Een eerste experiment laat zien: je kunt op een simpele manier semi-tropische groenten en kruiden verbouwen op een Nederlandse akker, zegt Wageningen University & Research (WUR) in een persbericht. Dit opent nieuwe mogelijkheden: meer diversiteit op de akker en op ons bord. Plantwetenschappers Martina Huber en Eric Schranz wijzen echter ook op de culturele betekenis van deze voedselproducten. Die mag niet uit het oog verloren worden.
- Simpele teeltmethoden voor semi-tropische gewassen in Nederlandse akkers ontdekt, diversiteit op het bord wordt daarmee vergroot.
- Onderzoekers benadrukken de culturele betekenis van deze voedselproducten en het belang van betrokkenheid van migrantengemeenschappen.
Op een akker dichtbij Wageningen Campus, voorbij het hypermoderne kassencomplex Radix, staan de zes tunnels van postdoc Martina Huber. Onder de halve koepels gemaakt van buizen overtrokken met plastic heeft ze deze zomer bijzondere gewassen verbouwd. Denk aan kousenband, sopropo, Chinese komkommers, of Thaise basilicum—semi-tropische gewassen, veelal uit het zuidelijk halfrond. ‘In totaal heb ik 48 verschillende variëteiten verbouwd,’ vertelt Huber. ‘En ik sta versteld van de resultaten. Deze manier van verbouwen is heel simpel qua onderhoud en ik heb al doende geleerd hoe het moest. Toch is er heel veel te oogsten; een werkelijk uitzinnige hoeveelheid pittige pepers, bijvoorbeeld!’
‘Mijn project is onderdeel van Breeding for Biodiversity, wat weer een subproject is van het investeringsthema Biodiversiteitspositieve voedselsystemen,’ legt Huber uit. ‘Dat is nogal een mond vol. In dit geval betekent het dat we ons afvroegen: wat kunnen tropische gewassen betekenen voor de diversiteit op de akker en op ons bord?’ Huber legt uit dat het grootste deel van de Nederlandse akkers vol staat met een handvol ‘cash crops’. Dat zijn gewassen waar de meeste vraag naar is, zoals maïs of soja. Hoewel er relatief veel onderzoek wordt gedaan naar nieuwe landbouwvormen die meer biodiversiteit toestaan tussen of rondom de gewassen, rees de vraag of er op gewasniveau ook meer diversiteit mogelijk was.
‘Dat splitste zich uit in twee projecten. Collega’s onderzochten gewassen die ooit veel in Nederland verbouwd werden, zoals pastinaak. Ik richtte me op nieuwe gewassen uit meer tropische delen van de wereld.’ Het doel: testen of semi-tropische gewassen op een Nederlandse akker konden groeien. Dat deed Huber in een eenvoudige opstelling, met als enige hulpmiddel de plastic tunnels. ‘Daarmee verleng je simpelweg het groeiseizoen. Het blijft binnen voor een langere periode vochtiger en warmer.’ Geen klimaatgecontroleerde kas dus.
Voedsel vertelt een verhaal
Tijdens haar onderzoek naar methodes om de gewassen te verbouwen, ontdekte Huber dat sommige van de groenten en kruiden al in Nederland verbouwd worden. ‘Migrantengemeenschappen telen zelf de gewassen van hun thuisland. Ze planten ze in hun tuin, op hun balkon, in een kasje. Hun methodes en motivaties worden veelal nog niet onderzocht.’ Deze sociale, maatschappelijke dimensie was initieel geen onderdeel van het project. Huber twijfelt er echter niet over: migrantengemeenschappen moeten meepraten. ‘Het is hun kennis. Hun belang.’
Ook prof. dr. Eric Schranz, hoogleraar biosystematiek, benadrukt dat voedsel cultureel is. ‘Het vertelt een verhaal. Kousenband is nauw verbonden met de Surinaamse identiteit, om een voorbeeld te geven.’ Op dit moment wordt de meeste kousenband geïmporteerd—niet de meest duurzame oplossing. Toch is het niet vanzelfsprekend dat Nederland in de toekomst haar eigen kousenband verbouwt. ‘De boeren in Suriname die nu via dat gewas verbonden zijn met de Surinaamse gemeenschap hier, zouden een deel van hun inkomsten verliezen. Dat heeft niet alleen economische, maar ook culturele gevolgen.’
Moet je deze gewassen misschien dan in de zomer hier verbouwen en in de winter importeren? ‘Dat zou een optie kunnen zijn,’ denkt Huber. ‘Dat is niet alleen aan ons wetenschappers. Daar moeten deze gemeenschappen over meepraten.’