Er is in Nederland maar één vervoersmiddel populairder dan de auto: onze trouwe stalen ros met trappers. Samen fietsen we in Nederland zo’n 15 miljard kilometer per jaar. Dat is meer dan 880 kilometer per persoon. Als we dan toch zulke grote afstanden fietsen, waarom niet gelijk iets nuttigs doen met al die ritjes? Dat moeten de bedenkers van de ‘Snuffelfiets’ ook gedacht hebben.
Samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Provincie Utrecht, hebben de bedrijven Civity en Sodaq het project opgezet. Civity is gespecialiseerd in data-oplossingen, en Sodaq is expert op het gebied van sensoren. Het RIVM regelt tot slot de validatie van de data die door de Snuffelfietsers verzameld wordt.
En die data, dat kan van alles zijn. “Er zitten meerdere sensoren in het apparaatje, zoals luchtvochtigheid- en temperatuursensoren”, legt Claar Schouwenaar uit. Schouwenaar is werkzaam bij de provincie Utrecht en projectleider van Snuffelfiets. “Die sensoren kunnen bijvoorbeeld iets zeggen over hitte-eilanden.”
Hitte-eilandeffect
Een hitte-eilandeffect is een fenomeen waarbij in stedelijke gebieden de temperatuur relatief hoog is, ten opzichte van omliggende landelijke gebieden. “Uit metingen blijkt dat het in de stad tot wel acht graden warmen kan zijn dan op het platteland”, legde meteoroloog Gert-Jan Steenveld van Wageningen University onlangs uit in universiteitsblad Resource. “Maar ook binnen een stad kan dat per straat nogal verschillen.” Metingen van de Snuffelfietsen zouden dus lokale hitte-eilanden kunnen aanwijzen, die met behulp van bijvoorbeeld meer vegetatie aangepakt kunnen worden.
Maar dat is niet alles. “Daarnaast zit er ook een accelerometer en een trillingsmeter in, die data verzamelen over de kwaliteit van het wegdek”, vertelt Schouwenaar. “Dus als je door kuilen of over boomwortels stuitert, dan detecteert hij dat.” Dit zou in de toekomst gemeentes en wegbeheerders kunnen helpen bij het analyseren en onderhouden van fietspaden en andere fiets-toegankelijke wegen. “En tot slot natuurlijk sensoren die de luchtkwaliteit meten.”
Kastjes uitgedeeld aan 500 Snuffelaars
Inmiddels rijden er ‘Snuffelaars’ rond in de gemeenten Zeist, Amersfoort, Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein. “Maar ook vanuit Noord-Holland, Zuid-Holland, en Overijssel is er interesse in het project,” vertelt Schouwenaar. “En in Gelderland is nu ook een pilot gestart met 50 fietsen.”
Afgelopen maand zijn de laatste apparaatjes uitgedeeld. In totaal fietsen er dus 550 kastjes rond: 500 in de provincie Utrecht en 50 in Gelderland. Het project is een jaar geleden gestart als een kleine pilot in Zeist, met 10 fietsen. Al snel was er animo om het project uit te breiden. “Toen hebben we gezegd: we gaan opschalen naar 500 deelnemers,” vertelt Schouwenaar. “Maar dan wel over de hele regio verspreid.”
Het uiteindelijke doel is volgens Schouwenaar tweeledig: “Aan de ene kant is het een experiment om te bekijken wat we kunnen met de verzamelde data. Je wilt niet meteen heel veel geld investeren in iets dat misschien niet het beste resultaat oplevert. Maar tegelijkertijd kun je zeggen: het is ook een poging om een big data-effect na te streven, met heel veel mensen die meten.” Immers, hoe meer Snuffelfietsen er rondrijden, hoe waardevoller de data wordt. “Want dan kun je er een gemiddelde uit trekken,” concludeert Schouwenaar. En hoe meer data input, hoe accurater de output.
Goedkope sensoren, relevante data
Schouwenaar hoopt dus dat uiteindelijk zo veel mogelijk gemeentes en provincies willen meedoen. “Ieder met hun eigen vraagstuk of methode zou ook prima zijn”, stelt ze. “Het is een manier om aan te tonen dat hele goedkope sensoren, als je er maar genoeg van hebt, ook relevante data leveren.”
Via het dataplatform dat Civity heeft ontwikkeld, kunnen de metingen van het project dagelijks gevolgd worden. Ook kunnen de deelnemers hun eigen meetresultaten bekijken via een app. Onderstaande afbeelding toont de data van alle Snuffelfietsen in de regio Utrecht op 20 november. Naast deze grid-kaart, kunnen ook alle specifieke routes van die dag in detail worden bekeken.
Veel fijnstof in de lucht, lijkt het. Toch zijn er ook regelmatig dagen waarop de meeste routes op de kaart redelijk blauw uitslaan. “Ja, dat is ook het teleurstellende voor veel deelnemers”, reageert Schouwenaar. “Die dachten: nu ga ik eens aantonen hoe goor de lucht in mijn wijk is”, zegt ze lachend. “Maar dat valt dus vaak mee. Daarom is het ook fijn dat het RIVM is aangesloten bij het project; zij ‘wassen’ de data, door uitschieters te corrigeren aan de hand van hun meetstations”, legt Schouwenaar uit. “Ook het RIVM zegt dat de fijnstof in Nederland over het algemeen best oké is, en dus zie je regelmatig veel blauwe routes.”
Maar ook die data is waardevol. En ideeën om het project in de toekomst verder te innoveren zijn er in ieder geval genoeg. “We willen het kastje doorontwikkelen. Als je echt iets wilt kunnen zeggen over de luchtkwaliteit in ons land, moet er ook een stikstofsensor in.”
Nieuwe groepen Snuffelfietsers
En hij kan nog kleiner, waardoor de nieuwe versie weer door nieuwe groepen Snuffelfietsers gebruikt zou kunnen worden. “Denk bijvoorbeeld aan wielrenners die met een kleiner kastje, of misschien zelfs volledig geïntegreerd in het frame, weer andere routes fietsen. Of alle fietskoeriers in Nederland”, suggereert Schouwenaar. “Of — en dat is echt een hele relevante optie — met deelfietsen aan de slag, zoals de OV-fiets.”
En dat vraagt dus wel om verbeteringen aan het meetapparaatje. “Nu is het kastje gelieerd aan de gebruiker en die zorgt er ook voor”, zegt Schouwenaar. “Bij een deelfiets zou het apparaatje hufterproof moeten zijn.” Toch zou een dergelijke uitbreiding direct voor een grote toename aan data zorgen, wat het een aantrekkelijke optie maakt. “We zijn op ‘t moment dus ook samen met OV-fiets aan het kijken of dat kan,” concludeert Schouwenaar enthousiast.
Miljoenen Snuffelaars, die met elk fietstochtje naar ’t werk of de supermarkt de kwaliteit van onze leefomgeving voortdurend analyseren en verbeteren. Het zou binnen een paar jaar dus zomaar de realiteit kunnen zijn.
Foto’s: Ronald van Liempdt