Een sympathiek pleidooi, maar niet echt wenselijk – laat staan haalbaar. De eerste politieke reacties op het voorstel van een groep wetenschappers om in het nieuwe kabinet ook een minister voor Innovatie en Technologie te installeren, maken duidelijk dat zo’n post er voorlopig niet gaat komen. Hoe de uitslag van de verkiezingen van morgen ook zal zijn.
De wetenschappers verwoordden hun pleidooi vorige maand in een open brief voor de politiek. De enige partijen die wel wat ziet in het voorstel zijn D66 en 50PLUS, hoewel ze er allebei hun eigen specifieke invulling aan geven.
Volgens D66 zou een minister van “Economie, Technologie en Privacy” de aanjager van de digitale economie, bewaker van eerlijke concurrentie en hoeder van
burgerrechten moeten worden. Deze minister zou samen met de collega’s van Justitie en Binnenlandse Zaken leiding moeten geven aan het technologie- en internetbeleid. Jessica van Eijs, Kamerkandidaat voor D66: “Samengevat, dus niet een minister voor innovatie of techniek zoals voorgesteld. Maar wel een sterkere focus op technologie en digitalisering dan nu het geval is. Alleen een minister, zonder echte middelen of steun vanuit partijen, is ook niet erg effectief.”
50PLUS pleit in haar verkiezingsprogramma voor een minister van “Innovatie en Duurzaamheid“. Lijsttrekker Henk Krol: “Vanzelfsprekend zijn innovatie en technologische ontwikkeling niet los van elkaar te zien. Als het specifiek om robotisering gaat zullen de effecten daarvan ook significant zijn op het gebied van sociale zaken en onderwijs. Het ondersteunen van technologische ontwikkelingen kan in de ogen van 50PLUS heel goed gebeuren vanuit een ministerie van innovatie en duurzaamheid omdat er dan ruimte is voor synergie met andere innovatieve ontwikkelingen. De combinatie met duurzaamheid weegt voor 50PLUS zwaar, vooral met het ook op het belang hiervan voor de toekomstige generaties.”
Agnes Mulder (CDA) ziet de noodzaak om visie te ontwikkelen rond de robotisering van de samenleving als de kern van de open brief. “Dat ondersteunt het CDA. Een apart ministerie is daarvoor niet nodig. Het belangrijkste vindt het CDA dat er daadwerkelijk meer nadruk komt voor deze ontwikkeling, de overheid moet daarom samen met de bedrijven in gesprek.” Dat kan volgens haar prima door één bestaand ministerie hier specifieke aandacht aan te laten geven. “Dit hoeft dus geen nieuwe ministerie te zijn. Het zou bijvoorbeeld prima onder het ministerie van Economische Zaken kunnen vallen. Als de nieuwe minister samen met de Tweede Kamer hier aandacht op vestigt moet het zeker lukken een goede visie te ontwikkelen en de ontwikkeling in goede banen te leiden.”
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) sluit zich daar in grote lijnen bij aan: “Voor elke verkiezingen komen er verzoeken voor nieuwe ministeries, maar we moeten daar niet al te snel in mee gaan. Veel beter zou het zijn om het thema Innovatie te blijven koppelen aan het ministerie van Economische Zaken.”
De SP laat weten dat “de inzet van een volgend kabinet niet zal afhangen van een aparte minister”.
Ook buiten de politiek bestaan er bezwaren tegen een aparte Technologie-minister. Jim Stolze, onder meer bekend als innovatiestrateeg, oprichter van TEDx Amsterdam en bestuurder bij Singularity Netherlands, maakte er in het FD korte metten mee:
“Door er één minister verantwoordelijk voor te maken ontsla je de andere ministeries feitelijk van hun plicht om óók digitaal te innoveren. Maxime Verhagen kreeg destijds veel kritiek toen hij ICT niet opnam als aparte topsector, maar hij had wel gelijk. ICT loopt dwars door de sectoren heen. Net als dat echt vernieuwende bedrijven geen innovatieafdeling hebben: iedereen is daar verantwoordelijk voor vernieuwing, van de receptioniste tot en met de ceo.
Zo moet het ook in de politiek gaan. Digitaal is van ons allemaal. Na 15 maart geldt meer dan ooit te voren: iedereen is verantwoordelijk voor onze digitale vaardigheden. Van de schoolonderwijzer tot en met de conciërge. Van de bode tot en met de minister-president.”