Vier luie stoelen staan dinsdagavond klaar in MU Artspace op Strijp-S. Voor de stoelen ligt een ouderwets vloerkleed, erachter hangt een groot beamerscherm met daarop een stelling. “Disruptive innovation is tegenwoordig een bullshit term”, staat te lezen. Vier experts, in de luie stoelen gezeten, praten erover met het publiek.
Internetbedrijf en sponsor van de Dutch Design Week, Freshheads, heeft de debatavond georganiseerd. Onderwerp van discussie is de impact van ‘digital design’. Privacy, kunstmatige intelligentie, big-data en disruptieve innovatie zijn termen die besproken worden. Verwijzen ze naar echt verandering of zijn het slechts hypewoorden zonder intrinsieke waarde?
Ex-directeur van het Incubate festival en panellid Joost Heijthuijsen steekt van wal: “Disruptieve innovatie is van een descriptieve naar een prescriptieve term gegaan.” Eerst beschreef het achteraf een innovatie van een bedrijf, nu moet iedereen het zijn.
“Mensen zien het disrupten van de markt als doel op zich.”
Panellid Evert Hilhorst valt Heijthuijsen bij: “Mensen zien het disrupten van de markt als doel op zich.” De internet der dingen-specialist van Freshheads is van mening dat ondernemers zich beter kunnen concentreren op het maken van duurzame producten, die ontwrichting van de markt komt later wel.
Ook Arjan van den Born vindt dat de term disruptieve innovatie aan inflatie onderhevig is. De hoogleraar creatief ondernemerschap legt uit waarom: “Iedereen tooit zich graag met de term, weinigen zijn het echt.” Het publiek kan zijn mening geven door te gaan staan (eens) of te blijven zitten (oneens). Zowat iedereen gaat staan.
De toon is gezet. De panelleden discussiëren vrolijk verder en ook het publiek schroomt niet zijn mening verbaal te uiten. De deeleconomie, service design en privacy passeren de revue. Dan komt hèt codewoord van nu voorbij, de term die op ieders lippen ligt: big data. De stelling? “In het publieke domein moet big data gebruikt worden om beslissingen te maken.”
Van der Bron is overtuigt van het nut van big data in het publieke domein. “Denk bijvoorbeeld aan onderzoek naar erge ziektes. Medische gegevens van grote groepen mensen kunnen zulk onderzoek bevorderen.” De professor vindt wel dat mensen zelf moeten kunnen bepalen wanneer ze aan wie hun gegevens geven. “Een soort datadonorschap.”
“Wat als diezelfde data later door anderen wordt gebruikt?”
Heijthuijsen is minder overtuigd: “Wat als diezelfde data later door anderen wordt gebruikt? Je weet nooit wat er tien jaar later mee gebeurt.” Ook professor kunstmatige Intelligentie, Catholijn Jonker, is sceptisch: “Mensen realiseren zich niet dat informatie die ze door de jaren heen delen, later kan leiden tot een heel profiel. De complexiteit maakt dit soort vraagstukken zo moeilijk.”
Ook het publiek is voor het eerst deze avond sterk verdeeld. “Het delen van data kan helpen de veiligheid te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan camera’s in het publieke domein”, zegt een man achterin de zaal. Een jongen voorin reageert: “Pas als mensen de pijn van het delen van privacygegevens gaan voelen, komen ze in actie. Dat is nu nog niet gebeurd.” Hoe die pijn precies gevoeld gaat worden, is volgens panel en publiek moeilijk te voorspellen.
Zowel het publiek als de panelleden komen er vanavond niet uit. Het big data-vraagstuk is vooralsnog te complex. Over een conclusie is iedereen het wel eens: privacy is belangrijk. Zelfs voor de grote gegevensdelvers van deze aarde, zo blijkt volgens Heijthuijsen: “Facebookbaas Marc Zuckerberg heeft eerder dit jaar de huizen van zijn buren gekocht en meteen daarna gesloopt.” Zo kan hij in ieder geval ongestoord in zijn achtertuin zitten.