Door Thijs Geijer, senior econoom ING Economisch Bureau
Vol zelfvertrouwen maar nog te bescheiden, zo kenmerkt de houding van de regio Eindhoven zich in de Haagse discussie om de pot regiogeld van € 950 miljoen. Inzet is een bijdrage van € 170 miljoen vanuit het Rijk om innovatie, de toestroom van knappe koppen en het niveau van voorzieningen te versterken.
Gezien de economische bijdrage van de regio aan de BV Nederland is dit verzoek niet meer dan terecht. De regio groeit met imposante cijfers (onze ramingen wijzen op 5% groei in 2017 en 3,5% in 2018) en hightech is de drijvende kracht. Van de private R&D investeringen, circa € 5 miljard, vindt een derde in de regio plaats. Terwijl traditionele economische centra als Rotterdam en Den Haag zoekende zijn naar hun toekomstige verdienmodel en met een relatief hoge werkloosheid kampen, slaat in Eindhoven de krapte volop toe.
Alle seinen staan dus op groen voor de regiobestuurders om het onderste uit de kan te halen. Dat men aanklopt voor € 170 miljoen zal beleidsmakers niet steil achterover doen slaan.
Ter vergelijking: vanuit Den Haag ging bijna € 200 miljoen naar het vernieuwde Rijksmuseum. Voorzieningen nemen een prominente plek in het voorstel in. De argumentatie waarom die voorzieningen goed zijn voor de rest van Nederland is echter summier. Dat doen ze in Amsterdam stukken beter. Want ondanks de drukte in de stad is een duik in het verleden in het Rijksmuseum verplichte kost voor alle vaderlandse scholieren.
Waarom ambieert Eindhoven in haar plannen niet om al die busladingen schoolkinderen te ontvangen in het Evoluon 2.0, het Experience Center van ASML en op de High Tech Campus zodat ze ook een blik in hun toekomst krijgen?
Dit artikel verscheen eerder in het FD