Fred Roozeboom (1995)
Author profile picture

Vol trots noemt Fred Roozeboom de eerdere winnaars van de Gordon Moore Medal for Outstanding Achievement in Solid State Science and Technology. Nobelprijswinnaar Isamu Akasaki bijvoorbeeld. En Morton Panish, de uitvinder van de vaste-stoflaser die in onze cd-spelers ging. En nu mag de 70-jarige Waalrenaar prof. dr. Roozeboom zelf naar Amerika om de prijs in ontvangst te nemen. De Medal is een beloning voor personen die zich onderscheiden “door hun opmerkelijke bijdragen aan de wetenschap en technologie van vaste stoffen”. Het gaat om een oeuvreprijs en de Electrochemical Society, die de prijs uitreikt, kijkt niet alleen naar de hoogstandjes in technologie maar ook naar de maatschappelijke impact van het werk van de winnaars. 

De Wet van Moore

De eerder dit jaar overleden Gordon Moore, mede-oprichter van Intel, heeft zijn leven gewijd aan de perfectionering van de microchip. En dat betekende vooral: klein – kleiner – kleinst. Van 10 micrometer in 1971 ging het naar 3 nanometer in 2022. Met wat later “de wet van Moore” is gaan heten, voorspelde hij in 1965 dat het aantal transistors in een chip ongeveer elke twee jaar verdubbelt. En hoe belangrijk ook, het woord ‘wet’ is daarbij enigszins misleidend. Het gaat om een observatie en projectie van een historische trend en daarmee niet echt een natuurkundige wet, maar meer toekomstverwachting op basis van de ervaring die is opgedaan bij de productie van chips.

De voorspelling van Moore is in de halfgeleiderindustrie gebruikt als leidraad voor langetermijnplanning en om doelstellingen voor onderzoek en ontwikkeling vast te stellen, en functioneert dus tot op zekere hoogte als een self-fullfilling prophecy. De vooruitgang in de digitale elektronica, zoals de verlaging van de prijzen van microprocessoren, de toename van de geheugencapaciteit (RAM en flash), de verbetering van sensoren, en zelfs het aantal en de grootte van de pixels in digitale camera’s, houden sterk verband met de wet van Moore. Deze voortdurende veranderingen in de digitale elektronica zijn een drijvende kracht geweest achter technologische en sociale veranderingen, productiviteit en economische groei.

Fred Roozeboom
Fred Roozeboom

“Dat ik nu in dat rijtje mensen mag staan, dat maakt mij ongelofelijk trots natuurlijk.” Eind deze maand mag Roozeboom de prijs gaan ophalen, tijdens de jaarvergadering van de society. Waar hij de grote eer aan te danken heeft? De laureaat, die ondanks zijn pensioengerechtigde leeftijd nog volop actief is als hoogleraar, adviseur en onderzoeker, zoekt naar woorden. “Tja, het is een combinatie van dingen natuurlijk. Deels technisch en deels maatschappelijk. In technische zin gaat het om het steeds maar verkleinen en integreren van chips, met name in de draadloze communicatie. Denk daarbij aan pakketjes van chips, waarbij we er met superkleine hoge-dichtheid condensatoren voor hebben weten te zorgen dat die onderdelen stabiel bleven, ook als ze vlak naast en boven elkaar in die package zitten. Want dat was ook een gevolg van die verkleining: het opbouwen ervan ging naar de derde dimensie, met horizontale en verticale schakelingen van condensatoren en verticale doorverbindingen naar de transistorchips.”

Maar hoewel het natuurlijk allemaal draait om de juiste techniek, zegt dat nog niks over de mogelijke maatschappelijke impact ervan. En dat is het andere deel van Roozebooms prestaties. Lang verhaal kort: dankzij zijn inbreng en die van zijn R&D teams was Medtronic uiteindelijk in staat om pacemakers zodanig te verkleinen dat deze via de lies, als een stent, bij patiënten konden worden ingebracht. Bij het hart kunnen ze zich dan op de juiste plek vastzetten. “Dat is een enorme verbetering ten opzichte van de oude situatie, toen we nog pacemakers hadden ter grootte van een dubbeldikke rijksdaalder, die met een zware hartoperatie werden ingebracht. Een behandeling die iedere pakweg zeven jaar herhaald moest worden. Als je weet dat er wereldwijd miljoenen mensen zijn met een pacemaker snap je wat het effect van zo’n ontwikkeling is: in kosten, in efficiency voor de zorg en vooral voor de patiënt zelf natuurlijk.”

Philips NatLab

Maar eerlijk is eerlijk: dat grote doel kwam pas gaandeweg in beeld. Toen Roozeboom zijn werk met de verkleining van condensatoren begon, leek het goed om ze voor de ontstekers van TL-buizen in te gaan zetten. “Op zich was dat logisch. We hadden de transformator al plat gekregen, we konden alles heel klein krijgen, maar tegen welke prijs? Onze compacte condensatoren, dat gaf zoveel gedoe dat we wel inzagen dat we de gewenste kostprijs nooit zouden halen. Dat was eerst een teleurstelling natuurlijk, maar toen merkten we ook het grote voordeel van werken bij Philips. In en rond het NatLab was altijd sprake van verschillende expertises, diverse afdelingen en allerlei markten die bij elkaar kwamen. En zo kon het gebeuren dat we weliswaar moesten stoppen met ons werk voor de TL-buizen, maar door konden gaan voor de halfgeleiders. Dat maakte het nog veel interessanter allemaal.”

Ook toen lagen de pacemakers trouwens nog ver achter de horizon. “Onze eerste klanten waren Samsung en Nokia, dat was een lucratieve business. In hun mobieltjes zaten de hoogfrequente (RF) en laagfrequente deeltjes zo dicht bij elkaar dat ze elkaar zouden kunnen beïnvloeden. Dankzij onze ontkoppelcondensatoren kon dat voorkomen worden. Maar mobieltjes waren bij lange na niet de enige toepassing natuurlijk. Je kunt met die technologie heel veel verschillende dingen doen – de verkleining van de chip heeft een breed scala aan markten vooruit geholpen.” 

Fred Roozeboom
Fred Roozeboom, jaren ’90

Daarmee komen we op een ander voordeel van het NatLab en alle expertises die daar samenkwamen: “Het koffieapparaat was onze belangrijkste bron van kennis en inspiratie. Dat is jarenlang de manier geweest om dwarsverbanden te leggen tussen alle markten en technologieën. Het was de plek voor spontaniteit, enthousiasme, nieuwe dingen. Met een concurrent kan het niet heel snel natuurlijk. Maar met je eigen collega’s doe je het gewoon. Want altijd geldt dat twee of drie mensen zoveel meer weten dan jij alleen. Ik weet nog goed dat er ook altijd zo’n flap-over naast de koffiemachine stond. Daar krabbelde je je ideeën op. Iemand anders vulde het aan of nam het mee. Zodat die ideeën een eigen leven konden gaan leiden. Met onderliggend ook het besef dat je elkaar wat kunt gunnen. Alles bij elkaar precies passend binnen de tien regels van Holst waar het bij NatLab allemaal mee begon.”

Het brengt Roozeboom tot een logische verzuchting: “Was er nu nog steeds maar zo iets als het NatLab. Natuurlijk, ik snap dat iemand daar heel veel geld in moet steken, vanuit het besef dat zoiets zich alleen maar op de hele lange termijn laat uitbetalen, maar zouden we met hulp van wat venture capital of overheidssubsidies niet één gebouw op de High Tech Campus daarvoor kunnen reserveren? En dan kan de Eindhoven Engine er meteen ook een mooie plek krijgen, want dat lijkt in heel veel opzichten wel op een ideale voortzetting van de pluriforme sfeer van toen.”

Wat zo’n NatLab 2.0 zou kunnen brengen, weet Roozeboom wel. “De onverwachte dingen, wat ze ook vaak serendipiteit noemen. Kijk, wij hadden zonder NatLab nooit de stap van TL-buizen naar halfgeleiders kunnen zetten. Het lijkt misschien toeval, maar het is bewust gecreëerd. De directie was er destijds altijd op uit om die toevallige ontmoetingen zo makkelijk mogelijk te maken, ook met een slim doorstroombeleid of bijeenkomsten tussen afdelingen bijvoorbeeld. Natuurlijk kun je toeval en serendipiteit nooit helemaal sturen, maar je kunt wel de omstandigheden creëren waarbinnen zulke factoren belangrijker worden.” 

Een aspect dat daarbij wel eens onderschat wordt, zegt Roozeboom, is het bij elkaar zetten van denkers en doeners. “Dat is ook de reden waarom een productiefaciliteit in een ver lage-lonenland misschien wel interessant klinkt, maar voor de kwaliteit van je bestaande èn nieuwe producten nooit ideaal kan zijn bij té grote afstand.”

Patenten 

Roozeboom voelt zich een echte uitvinder, altijd op zoek naar de volgende stap in een vernieuwing. Als chemicus, als materiaalkundige, als nieuwsgierig onderzoeker, als research fellow bij Philips of NXP, als adviseur bij TNO, Zeiss of jonge start-ups, “welke rol ik ook aanneem, het is altijd zoeken naar de ultieme mogelijkheden binnen de beschikbare budgetten. Het liefst atoom voor atoom arrangeren, zoals de legendarische Richard Feynman het al in 1959 benoemde. ‘There is plenty of room at the bottom’, zei hij. En daar bedoelde hij mee: ga vooral ook in de derde dimensie graven. Of we het echt op atoomniveau gaan waarmaken is nog maar de vraag, maar daar zit natuurlijk wel de enige harde grens aan de Wet van Moore; ook als chemicus moet ik me daar wel bij neerleggen. Maar voor we zover zijn loop je ook altijd tegen andere grenzen aan, namelijk die van de markt. Als het zoveel geld kost dat de markt het niet gaat terugbetalen, dan houdt het daar op. Of toch tijdelijk, want iets dat dertig jaar geleden veel te duur was, zou nu ineens heel interessant kunnen zijn. Nog zo iets waar je als uitvinder vaak tegenaan loopt: je bent soms veel te vroeg met jevondsten, omdat de markt er nog niet klaar voor is.” 

Roozeboom kan er met zijn ongeveer veertig toegekende US-patenten over meepraten: octrooiprocessen zijn niet alleen langdurig, maar ook nog eens ingewikkeld en gevoelig. “Zo’n heel traject duurt zeker anderhalf jaar en het lastige is dat je in die periode op je handen moet gaan zitten. Je kunt met je uitvinding niet naar een conferentie, je kunt er nog niet over publiceren, je moet er gewoon je mond over houden. Zelfs binnen je eigen bedrijf moet je er voorzichtig mee zijn.” Dat het zo lang duurt is niet zo gek: de octrooiverstrekkers in Rijswijk, München of waar dan ook moeten er 100% van overtuigd zijn dat de vinding niet alleen nieuw en innovatief is, maar ook alle ‘prior art’ kan verslaan. En als je er dan al in slaagt om dat proces goed te doorlopen, kan het ook nog eens gebeuren dat je patent wordt aangevochten: “Dat kunnen heel vervelende en kostbare rechtzaken worden.”

Het moment van aanvragen is ook van belang. “Als jouw oplossing nog niet helemaal uitontwikkeld is en je gaat toch al met je ideeën naar de patentverstrekkers, dan kun je jezelf in de voet schieten. Kleine wijzigingen kun je tijdens het beoordelingsproces nog wel toevoegen, maar ik heb het ook al eens gehad dat ik van een vijf jaar oud patent merkte dat het toch niet volledig was. Dat je dan bij jezelf denkt: had ik dáár toen maar aangedacht!” Niet al Roozebooms patenten komen trouwens uit de halfgeleiderindustrie. “Voor Zeiss, waar ik consultant ben, heb ik iets bedacht om de vervuiling van de huidige spiegels en reticules in de nieuwste EUV-machines tegen te gaan.” Ook bij Carbyon, de carbon capture startup op de High Tech Campus waar Roozeboom ook in deeltijd actief is, komt zijn kennis en ervaring goed van pas. 

Geluk

Er is nog één factor die niet genoemd is maar volgens Roozeboom zeker niet mag ontbreken in dit verhaal. “Dat is geluk. Ik heb door de jaren heen veel geluk gehad, met kundige en prettige collega’s om mij heen. Dat is ook nodig, want je kunt nog zulke goede omstandigheden hebben, soms moeten de zaken en juiste mensen gewoon goed bij elkaar komen en dat heb je niet altijd alleen zelf in de hand.” En als we het dan toch over geluk hebben… “Mag ik ook Geesje, mijn vrouw nog noemen? Het is dankzij haar dat ik er in moeilijke perioden doorheen ben gesleept. Want zoals iedereen heb ik ook wel eens periodes gehad waarin het allemaal niet liep zoals ik wilde of het zelfs helemaal niet meer zag zitten. Geesje was dan mijn trouwste en allerbeste klankbord; als ik ‘s nachts wakker lag met al mijn zorgen, ging ze met mij naar beneden om er samen over te praten. Bij de prijsuitreiking wil ik daar zeker ook even bij stilstaan – hopelijkword ik dan niet té emotioneel.”