author profile picture

Jos Keurentjes is directeur van het Center for Energy Innovation van de Universiteit van Twente. Onder zijn leiding zijn vier programma’s opgestart die voorzien in een brede aanpak van specifieke energievraagstukken. We spreken Keurentjes een week na de presentatie van een pakket aan maatregelen (‘Fit for 55’) van de Europese Commissie, waarbij de klimaatdoelstellingen van ons continent nog eens extra worden aangescherpt. Zo worden fossiele brandstoffen duurder, geldt er vanaf 2035 een ban op benzineauto’s en wordt de emissiehandel verzwaard.

Wat zijn de belangrijkste effecten van Fit for 55 en de Green Deal?

Het belangrijkste effect is dat er duidelijk richting wordt gegeven. Willen we de klimaatdoelstellingen van Parijs halen? Dan komen we er met de vermindering van broeikasemissies niet. Dat is de boodschap. We moeten naar een negatieve CO2-uitstoot. Dat besef gaat tot een woud aan innovaties leiden.

Iedereen was er toch wel van overtuigd dat we ‘om’ moeten?

Het verschil is wel dat er nu heel gericht innovatie moet worden toegepast om ervoor te zorgen dat we in 2050 maar misschien al wel in 2030 niet meer afhankelijk zijn van fossiele bronnen. Het gaat niet meer alleen om het reduceren van koolstofuitstoot, maar het zelfs negatief maken van CO2-emissie. 

Op welke vlakken kunnen we vooral een boost aan innovatie verwachten?

Met name als het gaat om de vervanging van fossiele bronnen door biochemische bronnen. De wereld die we nu hebben is een op koolstof gebaseerd systeem. We moeten wat doen aan de atmosferische CO2. Voor een deel wordt die CO2 door de natuur opgenomen. Voor de rest gaat het om Direct Air Capture. Dat is een majeure slag die heel lang gezien werd als iets onhaalbaars of het werd op lange baan geschoven. Nu gaat het er met een ongelooflijke snelheid tot stand komen.

Stuwt Fit for 55 de technologische vernieuwing aan?

Absoluut. Fit for 55 laat zien dat verduurzamen niet voldoende is. 

Neem de discussie over het energieverbruik van datacentra. Het hangt een beetje af naar wie je luistert, maar je kun wel zeggen dat als de groei van data op de huidige manier doorgaat, datacenters over tien jaar 10 procent van het mondiale energiegebruik voor hun rekening zullen nemen. De datacenters reageren vaak daarop in de trant van ‘we zetten wel een windmolen op het dak of sluiten ons aan op een windpark op zee’. 

Maar nu weten we dat dat niet de enige oplossing is. We hebben veel meer intrinsieke oplossingen nodig om van warmte producerende elektronica weg te komen. Dan moet je denken aan vernieuwing in zaken als kwantum fotonica. Zo lang je stroom door een koperdraadje blijft sturen blijft die warm, zeg ik wel eens.

Welke partijen gaan zich vooral richten op innovatie?

Je zou zeggen dat traditionele bedrijven, zoals die in chemie en olie, sturing zouden bieden, omdat het hun terrein is, maar dat is toch niet het geval. Juist een club als Microsoft zet zich sterk in om tot nieuwe technologieën te komen met doelstelling hun eigen footprint naar nul te brengen. 

Het is ook weer niet zo gek dat gevestigde bedrijven afwachtend zijn. Ik was jaren terug betrokken bij besprekingen tussen de exploitant van een grote haven en de topmanagers van bedrijven die in de haven waren gevestigd. Het havenbedrijf was verbaasd en ook wel teleurgesteld dat de managers weinig in hun duurzame plannen zagen. Wat het havenbedrijf niet begreep is dat die bedrijven bij elkaar voor zo’n 500 miljard euro aan installaties hadden staan in het havengebied. Daarvan wilden ze zo lang mogelijk profijt trekken. Er is dus een, weliswaar begrijpelijke, maar intrinsieke weerstand om grote slagen te maken. De Green Deal gaat sterk helpen om de weerstandhobbel te nemen.

Kunnen we ook niet-technologische vernieuwingen tegemoet zien?

Jazeker. De werkwijze van het academisch onderzoek zal bijvoorbeeld anders moeten. De afgelopen decennia ging het vooral om vrij onderzoek. Dat is een beperkende factor voor het tempo van vernieuwing. 

We moeten toe naar missiegedreven programmering van academisch onderzoek. Met andere woorden: het gebruik van de kennis staat bij de ontwikkeling van die kennis al voorop. Dat is de manier om te zorgen dat innovaties sneller door de hele keten komen en vernieuwingen in een hoog tempo tot stand worden gebracht. 

Gebeurt dat nog te weinig?

Academische onderzoekers ervaren dit toch wel als een aantasting van hun academische vrijheid. Dat is jammer. Daarmee valt nogal wat toepasbare kennis tussen wal en schip. 

Is er in het bedrijfsleven meer belangstelling voor innovatie? 

Er is meer oog voor. Maar er is een groot verschil tussen een bedrijf dat een leuke, nieuwe vinding oppikt en een bedrijf dat er gericht op zoek naar gaat. Ik heb zelf 15 jaar bij AkzoNobel gezeten en in die laatste job was ik wereldwijd verantwoordelijk voor innovatie en technologie. 

Ik heb daar gezien, maar je ziet het overal in het bedrijfsleven, dat bedrijven geen lange termijnvisie hebben. Zo’n programmatische benadering is eigenlijk nergens aan de orde. Ondernemingen kijken toch meer naar het hier en nu, hooguit wordt een volgende stap in de bedrijfsontwikkeling gezet, maar zeer zelden wordt gekeken naar een ontwikkeling op lange termijn.

Neem ook de manier waarop we tegen octrooien aankijken. Men hoopt altijd dat uit een bepaald project een of meer octrooien komen. Dat idee moeten we omdraaien. We moeten vooraf bedenken: Wat moeten we octrooieren om te zorgen dat we iets nieuws creëren? We moeten het proces van vernieuwing veel krachtiger sturen dan tot dusver. Minder aan het toeval over laten en meer programmeren.

Maar veel projecten worden toch gezamenlijk door universiteiten en ondernemingen opgepakt. 

U zegt het al: het zijn projecten. Maar het stapelen van projecten is niet hetzelfde als het hebben van een programma waaraan je vervolgens projecten hangt. Door programmering ga je anders het innovatietraject in, omdat innovatie in het teken komt te staan van een groter geheel.

De programmering van innovatie, om het zo te noemen, bestaat al?

Aan onze universiteit werken bijna 1000 onderzoekers op het gebied van energie. Dat gaat door alle vijf faculteiten heen. Om cohesie, richting en zichtbaarheid aan deze specialisaties te geven, hebben we een paar jaar geleden het Center for Energy Innovation opgericht. Hierin hebben we een aantal specialisaties gebundeld die gebaseerd zijn op de kennis die we in huis hebben. We hebben vier aandachtvelden aangewezen: negatieve emissietechnologie, batterijtechnologie, digitalisering van energiesystemen en energieneutrale datacenters. Deze aanpak is een succes. We zijn bijvoorbeeld in gesprek met Facebook. Het bedrijf kwam bij ons terecht omdat er volgens hen nergens in de academische wereld een programma met zo’n holistische aanpak bestaat.

Lees ook over energieopslag als de sleutel voor de koolstofneutrale samenleving.