Tijdens een inmiddels traditioneel late nieuwjaarsborrel is vanmiddag het jaar voor de Dutch Design Foundation weer van start gegaan. Directeur Martijn Paulen opende het jaar en daarmee de voorbereidingen op Dutch Design Week 2018.
De bijeenkomst begint met een aftermovie van DDW 2017, waarna Paulen enthousiast vertelt: “Het is heerlijk om dit alles terug te zien, we hebben met zijn allen de hele stad op de kop gezet. De MediaMarkt bijvoorbeeld, waar Koert van Mensvoort liet zien hoe robots en mensen kunnen samenwerken. Dat moet een schok zijn geweest voor de mensen die alleen even een USB-stick kwamen halen.” Tevreden kijkt de directeur ook terug op de meer dan 110 locaties van het afgelopen jaar: “Mensen klagen weleens dat het teveel is om in een dag te zien, maar dan ben je er dus gewoon niet lang genoeg geweest!”
Paulen reflecteert op de editie van afgelopen jaar en kijkt daarmee direct vooruit naar wat er dit jaar gaat komen: “Afgelopen jaar hebben we op het World Design Event verschillende ambassades opgezet rondom een thema. Dat werkte erg goed en we hebben dan ook besloten met een aantal van die thema’s door te gaan.” Niet alleen delen van het programma zijn goed bevallen, ook de media-aandacht voor DDW werd als positief ervaren. Een belangrijk deel daarvan was door het tv-programma De Toekomstbouwers, waar ontwerpers uitgebreid de aandacht kregen om te laten zien wat ze doen en vooral waarom zij dat doen. Tijdens DDW 2018 komt er dan ook een tweede seizoen van het programma. Een onderdeel van Dutch Design Week dat dit jaar anders wordt aangepakt is de Dutch Design Awards. De awardshow die tijdens eerdere edities nog tijdens de week zelf plaatsvond wordt al juni gehouden.
What if Lab
Naast de week in oktober, zijn er nog een aantal andere projecten die Dutch Design Foundation organiseert. Een daarvan is What if Lab, waar ontwerpers gekoppeld worden aan bedrijven, overheid of andere partijen. “What if lab is ontstaan omdat we zo in de kracht van ontwerpers geloven dat we ze een podium willen bieden en daarnaast hebben gemerkt dat er vanuit de markt verschillende partijen zijn die vragen bij ontwerpers neer willen leggen.”
Dit jaar worden er nieuwe uitdagingen aan ontwerpers gesteld in het What if Lab. Zowel de NS als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten(VNG) hebben nieuwe vragen waar designers antwoorden op kunnen gaan zoeken. De VNG gaat door met het What if Lab: Local government meets Design. Dit jaar richt deze zich op drie onderwerpen: radicalisering, E-health en Smart City.
De NS pakt het dit jaar iets anders aan. In plaats van zich te focussen op de treinreis zelf, zijn nu de stations aan de beurt. Ruud Mols van de NS licht dit toe: “Dit jaar gaan we aan de slag met de stations. Stations zijn allemaal unieke gebouwen, die in een unieke omgeving staan en waar unieke reizigers komen. Stations moeten geen efficiënte overstapmachines zijn, maar gepersonaliseerde plekken.” Volgens Mols moet het dan ook niet langer gaan om een station, maar over ‘Mijn station’. De vraag waar ontwerpers zich over kunnen gaan buigen is: Wat als een unieke combinatie van station, omgeving en mensen, een unieke beleving wordt.
Elektrische Design Rides
De auto’s met kunst op het dak, die tijdens DDW bezoekers door de heel Eindhoven vervoeren, worden dit jaar niet meer geleverd door Volvo. De Zweedse autofabrikant moet haar plaats afstaan omwille van het milieu. Dit jaar zijn de auto’s allemaal elektrisch. Het Franse Renault gaat deze auto’s leveren.