Dat iets aanleren makkelijker is dan iets afleren, lijkt logisch. Neem bewegen bij kinderen. Een actief kind zal eerder geneigd zijn om op latere leeftijd dat voort te zetten. Maar hoe eenvoudig het ook lijkt, het is een complex vraagstuk, zegt Dave Van Kann, per 1 april lector ‘Leren Bewegen in en rondom de school’. Hij is een nieuwe lector op een al langer lopende onderzoekslijn binnen het lectoraat.
Buitenschooltijd
Breng je de kinderen met de auto of kan je ze met de fiets of lopend naar school brengen? Zitten ze vervolgens bijna de hele dag op een stoel in de klas? Of heeft de leerkracht spelletjes bedacht waarbij de kinderen in beweging komen? Krijgen de kinderen gymles van een vakleerkracht lichamelijke opvoeding? Of verzorgt de leerkracht zelf de gymles? En hoe zit het met de buitenschooltijd? We leven in een tijd waar de YouTube-video’s en videogames als Fortnite lonken. En een tijd waarin het niet overal vanzelfsprekend is, bijvoorbeeld door drukte op straat, dat kinderen vrij buiten kunnen spelen.
“Wat het zo complex maakt, is dat een kind op meerdere plekken op een dag substantiële tijd doorbrengt”, zegt Van Kann. “Je kunt een kind op school wel iets aanleren, maar het is ook belangrijk de ouders en de omgeving waarin een kind opgroeit mee te nemen. Daarnaast speelt mee dat beweging voor een leerkracht een van de vele onderwerpen is dat om aandacht vraagt. In een tijd met lerarentekorten is het al lastig genoeg om überhaupt iemand voor de klas te hebben staan.”
Binnen het lectoraat Move to Be werken de onderzoekers dan ook nauw samen met het werkveld, zegt Anoek Adank docent op de ALO en onderzoeker binnen het lectoraat Move to Be. Het lectoraat voert samen met onder meer basisscholen, gemeenten en GGD’s onderzoek uit en betrekt daar vooral ook de ouders en kinderen bij.
Lokale versies
Dat begon al rond 2007. Een tijd waarin het te weinig bewegen van kinderen breed in het nieuws kwam, gaat Adank verder. “We vroegen ons toen af wat een school samen met partijen binnen een gemeente kan doen om een gezonde en actieve leefstijl bij jongeren te stimuleren. En hoe wij daarbij kunnen helpen.”
In die tijd werden basisscholen overspoeld met projecten die een gezonde en actieve leefstijl bij kinderen moesten bevorderen. Adank ontwikkelde samen met haar collega’s en GGD Hart voor Brabant, GGD West-Brabant en de gemeente Tilburg de methode ‘Basisschool in Beweging’. Deze methodiek geeft inzicht in de mogelijkheden van een school om het bewegen van kinderen te vergroten, al dan niet gebruikmakend van bestaande projecten. “Een methodiek die nu al vijftien jaar loopt”, zegt Van Kann, “Gaandeweg stellen we deze steeds bij naar ‘lokale’ versies.” Recent is de methodiek doorontwikkeld voor de hele kindertijd, van nul tot twaalf jaar ‘Gezond Kindcentrum in Beweging’.
Het was, achteraf gezien, de start voor een doorlopende onderzoekslijn rondom beweegstimulering op en rondom basisscholen, zegt Van Kann. De nieuwe lector verrichtte vanuit de universiteit van Maastricht onderzoek naar Active Living, waar hij in 2017 op promoveerde. Hij voegde zich in 2016 als docent-onderzoeker bij Fontys Sporthogeschool. “Basisschool in Beweging en Active Living zijn de eerste bouwstenen geweest. Vanuit de opgedane kennis bouwen en verdiepen we steeds verder.” Van Kann verwijst daarbij naar projecten als KEIGAAF, SALTO (Stimuleren van een Actieve Leefstijl door Top gymOnderwijs), Bewegend Curriculum en Startvaardig.
KEIGAAF
Adanks initiële onderzoek ontwikkelde zich verder en verder. Het leidde onder meer tot haar promotieonderzoek. Met als centrale onderzoeksvraag hoe bewegingsonderwijs een actieve leefstijl bij kinderen kan stimuleren. Hierbij staat de meerwaarde van vakdocenten in het bewegingsonderwijs centraal. In 2018 kreeg ze hiervoor een NWO-promotiebeurs voor leraren toegekend.
Adank: “Ik heb bij de start van ‘Basisschool in Beweging’ nooit gedacht dat het stimuleren van een actieve leefstijl bij kinderen zo actueel en belangrijk zou zijn en blijven. We vonden het toen belangrijk om op in te spelen. Dat maatschappelijke belang zien we nu nog steeds. Ik ben blij dat we vanuit het lectoraat verbredend, verdiepend en vooral ook heel praktisch onderzoek kunnen doen. We onderzoeken samen met leerlingen en groepsleerkrachten, gymdocenten en scholenbesturen wat er nodig is en wat er op een school kan. Om ervoor te zorgen dat het (bewegings)onderwijs leerlingen enthousiast maakt om te gaan bewegen. Door deelname aan sport- en beweegactiviteiten. Nu en in de toekomst. Daarbij kijken we verder dan de gymzaal. Wat betekent meer of vaker op een dag bewegen bijvoorbeeld voor het schoolplein, het schoolcurriculum, maar ook wat betekent dat voor de buurt, de lokale sportverenigingen en voor de wijk?”
Een project dat vooral gericht was op die verbinding vanuit de school met de wijk, thuis is KEIGAAF. “Ook weer eentje die voortvloeide uit die eerdere inzichten vanuit Basisschool in Beweging”, zegt Van Kann. “En vanuit mijn promotietraject Active Living, waar veel meer de focus lag om de omgeving van de school zo uitnodigend mogelijk proberen in te richten. Zodat de omgeving leerlingen verleidt om in beweging te komen.”
Leerlingenraad
Zo realiseerde Salto-basisschool de Opbouw, binnen KEIGAAF, een door de leerlingen zelf ingericht, extra speelveld. Waar kinderen ook buiten schooltijd kunnen voetballen, ravotten of van de kabelbaan gaan. Een veld dat zo’n driehonderd meter verderop ligt. Stoeptegels à la Hans en Grietje leiden de weg van school ernaar toe. Sleutel bij dit project was dat de school de leerlingen een oplossing liet bedenken voor het te kleine schoolplein, vertelt Harry Voss, directeur van de basisschool.
Aanvankelijk kwamen leerlingen uit de leerlingenraad bij Voss met de klacht dat het schoolplein te klein en te saai was. “Wat ook klopte”, zegt Voss. “Er zijn restricties aan een schoolplein, zo moet er bijvoorbeeld een aantal parkeerplaatsen zijn. Dus uitbouwen was geen optie. Wat maakt dat er te veel kinderen op één plek zijn om vrij te kunnen rennen of te voetballen.” Voss liet de kinderen door de wijk fietsen om te zoeken naar een oplossing. Die bleek dus op zo’n driehonderd meter van de school voor handen. Een grasveld, met een “slecht onderhouden” speeltoestel.
De kinderen schreven een brief naar de gemeente met het verzoek dat veld te mogen gebruiken als speelveld. Voss las wel mee, “maar de kinderen schreven de brief zelf”. Ook spraken Voss en Van Kann met de gemeente. De gemeente ging akkoord. Leerlingen en leerkrachten van de Opbouw richtten samen met de gemeente Eindhoven en Fontys Sporthogeschool het veld opnieuw in.
Ingebakken
Elke groep heeft minimaal één keer per week een kwartier extra speeltijd. Voss: “Dat gaat wel af van de onderwijstijd af, maar je ziet gewoon dat, als die kinderen terugkomen, ze zo veel energie hebben. Ze zijn dan helemaal uitgelaten. Je merkt dat je daarna veel meer met ze kan doen in de klas.”
Het kost elke klas per week zo’n drie minuten per dag aan lestijd. “En de voordelen zijn enorm. Ze gaan met twee groepen tegelijk naar dat veldje en dan is er ook weer meer ruimte op het speelplein. De gang naar het veld zit gewoon in ons systeem ingebakken. Een belangrijk bijkomstig voordeel is dus dat leerlingen extra tijd spenderen aan die actieve verplaatsing.”
Om te zorgen dat de kinderen zich zo veilig mogelijk van de school naar het veld kunnen verplaatsen liggen er stoeptegels met pijlen van en naar de school in de wijk. “Dat is ook weer leuke reclame voor de school en zorgt voor meer beleving van de thematiek in de wijk rondom de school.”
Vakdocent
Binnen Salto begeleidt Voss de werkgroep ‘sport en bewegen’. “Salto is eigenlijk altijd al sport-minded geweest.” Zo heeft elke Salto-school al jaren een eigen vakdocent bewegingsonderwijs. Voss: “Ik kan best een leuke gymles geven, maar als je een sportdocent hebt, dan is het kinderwerk wat ik doe. Kinderen komen bij wijze van spreken uitgeput die gymzaal uit. Ze zijn constant bezig. Het is een lust om te zien. Zo’n gymdocent weet wat die doet. Waar ik al snel iets als gevaarlijk zou bestempelen, zegt hij: ‘Hoezo gevaarlijk?’ Zij weten precies wat ze moeten doen.” Werken met een vakdocent, was de start voor een langdurige samenwerking met Fontys Sporthogeschool, zegt Voss.
Scholengemeenschap Salto heeft onder meer stagiaires van de Fontys Sporthogeschool. De gymdocenten volgen kennisbijeenkomsten georganiseerd door Fontys. Naast het promotieonderzoek van Adank, werken de Salto-scholen mee aan de andere projecten binnen de onderzoekslijn ‘Stimuleren van beweging op en rondom basisscholen’.
Anders inrichten
Ook ligt er alweer een nieuwe puzzel op het bord van basisscholen. Per 1 januari 2023 moet elke basisschoolleerling vanaf groep 3 elke week twee keer 45 minuten gymles krijgen van een bevoegde docent in een daarvoor geschikte accommodatie. Het is een goede ontwikkeling om de basis van kinderen op orde te krijgen, zegt Van Kann. “Maar voor scholen soms ook een complex vraagstuk.”
Daar kan het lectoraat bij helpen, stelt de lector. “Moet je bijvoorbeeld altijd gebruik maken van een bepaald soort accommodatie om kwalitatief goed bewegingsonderwijs te kunnen geven? Of kun je het ook op een andere manier inrichten? Wat is daarvoor nodig, wat vraagt het van docenten en van de hoe je de omgeving inricht?”
Volgens Van Kann ligt de kern in het ‘anders denken’. “Wat is de essentie van wat hier gevraagd wordt: het faciliteren van bewegen en hoe je dat vervolgens met creatieve oplossingen toch voor elkaar kunt krijgen. Deze wetswijziging kan dus ook helpen om als onderzoek en onderwijs samen met het werkveld deze puzzel het beste te gaan leggen. Het is precies zo’n vraagstuk waar de kennis en expertise van het lectoraat Move to Be sterk tot uiting kan komen.”