Veel landen hebben ambitieuze duurzaamheidsplannen, maar het behalen ervan is vaak lastig. Modellen waarop beleid wordt gebaseerd, spelen daar een grote rol in. Maar, die modellen van internationale organisaties, zoals het Internationaal Energieagentschap, voorspellen systematisch minder zonne- en windenergie of elektrische auto’s dan er in de praktijk zijn.
En dat is een probleem voor de energietransitie, legt Alkemade uit, hoogleraar economie en beleid van technologische innovatie aan de TU/e. “We ondervinden het in Nederland aan den lijve. De energietransitie is een systeemtransitie die om een gecoördineerde, langetermijnaanpak vraagt. Als de overheid onvoldoende rekening houdt met de snelle opkomst van groene technologie, houdt ze daar in het beleid ook geen rekening mee. Dan ga je niet het elektriciteitsnet versterken, meer laadpalen neerzetten, meer monteurs opleiden of meer ambtenaren aanstellen die vergunningstrajecten begeleiden. Dit vertraagt de transitie, terwijl juist een versnelling nodig is.”
Sociale feedback vangen in getallen en modellen
Die modellen zijn niet accuraat, omdat ze vooral de economische en technologische factoren in beschouwing nemen en niet de sociale processen die voor een versnelling kunnen zorgen, aldus Alkemade. Modellen gaan uit van wat er aan harde toezeggingen qua nieuwe wind- en zonne-energie ligt. Terwijl het in de praktijk, door stijgende energieprijzen, voor huishoudens en bedrijven aantrekkelijker is geworden om bijvoorbeeld zonnepanelen op hun dak te leggen.
“Bovendien zijn kosten niet de enige overweging, mensen maken zich zorgen om klimaatverandering en de afhankelijkheid van Russisch gas. Zo krijg je een soort sociale feedback: mensen leggen steeds vaker zonnepanelen neer, de technologie wordt beter, en de prijzen dalen en de stap om over te stappen wordt voor andere mensen en bedrijven kleiner omdat ze in hun omgeving zien dat het werkt. Daarnaast is het stimuleren van die sociale feedbacks één van de weinige dingen die we nog kunnen inzetten om de transitie te versnellen en te zorgen dat we klimaatdoelen wél halen. Technologisch weten we dat het kan, het gaat nu om implementatie en brede toepassing in de maatschappij.”
De grote vraag is dus: hoe vang je sociale processen binnen de energietransitie in getallen en modellen? Zodat de modellen wél kloppen en beleidsmakers niet achterlopen. Die vraag staat de aankomende vijf jaar centraal binnen het onderzoek van Alkemade en haar team.
“Het stimuleren van die sociale feedback is één van de weinige dingen die we nog kunnen inzetten om de transitie te versnellen en te zorgen dat we klimaatdoelen wél halen. Technologisch weten we dat het kan, het gaat nu om implementatie en brede toepassing in de maatschappij.”
Floor Alkemade
Een duidelijk hoogtepunt
In maart kreeg de hoogleraar een subsidie van twee miljoen euro van de European Research Council, voor Alkemade het absolute hoogtepunt van 2022. “Mijn hart klopte in mijn keel toen ik de uitslag open klikte, het was echt heel spannend. Toen ik las dat ik de beurs kreeg, durfde ik het haast niet te geloven. Inmiddels zijn er twee postdocs en een promovendus begonnen, dus inmiddels durf ik het wel te geloven.”
Social tipping points
Een belangrijk begrip in Alkemade’s onderzoek zijn zogenaamde tipping points. Deze term wordt veel gebruikt in klimaatonderzoek. Het is het punt waarop bepaalde waarden worden overschreden, waardoor onomkeerbare veranderingen optreden in ecosystemen. [AE1] Een voorbeeld van zo’n kantelpunt is de anderhalve graad opwarming van de aarde. Als we daar bovenuit komen, verwachten wetenschappers dat koraalriffen verdwijnen en nooit meer terugkomen.
Het idee van tipping points kan niet één op één naar sociale processen vertaald worden, want die zijn vaak makkelijker omkeerbaar. Denk aan de gedragsveranderingen tijdens de Covid-19 pandemie – zoals afstand houden van elkaar, of elkaar begroeten zonder hand of zoen – die heel snel weer zijn verdwenen.
Maar het idee is, dat als verschillende factoren samenwerken, er wel eenzelfde soort dynamiek ontstaat. Neem de elektrische auto: als én de technologie verbetert, én de prijs daalt, en het wordt minder geaccepteerd om in een dieselauto te rijden, dan wordt het op een gegeven moment de nieuwe norm, het tipping point.
Minder gasverbruik
Als voorbeeld van een recente sociale verandering die misschien tot een tipping point kan leiden, noemt Alkemade het feit dat het gasverbruik met 25 procent gedaald is ten opzichte van vorig jaar. “Dat is echt fors. En natuurlijk zal dat deels door de prijs komen, maar niet iedereen heeft een dynamisch tarief. Het komt ook omdat de discussie over besparen veel meer leeft, mensen zijn er bewuster mee bezig. Het zou geweldig zijn als de huidige situatie tot een substantiële en blijvende besparing op gasverbruik bij huishoudens en bedrijven zou leiden. Daarbij is altijd de vraag: hoe zorg je dat het beklijft? Als je zoiets ziet, wat zou je kunnen doen als beleidsmaker om te zorgen dat het inderdaad niet weer meteen terugveert, zodra de prijzen omlaag gaan of mensen de compensatie ontvangen.”
Er ligt een hoge druk op het werk van Alkemade, er is niet veel tijd meer. Die druk is haar persoonlijke drijfveer. Ze is omringd met mensen die gemotiveerd zijn om iets te veranderen. “Het is heel fijn om onderzoek te doen waarvan je denkt: als we hier het antwoord op vinden, dan hebben we écht iets. Ik vind het leuk om te werken in een veld waarin de maatschappelijke impact zo groot is. We kunnen klimaatverandering niet oplossen met alleen technologie. Het sociale is in alle aspecten van de transitie belangrijk.”
2023: een universitair sabbatical
Het nieuwe jaar begint voor Alkemade met een sabbatical van zes maanden. En dat betekent niet dat een pelgrimstocht of wereldreis op de planning staat. Allesbehalve. “Op de universiteit betekent dat: ongestoord aan je onderzoek werken. Ik ben dan vrij van alle andere taken. Daar kijk ik heel erg naar uit.”
De hoogleraar ziet dat haar onderzoeksveld, dat zich kenmerkt door een redelijk kwalitatieve onderzoekstraditie, steeds vaker kwantitatieve methoden toepast. “Neem energiecoöperaties, die zijn in Nederland heel populair. Maar welke impact hebben ze? Met alleen kwalitatief onderzoek gaan we daar niet achter komen. Ik ben blij dat die combinatie tussen kwalitatief en kwantitatieve energiemodellen steeds vaker gemaakt wordt en verwacht daar veel van.”
De belangrijkste uitdaging? Implementatie en versnellen, als het aan Alkemade ligt. “Dingen kunnen best sneller. Zo duren vergunningstrajecten heel lang, dat neemt men aan als gegeven. Maar dat hoeft helemaal niet. Op allerlei plekken zitten mogelijkheden om dingen sneller te doen.”