©IO
Author profile picture

Morgen presenteert wethouder Van Kaathoven (SP, actieve stad) de “position paper binnenstadsvisie“. Het is, volgens de wethouder, “een document dat specifiek voor de Eindhovense binnenstad denkrichtingen geeft voor op te pakken kansen en te maken keuzes.” Na bespreking met de gemeenteraad wordt de position paper definitief gemaakt en gebruikt bij gesprekken met partners om te komen tot een definitieve binnenstadsvisie. e52 geeft in een korte serie alvast een blik op de opvallendste onderdelen van het document.

De afgelopen dagen publiceerden we de eerste vier delen van deze serie over de veranderende binnenstad, vandaag deel 5: de bruikbare trends van buiten de stad. Morgen het slot van deze korte serie.

Voor het “position paper Binnenstadsvisie” heeft het Bureau voor Economische Argumentatie (BEA) niet alleen gekeken naar Eindhovense beleidsdocumenten (zie aflevering 2, 3 en 4 van deze serie), maar ook naar trends en ontwikkelingen buiten de stad.

De meest in het oog springende trend is de terugkerende aantrekkingskracht van de binnenstad als woonplek. Winkelen blijft belangrijk, maar het belang daarvan neemt af ten opzichte van andere binnenstadsfuncties. In de woorden van BEA: een verschuiving van de “place to buy” naar de “place to be”.

Schermafbeelding 2015-05-16 om 16.34.23Omdat Eindhoven nog groeit, is deze trend hier minder scherp dan elders. Dat is volgens BEA overigens geen reden om alle kaarten op de hoofdwinkelstraten te zetten. “Meer kansen bieden de aanloopstraten en de randgebieden van het kernwinkelgebied. Daar kan door gedeeltelijke transformatie van winkels naar overige functies een voor bezoekers interessante mix ontstaan van winkels, horeca, ambachtelijke ateliers, culturele galeries en kleinschalige dienstverlening.” In Eindhoven is het gebied van de Bergen daarvan een voorbeeld.

Schermafbeelding 2015-05-16 om 16.58.09Werken

Niet alleen het winkelen, ook andere functies van de stad veranderen. Alles overheersende ontwikkeling daar is de komst van internet. Logischerwijs heeft dat grote gevolgen voor de winkeliers, maar BEA benadrukt dat bioscopen, theaters en bibliotheken minstens zoveel beïnvloed worden. Binnensteden worden verder over het algemeen “jonger” en internationaler, hetgeen gevolgen heeft voor de aard van de evenementen, culturele plekken en de horecavormen. De vergrijzing nuanceert dat beeld enigszins, maar opvallend is dat ouderen juist goed meedoen met de jongerentrends.

Grote kantoren in de buurt van stations zijn verleden tijd, in laats daarvan wordt wonen en werken gecombineerd in kleinere eenheden. Op de achtergrond voltrekt zich een revolutie in de financiering van al het vastgoed. Banken, grote projectontwikkelaars maar ook woningcorporaties en gemeenten zijn minder happig op projecten in de binnenstad. Daardoor komt er ruimte voor publiek-private samenwerkingen. Eindhoven heeft wel het geluk bij het beperkte groepje steden te horen waar grote investeerders nog interesse voor hebben.

In de detailhandel is – ook in Eindhoven – een tegengestelde trend waarneembaar: schaalvergroting (Primark, Bershka, Mango, H&M) tegenover het ontstaan van meer gespecialiseerde, kleinere winkeltjes.

Een andere zichtbare ontwikkeling is die van de branchevervaging of -verbreding. Een brillen- of stropdassenzaak met een koffiehoek, boerenproducten in ambachtszaken, ateliers met detailhandel, we zien het allemaal. Het zou een voorbeeld kunnen zijn voor gebieden waar monocultuur allesoverheersend is, zoals op het Stratumseind.

Gelaagdheid

Niet alle trends zijn in gelijke mate van invloed op de binnenstad van Eindhoven. Eindhoven is daarvoor ook te bijzonder, vanwege een unieke historische gelaagdheid: “De stad waarin we op dit moment leven is als het ware een optelsom van alle gedaanteveranderingen uit het verleden. Deze bepalen door elkaar heen het huidige stadsbeeld van Eindhoven. Van middeleeuwse marktstad, naar industriestad, naar company town, wederopbouwstad naar kennisgeoriënteerde regio.”

Of die ontwikkeling door kan gaan hangt in grote mate af van de vraag of de stad erin slaagt “een positieve beleving” te creëren. De voorzieningenstructuur moet daarvoor langs twee wegen worden opgekrikt: aan de ene kant de economische functies als werk, winkels, hotels en horeca, aan de andere de zachtere factoren als cultuur, sport, vrije tijd, groen, evenementen en woonomgeving. BEA waarschuwt dat het niet genoeg is om de economische factoren te stimuleren. Daarmee haal je mensen wel naar de stad, maar houd je ze niet vast. Daarvoor is ook een moderne urban culture nodig.

het VDMA-terrein
het VDMA-terrein

BEA constateert dat Eindhoven al behoorlijk op weg is met het uitbreiden van een voor kenniswerkers en studenten aantrekkelijk woningaanbod in de binnenstad. Het Student Hotel, de herontwikkeling van Philips Lighting en omgeving, het faciliteren van wonen boven winkels: dat helpt allemaal in het streven om de binnenstad drukker en levendiger te maken. De aanpak van het VDMA-terrein aan de Vestdijk is daarbij van belang, net als het project Mariënhage en de doorontwikkeling van De Bergen.

Dat alles helpt ook mee het centrum uit te breiden, een cruciaal onderdeel van de BEA-visie op een betere binnenstad. De onderzoekers adviseren Eindhoven er alles aan te doen om de binnenring wat poreuzer te maken, vooral voor voetgangers.

Hier alle eerdere afleveringen. Morgen het slot van deze serie: keuzes maken.