(dit artikel is alleen toegankelijk voor abonnees van e52. Het is een samenballing van de 6 delen van de serie over de binnenstad waarvan morgen de laatste aflevering verschijnt)
Wethouder Van Kaathoven (SP, actieve stad) presenteert op 19 mei de “position paper binnenstadsvisie“. Het is, volgens de wethouder, “een document dat specifiek voor de Eindhovense binnenstad denkrichtingen geeft voor op te pakken kansen en te maken keuzes.” Na bespreking met de commissie wordt de position paper definitief gemaakt en gebruikt bij gesprekken met partners om te komen tot een binnenstadsvisie. e52 geeft alvast een blik op de opvallendste onderdelen van het document.
Tussen nu en 2020 ondergaat de Eindhovense binnenstad een heuse gedaantewisseling. Er komen extra woningen voor zo’n 20.000 mensen, die zich dan vooral te voet, op de fiets of in het openbaar vervoer (en dus veel minder met de auto) verplaatsen. Er komt meer groen, het winkel- en horeca-aanbod wordt diverser, net als het culturele profiel. Aangrenzende gebieden zoals De Bergen, Tramstraatkwartier en Emmasingelkwadrant worden bij het centrum getrokken. En de stad zou zich sterk moeten maken voor de komst van een nationaal Design- of Techniek-museum. Kortom: aan ambitie geen gebrek.
Volgens het Bureau voor Economische Argumentatie (BEA), dat de position paperopstelde, zijn drie factoren bepalend voor de kwaliteit in een binnenstad:
- aanbod van functies (“programmering”)
- ruimtelijke kwaliteit
- belevingswaarde door inwoners, bezoekers en investeerders
Volgens BEA zit het met de aangeboden functies in de Eindhovense binnenstad wel goed, maar geldt dat veel minder voor ruimte en beleving. Bij ruimte valt te denken aan zaken als de het accentueren van stoepen, straten en pleinen, een verkeersluwe binnenring en meer groen: kortom de kwaliteit van de openbare ruimte. De belevingswaarde zit vooral in sfeer, authenticiteit, evenementen, het varrassingseffect: “verander de binnenstad van de place to buy in de place to be“.
De reflex van veel steden is om de aanpassingen vooral in ruimtelijke oplossingen te zoeken en ook Eindhoven zal daar volgens de onderzoekers niet aan kunnen ontkomen. Maar: “het rendement van investeringen in ‘belevingswaarde’ ligt per geïnvesteerde euro hoger dan investeringen in ‘stenen’.” Van een betere belevingswaarde worden mensen namelijk vrolijk, terwijl betere openbare ruimte veel meer als vanzelfsprekend wordt gezien (en pas gaat opvallen als het juist niet goed is). De BEA-onderzoekers stellen vast dat citymarketing-organisatieEindhoven365 al veel goed werk heeft verricht voor de belevingswaarde en adviseren daarom daarop voort te bouwen.
Andere stad
De stad zal er over vijf jaar heel anders uitzien. Belangrijke oorzaak daarvan is de komst van zo’n 20.000 nieuwe binnenstadbewoners, veelal studenten, kenniswerkers (expats) en jongeren. Dat betekent dat ook buiten de winkeluren de binnenstad veel levendiger zal zijn dan nu, een trend die ook aanpassingen of aanvullingen op de binnenstadfuncties vergt.
Om deze toenemende grootstedelijkheid verder te ondersteunen zijn een paar “doorbraak-acties” noodzakelijk. BEA noemt het formaliseren van de wens om als stad door te groeien naar 300.000 inwoners en de concrete realisatie van een museum voor design of techniek. Ook moet veel werk gemaakt worden van het terugdringen van de auto in de binnenstad. Dit kan positief uitwerken voor de belevingswaarde, maar helpt ook bij het “bij de binnenstad trekken” van stadsbuurten als De Bergen en het Tramstraatkwartier. Daarvoor is het immers nodig dat de binnenring (waaronder Vestdijk, Keizersgracht, Emmasingel) geen barrière meer vormt.
Krachtig bestuur
Fijntjes wijst BEA er op dat dit alles niet vanzelf gaat. Om dit alles mogelijk te maken, is een krachtig(er) stadsbestuur nodig. Dat is al zo in de bestaande situatie, maar wordt nog veel dringender als de lat hoger komt te liggen. En dat laatste is, zo stelt BEA vast, vooral afhankelijk van de mate waarin steun wordt gevonden voor de nu voorliggende ideeën. “De gemeente Eindhoven zou gelet op de al aanwezige beleidsambities een doorontwikkeling moeten maken naar een nog actievere rol, gericht op het waarmaken van ambities. Of aan de huidige ambities nieuwe worden toegevoegd, kan worden bepaald op basis van de respons van de private en maatschappelijke partners op de voorliggende position paper.”
Te kleine binnenstad
Om aan alle wensen voor een verbeterde binnenstad tegemoet te komen, redt Eindhoven het niet met de bestaande afbakening. Het gebied binnen de binnenring (Emmasingel, Keizersgracht, Bilderdijklaan, Geldropseweg, Vestdijk) is daarvoor volgens de onderzoekers van BEA te klein geworden. In elk geval moet aansluiting gezocht worden met de Bergen, Tramstraatkwartier en Emmasingelkwadrant.
Daarnaast is het verstandig om directe verbinding te leggen met gebieden als de TU/e-campus, de Fontys-campus, het NRE-terrein en Strijp-S. De BEA-onderzoekers constateren dat de gemeente hiervoor de afgelopen jaren zelf ook al de nodige stappen heeft gezet. Ze wijzen daarbij op een reeks van beleidsdocumenten rond wonen, werken, het vestigingsklimaat, citymarketing, horeca, evenementen, mobiliteit en openbare ruimte. Vandaag een nadere blik op wonen en werken.
Wonen
De gemeentelijke visie op wonen (Woonvisie Manifest) dateert van zomer vorig jaar en focust op drie hoofdlijnen:
- meer doen om talenten te binden,
- aandacht voor inwoners in een kwetsbare positie,
- bijdragen aan een creatief, innovatief en dynamisch klimaat.
Op dit moment wonen binnen de ring ruim 50.000 inwoners, van wie bijna 7000 in de (vergrote) binnenstad. Dat zouden er volgens BEA 20.000 meer kunnen worden, voornamelijk door beter gebruik te maken van de bestaande bebouwing. Hoewel nadrukkelijk gekeken wordt naar studenten (Eindhoven herbergt er nu zo’n 24.000, waarvan een relatief groot deel na de studie in de stad blijft “hangen”) en kenniswerkers (nu ongeveer 2400, over vijf jaar zeker 5000), is het ook de bedoeling de binnenstad aantrekkelijk te houden voor ouderen en mensen met een zorgbehoefte.
Werk- en vestigingsklimaat
In het beleidsdocument “Ondernemen 040″ heeft Eindhoven de ambitie uitgesproken om te willen bijdragen aan een innovatief en hoogwaardig vestigingsklimaat. De stad wil aantrekkelijk zijn voor nieuwe en bestaande bedrijven, met name de meer innovatieve en kennisintensieve daaronder. Eindhoven wil daarin op Europese schaal concurreren.
Daarbij heeft de gemeente gemerkt dat niet alleen de omstandigheden voor die bedrijven van belang zijn, maar minstens zozeer voor hun werknemers. “Bedrijven vestigen zich daar waar hun medewerkers willen wonen.” Dat betekent dat er een hoog voorzieningenniveau moet zijn op het gebied van cultuur, sport, vrije tijd en evenementen.
Het MIRT-onderzoek Brainport 2020-2040 constateerde daarnaast dat Eindhoven, om daadwerkelijk met andere Europese topregio’s te kunnen concurreren, snel iets moet doen aan de stedelijke cultuur en het verbinden van die cultuur met voor Brainport relevante onderdelen: Technologie, Design en Kennis. Anders gezegd: de onderdelen zijn top, maar de onderlinge verbinding kan een stuk beter. Als het lukt om High Tech Campus, Strijp-S en universiteit daadwerkelijk te verbinden, zou direct de aantrekkelijkheid van het geheel met sprongen vooruitgaan. Dat gevoel zal nog eens versterkt worden als de stad erin slaagt de auto grotendeels uit het centrum én de binnenring te verbannen.
Stratumseind
Bijna 50 kroegen deur aan deur in een straat van een paar honderd meter lengte: het Stratumseind is uniek in de wereld. Maar hoe houdbaar het concept is van een lokale industrie die de omzet moet halen uit pakweg 10 tot 15 werkbare uren, tja, daar kun je vraagtekens bij stellen. Vandaar ook dat de stad dat liever anders ziet. Andere uitgaansplekken in het centrum (De Bergen, Dommelstraat, de Markt) hebben inmiddels laten zien dat het kan – en wellicht zelfs moet.
Stel je toch eens voor dat er niet alleen tijdens de nachtelijke weekenduren leven is, maar ook overdag en doordeweeks: door pop-up winkeltjes, culturele activiteiten, evenementen, kinderopvang en niet-drankgebonden ontmoetingsmogelijkheden kan het Stratumseind een heel andere uitstraling krijgen. De gemeente gaat er werk van maken.
Het belang van horeca is onomstreden: de gemeente is ervan overtuigd dat goede horeca essentieel is voor het vestigingsklimaat, juist omdat het bijdraagt aan die zo gezochte “positieve beleving”. Het kan, ook volgens de onderzoekers van BEA, bijdragen aan het gevoel van kwaliteit van leven, aan de creatieve en culturele ambities die de stad heeft én het is van belang voor Eindhoven als studentenstad.
Horeca is trouwens veel breder dan alleen kroegen. Maar ook op de andere onderdelen is de komende jaren nog wel wat werk te verzetten. BEA constateert een oververtegenwoordiging van fastfood en jongerenkroegen, en juist veel te weinig restaurants in hogere segmenten, vernieuwende formules, duurzame en vegetarische horeca, aanbod voor 50-plussers. Bij nieuwe horeca-vestigingen zal dat dus de leidraad worden: de diversiteit moet erdoor toenemen. Bij elke uitbreiding wordt de vraag gesteld in hoeverre het bijdraagt aan de profilering van Eindhoven als innovatieve en creatieve kennisstad.
Citymarketing
Eindhovens citymarketingstrategie gaat ervan uit dat de stad over vijf jaar de toppositie in Europa heeft als creatieve innovatieregio. Daartoe is twee jaar geleden de focus gericht op het stimuleren van alles wat met Technologie, Design en Kennis te maken heeft. Op die manier hoopt de stad drie doelgroepen aan te trekken:
- city explorer: komt hier korte tijd om inspiratie op te doen
- bright talent: vestigt zich hier om zijn droom waar te maken bij een van de bestaande vooruitstrevende bedrijven
- tech starter: wil hier met hulp van de innovatieve omgeving zijn eigen tech bedrijf starten
Eindhoven365 is daarbij een belangrijk instrument om de geconstateerde losse diamantjes (Tech, Design, Kennis) op een logische manier met elkaar te verbinden. Dat kan zowel door thematische, sector-overstijgende activiteiten, als door events die voor iedereen interessant zijn. Belangrijk daarbij is dat de wereld kan meekijken en meegenieten van alles wat hier gebeurt. Om dat mogelijk te maken wil Eindhoven365 de grote Eindhovense verhalen ontsluiten, aggregeren en verder verspreiden.
Naast de “on brand”-evenementen waarop Eindhoven365 zich richt, moet er trouwens ruimte blijven voor de grote gebeurtenissen die niks met tech, kennis of design te maken hebben. Denk aan Koningsdag, de marathon en – jawel – carnaval.
Winkelen
Eindhoven is van oudsher een winkelstad voor de wijde omgeving. Winkelen in Eindhoven is, ook door het ruim aanwezige luxe segment, een uitje voor de hele regio. Maar als internet iets heeft veranderd, dan is het wel de rol en positie van de fysieke winkel. Bovendien scoort de binnenstad relatief slecht op het gebied van de dagelijkse behoeften.
Langs vijf lijnen wil Eindhoven de kansen voor winkelen in de binnenstad zo groot mogelijk maken. Meest belangrijk daarbij is dat de veranderende behoeften van de consument veel meer als uitgangspunt worden genomen en dus niet meer de winkeltraditie zelf. Verder zal het winkelen zich moeten beperken tot de (zo compact mogelijke) gebieden waar dat ook nu al gebeurt; nieuwe winkelgebieden worden niet toegestaan.
Ook zullen winkelgebieden waar mogelijk een keuze moeten maken voor de functie die ze willen vervullen: gaat het om recreatief winkelen, doelgericht shoppen of gewoon boodschappen doen? Verder wordt nadrukkelijker dan nu gekeken naar leegstand (momenteel staat zo’n 18% van de winkels leeg): aan de randen van winkelcentra zal ingekrompen worden als er een kritische ondergrens is bereikt. Tenslotte wil de gemeente inzetten op kwalitatieve impulsen, met name via innovatieve winkelconcepten.
Ruim baan voor de fietser
“Eindhoven Op Weg” heet de nota uit 2013, die beschrijft dat de stad zich zou moeten ontwikkelen als een plek “met een uitstekende internationale bereikbaarheid, een aantrekkelijk centrum, een duurzame, leefbare en innovatieve stad, waar bewoners, bezoekers en werknemers prettig verblijven”. Volgens de onderzoekers van BEA geeft de nota wel richting, maar helaas geen concrete keuzes. Wie naar de hoofdlijnen kijkt, moet constateren dat die wel haast voor elke stad zouden kunnen gelden: aantrekkelijk, gezond, hoogwaardig, sociaal, duurzaam: dat willen we immers allemaal. Dat geldt minstens zozeer voor het bevorderen van het openbaar vervoer en het streven naar meer verkeersveiligheid.
Iets specifieker wordt het verhaal met de streefcijfers voor de verschillende verkeersstromen. In de periode tot 2025 moet:
- het aandeel lopen en fietsen beide met 10% zijn gestegen,
- het aandeel OV met 50% zijn gestegen,
- het aandeel auto met 9% zijn gedaald en
- het aantal motorvoertuigen binnen de ring met 15% zijn verminderd.
Hoe dat precies allemaal behaald gaat worden, blijft in het midden. Wel is helder dat met de acties twee doelen moeten worden bereikt: aan de ene kant een gezondere en veiligere stad, aan de andere kant het vergemakkelijken van de aansluiting met de net buiten de binnenring gelegen stadswijken en campusterreinen. Nu nog liggen die voor het langzame verkeer achter stevige barrières. BEA: “In de veelzijdige stad die Eindhoven wil zijn, past niet langer de binnenring die nu wordt gebruikt en is ingericht. De grote winst voor een aantrekkelijke beleving van de binnenstad wordt bereikt door vooral de binnenring anders te gebruiken.” Minder door auto’s, meer door fietsers en voetgangers. En door de toegankelijkheid ervan voor auto’s te beperken tot bestemmingsverkeer en het doorgaande verkeer te weren.
BEA constateert terecht dat in de voorgestelde mobiliteitsdoelen concrete keuzes ontbreken, maar komt op dit thema zelf ook niet veel verder. Daar ligt dus nog een behoorlijke taak voor de politiek, om te beginnen aanstaande dinsdag bij de eerste bespreking van BEA’s position paper. Er is, zeker op het terrein van mobiliteit, een wereld te winnen. Waarom bijvoorbeeld de nu actuele aanbesteding van de Openbaar Vervoer concessie niet eens aangrijpen voor radicale oplossingen? Direct een metronetwerk onder de stad lijkt wellicht wat ver gaan, maar laten de grootse ideeën van Remco van de Craats hierover vooral een inspiratie zijn voor echte oplossingen.
Voor het “position paper Binnenstadsvisie” heeft het Bureau voor Economische Argumentatie (BEA) niet alleen gekeken naar Eindhovense beleidsdocumenten, maar ook naar trends en ontwikkelingen buiten de stad.
De meest in het oog springende trend is de terugkerende aantrekkingskracht van de binnenstad als woonplek. Winkelen blijft belangrijk, maar het belang daarvan neemt af ten opzichte van andere binnenstadsfuncties. In de woorden van BEA: een verschuiving van de “place to buy” naar de “place to be”.
Omdat Eindhoven nog groeit, is deze trend hier minder scherp dan elders. Dat is volgens BEA overigens geen reden om alle kaarten op de hoofdwinkelstraten te zetten. “Meer kansen bieden de aanloopstraten en de randgebieden van het kernwinkelgebied. Daar kan door gedeeltelijke transformatie van winkels naar overige functies een voor bezoekers interessante mix ontstaan van winkels, horeca, ambachtelijke ateliers, culturele galeries en kleinschalige dienstverlening.” In Eindhoven is het gebied van de Bergen daarvan een voorbeeld.
Niet alleen het winkelen, ook andere functies van de stad veranderen. Alles overheersende ontwikkeling daar is de komst van internet. Logischerwijs heeft dat grote gevolgen voor de winkeliers, maar BEA benadrukt dat bioscopen, theaters en bibliotheken minstens zoveel beïnvloed worden. Binnensteden worden verder over het algemeen “jonger” en internationaler, hetgeen gevolgen heeft voor de aard van de evenementen, culturele plekken en de horecavormen. De vergrijzing nuanceert dat beeld enigszins, maar opvallend is dat ouderen juist goed meedoen met de jongerentrends.
Grote kantoren in de buurt van stations zijn verleden tijd, in plaats daarvan wordt wonen en werken gecombineerd in kleinere eenheden. Op de achtergrond voltrekt zich een revolutie in de financiering van al het vastgoed. Banken, grote projectontwikkelaars maar ook woningcorporaties en gemeenten zijn minder happig op projecten in de binnenstad. Daardoor komt er ruimte voor publiek-private samenwerkingen. Eindhoven heeft wel het geluk bij het beperkte groepje steden te horen waar grote investeerders nog interesse voor hebben.
In de detailhandel is – ook in Eindhoven – een tegengestelde trend waarneembaar: schaalvergroting (Primark, Bershka, Mango, H&M) tegenover het ontstaan van meer gespecialiseerde, kleinere winkeltjes.
Een andere zichtbare ontwikkeling is die van de branchevervaging of -verbreding. Een brillen- of stropdassenzaak met een koffiehoek, boerenproducten in ambachtszaken, ateliers met detailhandel, we zien het allemaal. Het zou een voorbeeld kunnen zijn voor gebieden waar monocultuur allesoverheersend is, zoals op het Stratumseind.
Gelaagdheid
Niet alle trends zijn in gelijke mate van invloed op de binnenstad van Eindhoven. Eindhoven is daarvoor ook te bijzonder, vanwege een unieke historische gelaagdheid: “De stad waarin we op dit moment leven is als het ware een optelsom van alle gedaanteveranderingen uit het verleden. Deze bepalen door elkaar heen het huidige stadsbeeld van Eindhoven. Van middeleeuwse marktstad, naar industriestad, naar company town, wederopbouwstad naar kennisgeoriënteerde regio.”
Of die ontwikkeling door kan gaan hangt in grote mate af van de vraag of de stad erin slaagt “een positieve beleving” te creëren. De voorzieningenstructuur moet daarvoor langs twee wegen worden opgekrikt: aan de ene kant de economische functies als werk, winkels, hotels en horeca, aan de andere de zachtere factoren als cultuur, sport, vrije tijd, groen, evenementen en woonomgeving. BEA waarschuwt dat het niet genoeg is om de economische factoren te stimuleren. Daarmee haal je mensen wel naar de stad, maar houd je ze niet vast. Daarvoor is ook een moderne urban culture nodig.
BEA constateert dat Eindhoven al behoorlijk op weg is met het uitbreiden van een voor kenniswerkers en studenten aantrekkelijk woningaanbod in de binnenstad. Het Student Hotel, de herontwikkeling van Philips Lighting en omgeving, het faciliteren van wonen boven winkels: dat helpt allemaal in het streven om de binnenstad drukker en levendiger te maken. De aanpak van het VDMA-terrein aan de Vestdijk is daarbij van belang, net als het project Mariënhage en de doorontwikkeling van De Bergen.
Dat alles helpt ook mee het centrum uit te breiden, een cruciaal onderdeel van de BEA-visie op een betere binnenstad. De onderzoekers adviseren Eindhoven er alles aan te doen om de binnenring wat poreuzer te maken, vooral voor voetgangers.
Knopen doorhakken
BEA laat er geen misverstand over bestaan: alle opties en trends – inclusief hun urgentie – kunnen worden aangedragen, maar de stad zelf zal de knopen moeten doorhakken. Dinsdag 19 mei is daarvoor de aftrap met de presentatie van het document en de eerste discussie met de commissie Economie & Mobiliteit.
Volgens BEA draait het succes van een binnenstad om drie zaken: het aanbod (bijvoorbeeld van winkels en andere voorzieningen), de openbare ruimte (alles wat je met stenen kunt bouwen) en de beleving (algemene levendigheid, het gevoel dat het bruist). Omdat het met het aanbod wel snor zit en in de openbare ruimte niet veel winst te behalen valt, adviseert BEA vooral in te zetten op verbetering van de beleving in de binnenstad. “Belevingswaarde is voor bewoners, bezoekers en investeerders een ‘satisfier’. Een stad met de juiste belevingswaarde trekt extra bezoekers en wordt merkbaar populairder bij potentiële bewoners en investeerders.”
Daarmee hebben we meteen een stevig voorschot op een eerste keuze te pakken: laat het bruisen voor de groepen die je binnen wilt halen. Wethouder Van Kaathoven lijkt daar in een eerste toelichting wel bij te willen aansluiten. Definitieve knopen hakt ze, begrijpelijkerwijs, nog niet door, maar wel heeft ze alvast wat “aanknopingspunten” benoemd:
– Succesfactoren zijn: profileren, concentreren en organiseren
– Rondom het kernwinkelgebied is transformatie nodig van eenzijdig detailhandel naar mix van functies
– Kansen voor profilering van de stad ligt juist in de rafelranden van het kernwinkelgebied: A-locaties ‘moet je gewoon hebben’, het gebied direct daaromheen geeft de couleur locale (in Eindhoven alles rondom het rode steentjesgebied)
– Profilering vereist investeren in beleving en sfeer en dit is wel degelijk maakbaar door publieksfuncties in de binnenstad te concentreren, meer ruimte te bieden voor cultuur, hoger onderwijs, evenementen, horeca en terrassen
– Bezoekers willen naast sfeer en beleving graag verrast worden; aanwezigheid van jonge, ondernemende en creatieve mensen draagt bij uitstek bij aan deze wens en reuring.
– Niet of minder effectief lijken kleine ingrepen in de openbare ruimte zoals hanging baskets, nieuw straatmeubilair. Wel effectief zijn; doorbraakprojecten, heldere keuzes en grotere investeringen, ondernemerschap in groter verband (samen met hele (binnen)stad en niet alleen versnipperd)
– Daarbij is het meer dan logisch de profilering die is ingezet door Eindhoven365 vanuit de citymarketingstrategie, te integreren in de binnenstadsvisie.”
Maar er moet meer gebeuren, ook fundamenteel. De zes knopen die volgens BEA echt moeten worden doorgehakt:
- Het inwonertal: wil Eindhoven echt naar de 300.000 inwoners doorgroeien? En afgeleid daarvan: vinden we 20.000 extra mensen binnen de ring acceptabel?
- De focus op studenten, jongeren en kenniswerkers vergt het daadwerkelijk uitbouwen van de voorzieningen voor deze groepen: huisvesting, horeca, het culturele profiel.
- Aanvullend hierop is de vraag hoe dat gecombineerd kan worden met de toenemende behoefte bij senioren om van de binnenstad te blijven genieten.
- Vervoer: hoe gaan we ervoor zorgen dat de binnenstad (en de binnenring) minder van de automobilist en veel meer van de voetganger, fietser en OV-gebruiker wordt?
- Hoe zorgen we ervoor dat de binnenstad logischerwijs kan worden uitgebreid met stadsbuurten als De Bergen en Tramstraatkwartier?
- Durven de gemeente en private partijen hun nek uit te steken in publiek-private financiering van grote nieuwe projecten, zoals de komst van een nationaal Technologie Museum?
Dat laatste is meteen een aanzet tot het vervolg: de verdere invulling en uitvoering van de binnenstadsvisie kan volgens de onderzoekers immers niet een exclusieve taak van de gemeente zijn. Daarvoor is de deelname van bedrijfsleven en andere maatschappelijke partners minstens zozeer gewenst.
Aanvankelijk was het de bedoeling om nog voor de zomer de Binnenstadsvisie zelf op papier te hebben, maar of dat gaat lukken is nog maar de vraag. Dat ligt niet alleen aan de zware principiële knopen en de complexiteit van het dossier, maar zeker ook aan de noodzakelijke betrokkenheid van externe partners in dit proces.