De EU heeft dringend een vangnet nodig om haar blootstelling aan gevaren van buitenaf te verminderen en sterkere waardecreatie aan te moedigen. Een Europese Economische Veiligheidsraad en een Futura Fonds ter waarde van 50 miljard euro zijn enkele van de manieren waarop het continent opnieuw kan meedoen aan de mondiale concurrentie.
Volgende week presenteert de Europese Commissie een voorstel voor het screenen van uitgaande investeringen en, daaraan gekoppeld, exportcontroles voor vier cruciale technologieën, waaronder microchips. Tijdens een EPC-conferentie in Brussel gaf Pawel Swieboda, senior visiting fellow bij het European Policy Center (EPC), al enkele inzichten in deze voorstellen. Het initiatief van de Commissie maakt deel uit van een pakket instrumenten om de handelsbetrekkingen met China minder risicovol te maken. Swieboda noemde het “Europa’s maak-of-breek-moment”.
Europa gaat nu zijn derde periode in de economische geschiedenis in, legt Swieboda uit. De eerste dateert van de naoorlogse wederopbouw en de lancering van de interne markt. De tweede begon in 1989 met de historische uitbreidingen van de EU en Europa’s betrokkenheid bij het vormgeven van de globalisering. “Maar van die wereld is vandaag de dag weinig meer over. We bevinden ons in een andere realiteit en zien hoe schokgevoelig, conflictueus en bewapend de mondiale omgeving is geworden. We moeten hier lering uit trekken en er is behoefte aan een paradigmaverschuiving.”
Betekent dit dat Europa protectionistisch wordt? Nee, zegt Swieboda. “Dat zou niet slim zijn voor de EU, waarvan de DNA-code is verankerd in principes van openheid. Maar we moeten wel een vangnet inbouwen in de manier waarop we wereldwijd in economische zaken opereren. Dat vangnet is er om overmatige blootstelling aan risico’s te voorkomen en – even belangrijk – nieuwe gebieden waar we waarde kunnen creëren te identificeren. We mogen ons geen illusies maken over onze bestuursmacht, hoe graag we dat ook zouden willen.”
Het voorstel van volgende week gaat over waarom de EU een gemeenschappelijke analyse van de bedreigingen voor de economische veiligheid zou moeten uitvoeren. Hoewel er volgens Swieboda “al veel gebeurt”, is dat op nichegebieden zoals inkomende en uitgaande investeringen. “Maar we hebben iets nodig dat veel uitgebreider is dan dit, ook omdat veiligheidsrisico’s per lidstaat verschillen.”
Swieboda noemt het cruciaal om veerkracht en economische zekerheid vanaf het begin in het programma op te nemen. “We kunnen het ons niet veroorloven om eerst ons beleid te ontwikkelen en daarna pas de economische veiligheidsdimensie toe te voegen; het moet allemaal vanaf het begin gebeuren. Veel van ons denken richt zich op het verdubbelen van de opschalingsmogelijkheden, want als er één zwak punt van het EU-model is, dan is het wel dat we het bijzonder moeilijk hebben gehad met schaalvergroting.”
Een van de grote uitdagingen van Europa is het vinden van geld om de meest veelbelovende start-ups en andere initiatieven op te schalen. Hoewel R&D-investeringen in Europa toenemen, zegt Swieboda dat pensioenfondsen een veel grotere rol zouden moeten spelen. In een nieuw ‘Futura Fund’ zou Europa ongeveer 500 miljard euro moeten ophalen door de uitgifte van schuldpapier op EU-niveau en door grote institutionele investeerders zoals pensioenfondsen aan te trekken. “De groei in Europa is het afgelopen jaar behoorlijk indrukwekkend geweest. Toch moeten we een manier vinden waarop Europa beter kan schalen. De Commissie wees al op de behoefte aan meer gemeenschappelijke leningen, waarover we voorstellen zullen doen in de Futura Funds. Leningen maken daar deel van uit, maar het doet ook een beroep op institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, die enorme slapende reuzen in Europa. Er wordt nog steeds niet voldoende gebruik van hun mogelijkheden gemaakt. Amerikaanse pensioenfondsen financieren tien procent van de Duitse technologische unicorns, en slechts 0,01 procent wordt gefinancierd door Duitse pensioenfondsen. Dit is slechts een klein feit om over na te denken als we het over dit soort kwesties hebben.”
De drie – of vier – P’s
Een reset van de interne markt is ook een kans, zegt Swieboda. “Op gebieden waar Europa een concurrentievoordeel heeft, stellen we voor om de drie P’s van de economische veiligheidsstrategie van de Commissie in gedachten te houden: Promote, Protect & Partner. We voegen er een vierde P aan toe, en dat is Prepare, omdat we ervan overtuigd zijn dat er veel moet worden gedaan op het gebied van anticiperen, het speelveld voorbereiden en analyseren.”
Vanuit een institutioneel perspectief moet de EU een Economische Veiligheidsraad oprichten, een platform waar de relevante actoren kunnen samenkomen. “Andere landen hebben al hun eigen aanpak ontwikkeld. Japan heeft een minister voor Economische Veiligheid. Het Witte Huis heeft net een taskforce voor toeleveringsketens opgericht. De EU kan zich geen lappendeken veroorloven zoals voorheen. We hebben een duidelijke institutionele oplossing nodig voor deze zaken.”
De EPC begint volgende week met het kaderdocument en zal kijken naar een aantal uitdagingen op het gebied van digitale technologie, energie en gezondheid. “Daarna kijken we naar de interne markt en economische zekerheid, wat er moet gebeuren, en we kijken naar de institutionele dimensie. We zullen aanbevelingen ontwikkelen voor de volgende Agenda 2024-2029 voordat we dit ook naar gelijkgestemde landen buiten Europa brengen; die moeten ook aan boord blijven.”