Eindhoven wil een smart society worden. Maar hoe gaat dat? Wat gebeurt er al? En van welke voorbeelden kunnen we iets leren? De DATAstudio onderzoekt de transitie die de stad moet doormaken om daadwerkelijk zo’n smart society te worden. Met elke week een nieuwe bijdrage op E52. Deze week een blik vooruit naar de Embassy of Data die tijdens de DDW te zien zal zijn. Lees hier alle afleveringen in deze serie.
De Embassy of Data is de titel van één van de acht paviljoens van het World Design Event tijdens de Dutch Design Week. Dit wordt het grote sluitstuk van het programma van de DATAstudio. Centraal element in de Embassy is een tentoonstelling over de data die beschikbaar is in het publieke domein van het centrum van Eindhoven.
Klaas Kuitenbrouwer spreekt met Linda Vlassenrood, programmaleider van de DATAstudio en curator van de tentoonstelling, over de opzet en de achtergronden van de presentatie.
“Het wordt een soort Living Lab, maar duidelijk anders dan gebruikelijk. Bij de meeste Living Labs staat de technologie centraal, maar hier staan mensen letterlijk en figuurlijk in het centrum. De grootse installatie op de tentoonstelling wordt een fantastisch datapanorama, ontworpen door Richard Vijgen en geïnspireerd op het bekende panorama van Mesdag in Den Haag; een cirkelvormige installatie die vanuit het midden door de toeschouwers bekeken kan worden. Het datapanorama heeft een omtrek van 30 meter en toont het centrum van Eindhoven gezien vanuit de plek van de tentoonstelling [Vrijstraat 11]. Het laat niet zozeer de fysieke, gebouwde omgeving zien, maar de plekken waar in het publieke domein data worden verzameld. De kijker staat in het midden en kan alle datapunten zien.
Een tweede, iets kleiner deel van de tentoonstelling vormt een soort spiegelbeeld van het panorama. Dit is een cirkelvormig loket, waar medewerkers van de Embassy met de bezoekers in gesprek gaan over hoe zij het wonen en leven in hun buurt en de stad ervaren. We halen hun verhalen op. Het is informatie die meestal niet in digitale data terecht komt, maar essentieel is om te begrijpen hoe de stad werkt en eventueel verbeterd kan worden.
Waarom deze vorm?
Het programma van de DATAstudio ging over de vraag hoe de ontwikkeling van de slimme samenleving te bevorderen. We hebben ons gericht op de omgang met data, omdat deze een centrale rol spelen in de relaties tussen overheid, burger en markt. Eén van de conclusies van de DATAstudio is dat het voor die slimme samenleving van belang is dat zowel de burger als de overheid zich veel meer zouden moeten laten horen en meer invloed zouden moeten claimen op de omgang met data in het publieke domein, want de meeste data, ook in het publieke domein, is in handen van marktpartijen.
Hiervoor is meer bewustzijn nodig over de rol van data in de samenleving. In de krant lezen we continu verhalen over big data en profilering, maar dat blijft toch vaak abstract en ver weg. Soms word je op straat erop gewezen dat er data verzameld wordt. Op Stratumseind staan bijvoorbeeld bordjes, maar veel mensen zien deze niet of halen er hun schouders over op. Wat er gebeurt, is namelijk niet direct merkbaar en ook de dataverzamelaars geven weinig nadere informatie.
Wel is duidelijk dat iedereen object is in dat verhaal. Mensen worden bekeken en gelezen. Maar de publieke ruimte is van ons allemaal – letterlijk van het publiek! De tentoonstelling gaat daarom over verschillende manieren om subject van data te worden, om zelf, als burger naar data te (leren) kijken en een standpunt in te nemen.
Bewustzijn creëren over de rol van data in de samenleving, begint bij het zichtbaar en leesbaar maken van de data die er verzameld wordt, stellen wij. Daarover gaat de grote installatie.
Het loket gaat over de waarde van het individuele, subjectieve gezichtspunt van de burger. Een andere reden om voor die vorm te kiezen, is dat dit soort faciliteiten op veel plekken worden wegbezuinigd en vervangen worden door digitale diensten. Het zijn juist de loketten waar veel direct contact tussen overheid en burger plaatsvindt, waar relaties een duidelijke vorm hebben.
“De meeste data, ook in het publieke domein, is in handen van marktpartijen.”Linda Vlassenrood, Datastudio Eindhoven
Beschikbare data, voor wie?
In de installatie werken we met data die we langs de officiële route bij publieke instanties hebben kunnen verwerven. We zijn dus niet gaan hacken. We zijn begonnen met DICE, het open data portaal van de Gemeente Eindhoven. De lijst bestaat uit ruim 523 datasets, maar daarvan zijn er nu slechts 31 openbaar. Het zijn voornamelijk excellijsten en deze bevatten nauwelijks real-time data. Er zijn 435 datasets gekoppeld aan applicaties en 120 sets bevatten persoonsgebonden gegevens en zijn daardoor sowieso niet toegankelijk. Het is momenteel onduidelijk hoe en wanneer de sets openbaar zullen worden gemaakt. De dataset over de WOZ waarden van huizen bijvoorbeeld. Die informatie kun je op zich ook wel via Funda vinden, maar dan heb je nooit het overzicht. In alle eerlijkheid zijn deze sets natuurlijk nooit compleet. We hebben bijvoorbeeld de coördinaten van de sensoren (dieptemeters) in de afvalcontainers gekregen, maar die zijn afkomstig van Cure Afvalbeheer, een marktpartij en staan dus niet in de lijst. Zij geven gelukkig graag inzage in hun data waardoor het overzicht toch completer wordt. Er zijn enorm veel sensoren in de stad die data verzamelen, zonder dat we daar zicht op hebben. Er bestaat momenteel ook geen wetgeving voor: iedereen kan een sensor kopen en plaatsen.
Waar wringt het?
Wat je ziet is dat er een aantal interessante spanningsvelden is ontstaan in de rol van de overheid. Zonder dat wij als culturele instelling daarvoor concrete oplossingen kunnen (of willen) bieden, denken we dat we daar wel iets mee moeten doen wanneer het gaat om de ontwikkeling van de smart society.
Aan de ene kant heeft de gemeentelijke overheid de wens tot openheid, aan de andere kant is er de terechte gevoeligheid voor privacy issues. Daar zit een spanning.
Een andere spanning is dat de gemeente graag de belofte doet van de ontwikkeling van de slimme samenleving, maar slechts beperkt kan controleren wat er nu gebeurt in de datasfeer. Veruit het grootste deel van de datasfeer is namelijk een private aangelegenheid.
Op dit moment valt het aantal publiek beschikbare datasets nogal tegen. Datasets zijn ook onderling niet gekoppeld. Er is nauwelijks real-time data. Dan kun je zeggen: dat is slecht op orde, loopt achter of is gefragmenteerd. Mogelijk bestaat er al een stuk smart city – maar dat is dan vooral een privaat verhaal. Kortom, die slimme samenleving is er nog lang niet.
Deze hiaat biedt ook een enorme kans: het is nog niet ingericht. Er bestaat dus ruimte om vorm te geven aan de manieren waarop de burger meepraat en subject kan worden. Daar moeten we dan wel nu aan beginnen. De weg vooruit is niet nog meer sensoren aanzetten en meer data verzamelen. Veel belangrijker is te weten: welke vragen moeten we stellen aan die data, vanuit de behoeften van de burger. Als burgers iets zouden willen veranderen, wat voor data willen zij dan dat er verzameld wordt? Hoe willen zij daar dan aan bijdragen? En wie moeten die data dan ophalen?
Ik moet eerlijk zeggen dat ik er trots op ben dat dit de uitkomst van ons onderzoek is en we dit centraal kunnen stellen in de ambassade.”