Precies een jaar geleden deed het Europese Hof van Justitie (HvJ) uitspraak over genoombewerking. De uitspraak is controversieel binnen de wetenschappelijke gemeenschap. Een groep Europese wetenschappers eist nu een aanpassing van de wetgeving. De onderzoekers klagen dat de wetgeving gebaseerd is op verouderde wetenschappelijke principes.
Genoombewerking is een van de nieuwe methoden van genetische manipulatie die gerichte ingrepen in het genetisch materiaal van organismen mogelijk maakt. Hoewel genoombewerking om ethische redenen nog geen thema is voor mens en dier, heeft het wel al grote verwachtingen gewekt in de plantenveredeling. Mogelijk leidt dit tot de ontwikkeling van nieuwe plantenrassen. De eliminatie van bepaalde genen zou bijvoorbeeld bepaalde rassen resistenter kunnen maken tegen ziekten en door de klimaatverandering veroorzaakte droogte. Dit zou landbouwers in staat stellen een hoge opbrengst te behalen en tegelijkertijd het gebruik van chemicaliën en water te verminderen.
Genoombewerking omvat verschillende processen. De gebruikelijke methode voor de plantenveredeling is CRISPR/Cas9. Nauwkeurig, snel en kosteneffectief, is het ontworpen om conventionele chemische of op bestraling gebaseerde processen te vervangen.
Effecten op lange termijn
In de publieke verklaring bekritiseren de onderzoekers het arrest van het Europese Hof in de case C-528/16 waarin CRISPR/Cas9 gebaseerde rassen werden geclassificeerd als genetisch gemodificeerde organismen (GVO). Deze indeling heeft verstrekkende gevolgen. Veldonderzoek en plantenveredeling zijn in de EU vrijwel onmogelijk geworden. Maar bovenal vereist deze classificatie complexe en dure goedkeuringsprocedures die alleen multinationals zich kunnen veroorloven, volgens de argumenten van de onderzoekers. Zij vrezen dat er in de EU niet meer zal worden geïnvesteerd in onderzoek en dat kleinere bedrijven zullen worden afgeschrikt.
Overschatte Richtlijn
De onderzoekers rechtvaardigen hun kritiek met het feit dat het oordeel gebaseerd is op een achterhaalde GVO richtlijn uit 2001 en eisen een update van de gentechnologiewetgeving. Hierbij moet rekening worden gehouden met de vooruitgang in de gentechnologie, in het bijzonder op het gebied van gerichte genetische modificatie van organismen. Bij toepassingen van genoombewerking moet volgens hen een onderscheid worden gemaakt tussen genoombewerking die natuurlijke mutagenese processen nabootst en genoombewerking die meer controle vereist.
CRISPR/Cas9 bootst natuurlijke mutagenese processen na. Niet alle gebieden van het genetisch materiaal kunnen zonder beperkingen worden bewerkt. De onderzoekers vergelijken deze methode dan ook met conventionele veredelingsmethoden, waarbij een genetische verandering wordt veroorzaakt door chemicaliën of bestraling. Conventionele methoden vallen niet onder de GVO-wetgeving en zijn dus vrijgesteld van controle.
Vervanging voor langdurige procedures
Conventionele methoden produceren willekeurige variaties in het genoom van planten die leiden tot nieuwe eigenschappen. Ze vereisen echter een tijdrovende en kostbare selectie en backcrossing om de nieuwe variaties te scheiden van honderden ongewenste mutaties, verklaart Ortrun Mittelsten Scheid, groepsleider bij het Gregor Mendel Instituut voor Moleculaire Plantenbiologie (GMI). “Nieuwe methoden zoals CRISPR/Cas maken een precieze veredeling mogelijk waarbij dezelfde positieve genoomveranderingen kunnen worden bereikt zonder de bijbehorende genoombeschadiging.”
Niet te onderscheiden
Daarnaast was het problematisch dat genoombewerkte rassen niet meer achteraf konden worden onderscheiden van rassen van conventionele methoden. Daarom is hun invoer in de EU zonder problemen mogelijk. Dit is een feit waarmee de wetgeving te maken heeft, verklaart James Matthew Watson, hoofd van de wetenschappelijke ondersteuning bij het Gregor Mendel-Institut für Molekulare Pflanzenbiologie (GMI). “Er is onlangs een artikel in het tijdschrift Nature verschenen over de moeilijkheden die de laboratoria voor voedseltesten op dit gebied ondervinden.”
Het is voor wetenschappers moeilijk te begrijpen waarom de regelgeving onderscheid maakt tussen kleine mutaties als gevolg van spontane fouten in de DNA-replicatie en die welke het gevolg zijn van CRISPR/Cas-gebaseerde technieken. Dit blijkt ook uit een positiedocument van de Max Planck Society over genoombewerking.
Onveranderende meningen
De meningen over genoombewerking lopen echter uiteen – en weerspiegelen de controverse over gentechnologie in het algemeen. Zo werd het arrest van het Europese Hof van Justitie bijvoorbeeld geprezen door milieuactivisten. Ze zien in genoombewerking genetische manipulatie via de achterdeur binnenkomen.
Zelfs in een ethisch onderbouwd discours wordt genoombewerking als twijfelachtig beschouwd. Omdat er te veel onberekenbaarheden zijn “die tot nu toe moeilijk in te schatten zijn en in de loop der jaren in detail zullen moeten worden onderzocht“. Met dit argument zijn de genetici het eens met het oordeel van het Europese Hof van Justitie. In het bijzonder waarschuwen ze voor ongewenste veranderingen in het DNA op plaatsen waar ze niet bedoeld waren.
Het is een effect dat Watson bevestigt, maar afzwakt: “Het is waar dat de genetische schaar op andere plaatsen zogenaamde off-target mutaties kan veroorzaken. In vergelijking met bestralings- of chemische methoden in de klassieke veredeling zijn deze echter voorspelbaarder, geringer in aantal en in principe op te sporen door het volledige genoom te sequencen.”