De Europese Rekenkamer heeft de waterstofstrategie van de EU beoordeeld en doelstellingen voor 2030 onrealistisch en ongegrond verklaard. Het ambitieuze doel om tegen 2030 jaarlijks 10 miljoen ton schone waterstof te produceren is meer ingegeven door politieke wil dan door praktische haalbaarheid. Critici beweren dat de complexiteit van de strategie investeringen belemmert en de vooruitgang vertraagt.
Met miljarden op het spel en het potentieel voor nieuwe strategische afhankelijkheden, dringen controleurs er bij de Europese Commissie op aan om haar aanpak te heroverwegen, de productie van groene waterstof effectief te stimuleren en een bredere visie voor de zware industrie te ontwikkelen. Deze realiteitstoets zou cruciaal kunnen zijn voor het concurrentievermogen van de EU op de mondiale waterstofmarkt en haar weg naar klimaatneutraliteit.
Waarom dit belangrijk is:
Het belang van waterstof voor het koolstofvrij maken van een aantal moeilijk te reduceren sectoren staat buiten kijf. Waterstof kan bijvoorbeeld fossiele bronnen in de procesindustrie vervangen. Omdat Europa het eerste klimaatneutrale continent ter wereld wil worden, heeft het hoge doelen gesteld voor zijn waterstofproductie, maar de huidige strategieën voldoen niet aan deze ambities.
De waterstofstrategie van de EU, die in 2020 is geïntroduceerd, heeft als doel om van de regio een leider op het gebied van hernieuwbare en koolstofarme waterstof te maken. Dit initiatief maakt deel uit van het bredere REPowerEU-plan, dat is ontworpen om de EU op kosteneffectieve wijze koolstofvrij te maken en minder afhankelijk te maken van geïmporteerde fossiele brandstoffen. Centraal in deze strategie staat de productie van 10 miljoen ton groene waterstof binnen de EU en het importeren van nog eens 10 miljoen ton tegen 2030.
Een van de belangrijkste punten van kritiek is het ontbreken van een samenhangende EU-invoerstrategie voor waterstof. De ambities van individuele lidstaten tellen niet op tot de vereiste hoeveelheden waterstof. Bovendien is het financieringslandschap gefragmenteerd, met €18,8 miljard verspreid over verschillende programma’s van 2021 tot 2027, wat de toegang voor bedrijven bemoeilijkt. Deze onsamenhangende aanpak belemmert de totstandkoming van een robuuste waterstofeconomie, waarvoor honderden miljarden euro’s aan investeringen nodig zijn, vooral in zonne- en windparken.
Gebrek aan gezamenlijke strategie en aarzeling van de industrie
Industriële bedrijven vinden groene waterstof momenteel te duur, waardoor de bouw van wwaterstoffabrieken vertraging oploopt. De Europese Rekenkamer waarschuwt dat de EU zonder een duidelijke visie voor de zware industrie het risico loopt om nieuwe strategische afhankelijkheden te creëren. Het mogelijk volledig verdwijnen van de staalproductie van het continent zou bijvoorbeeld een aanzienlijke economische en strategische tegenslag kunnen zijn. Er is een bredere visie nodig om te bepalen welke industrieën de EU wil behouden en tegen welke prijs.
De Europese Commissie erkent dat de ontwikkelingen op het gebied van groene waterstof zich nog in een vroeg stadium bevinden, waardoor het voorbarig is om een oordeel te vellen over het uiteindelijke succes van de markt. Er wordt echter verwacht dat de waterstofproductie in 2030 lager zal zijn dan aanvankelijk werd verwacht door afgezwakte doelstellingen voor het gebruik ervan in de industrie en het vervoer. Desondanks wordt tussen 2030 en 2050 nog steeds een aanzienlijke groei van de waterstofproductie verwacht.
Oproep tot strategische heroverweging
De ECA heeft de Europese Commissie opgeroepen om kritisch te bekijken hoe de productie van groene waterstof effectief kan worden gestimuleerd. Ze bevelen een meer strategische toewijzing van schaarse subsidiefondsen, zodat investeringen naar de meest impactvolle projecten gaan. Verder is er een bredere visie nodig voor de zware industriesector om te bepalen welke industrieën in de EU behouden moeten blijven en tegen welke kosten om te voorkomen dat er nieuwe strategische afhankelijkheden ontstaan.
Een belangrijke beperking bij het bereiken van de waterstofdoelstellingen van de EU is de complexiteit en het langdurige proces van het implementeren van de noodzakelijke wetgeving. Het goedkeuringsproces voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) op het gebied van waterstof verloopt bijzonder traag, wat van invloed is op investeringsbeslissingen. Bovendien heeft de gedelegeerde handeling voor de definitie van hernieuwbare waterstof langer geduurd dan verwacht, waardoor kritieke investeringen verder werden uitgesteld.
Reacties van de industrie en belanghebbenden
Industriegroepen, zoals Hydrogen Europe, hebben de bezorgdheid van de Europese Rekenkamer onderschreven en aangedrongen op een herziening van de waterstofstrategie om het mondiale concurrentievermogen te versterken. Zij benadrukken dat de Europese Commissie een meer proactieve rol moet spelen bij het sturen van de lidstaten en het weerspiegelen van hun nationale prioriteiten in het EU-beleid. Dit zou helpen bij het creëren van een meer gecoördineerde en effectieve aanpak voor het bereiken van de waterstofdoelstellingen.
De ECA benadrukte ook de noodzaak van nauwkeurige marktstimulansen voor hernieuwbare en koolstofarme waterstofproductie en -gebruik. Ze suggereren dat de financiering moet worden geprioriteerd en gericht op specifieke delen van de waterstofwaardeketen om het effect te maximaliseren. Landen als Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland zijn geïdentificeerd als landen met een aanzienlijk potentieel voor waterstofproductie, maar een verenigde en strategische aanpak is essentieel.