December was een goede maand voor elektro-mobiliteit in Noorwegen. In het voortrekkersland van de emissiearme vervoerstransitie bereikte het aandeel elektrische voertuigen in 2022 een nieuw hoogtepunt. Bijna 80 procent van alle registraties van personenauto’s waren voertuigen op batterijen (BEVs).
In december braken de registratiecijfers alle records. Eigenlijk goed nieuws. In 2023 veranderen de zaken in Noorwegen echter radicaal. Exclusieve en zware BEV’s worden minstens 25 procent duurder, omdat de gewichts- en omzetbelasting er weer op van toepassing wordt.
Vooral Duitse fabrikanten gaan hiermee te maken krijgen, aangezien hun concentratie op zware, dure eSUV’s en luxe sedans letterlijk veel gewicht in de schaal brengt. Deskundigen uit de sector verwachten echter geen aanhoudende daling van het aantal registraties. Vermoedelijk rekenen ze op het ‘brandstofprijseffect’. Wanneer de benzine- en dieselprijzen stijgen, aarzelt de consument steeds korter.
De marktvoorwaarden worden weer gerespecteerd
Noorwegen begint dus elektrische voertuigen aan normale marktvoorwaarden te onderwerpen en verlaagt de subsidies. Aan het geld kan het niet liggen, want het land staat er dankzij zijn grondstoffen financieel nog uitstekend voor.
Ook in Duitsland was december een recordmaand. Nooit eerder werden in één maand zoveel elektrische voertuigen verkocht. Er werden 104 215 elektrische voertuigen geregistreerd, een derde van alle inschrijvingen van personenauto’s. Het marktaandeel in deze laatste maand van het jaar bedroeg dus 33,15 procent en, gerekend over het jaar, nog steeds bijna 18 procent.
Maar in Duitsland worden de subsidies in 2023 ook drastisch verlaagd, zij het niet zo sterk als in Noorwegen. In tegenstelling tot Noorwegen heeft Duitsland een enorme achterstand in de vraag naar lokaal emissievrij vervoer. De nadruk ligt op lokaal emissievrij, want de CO2-uitstoot in Europa’s “meest morele land” is in 2022 opnieuw – geheel onverwacht – gestegen.
Meet CO2-uitstoot in 2022
De NGO “Agora Verkehrswende“, die nauwe banden heeft met de Groenen en vaak ten onrechte wordt omschreven als een “onafhankelijke denktank”, heeft de toename van de CO2-uitstoot van het vervoer als de belangrijkste oorzaak aangewezen. Dit is echter niet verwonderlijk, want verschillende parameters zijn aanzienlijk verslechterd, vooral in Duitsland.
De trein heeft een tijdelijk hoogtepunt bereikt wat betreft bezettingsgraad en onpunctualiteit – velen zijn daarom overgestapt op de auto. De energieomslag, die afhankelijk was van gasgestookte centrales als back-up, heeft een zware tegenslag gekregen. Soms was de CO2-uitstoot per kWh zelfs even hoog als in het veelbesproken Polen.
Dit kwam door twee dingen die volgens voorstanders van de duurzame energietransitie eigenlijk nooit gebeuren: een langdurige periode met verminderd aanbod van duurzame energie en het toegenomen gebruik van kolengestookte energie. Beide waren het geval in Duitsland in november en begin december, wat in sommige gevallen leidde tot meer dan 800 g/kWh.
Het ‘rookgordijn’ van de voorstanders van duurzame energie liet niet lang op zich wachten. Frankrijk en zijn gebrekkige kerncentrales waren de schuld van de ellende. Duitsland werd gedwongen om veel steenkool energie op te wekken om een black-out te voorkomen. Het feit dat de buitentemperaturen gedurende deze 4 weken, in tegenstelling tot voorgaande jaren, vrij laag waren, werd genegeerd.
Terug naar de markt
Zelfs e-mobiliteit, met 470.559 geregistreerde voertuigen alleen al in 2022, verlicht de uitstoot momenteel nauwelijks. De gemiddelde CO2-uitstoot blijft hoog in het land van dichters en denkers, en dat heeft ook gevolgen voor het elektrische wagenpark. Veel Duitsers hebben geen vertrouwen meer in de ‘markt’. Daar zijn inderdaad pikante redenen voor. Want de wetten van de markt zijn en worden steeds verder uitgehold.
De eerste subsidies voor elektrische auto’s, maar ook voor zonnedaken en warmtepompen, veroorzaakten een hausse. Daaraan komt nu een einde, omdat -in tegenstelling tot Noorwegen- het geld ontbreekt als gevolg van het ‘slag-‘ en ‘dubbelslag-beleid’ van de politiek. Alleen al het eerste energiebesparingspakket kostte de Duitse staat, en dus zijn burgers, 200 miljard euro. Geld dat niet meer beschikbaar is voor verdere subsidies. Dat vertraagt nu de energietransitie drastisch.
Om dit in perspectief te plaatsen: dat zijn 10 kerncentrales met een totale capaciteit van ongeveer 12 GigaWatt. Samen met de onlangs gesloten en binnenkort te sluiten centrales betekent dat ongeveer 17 GW aan capaciteit met lage CO2-emissies (< 40g/kWh). Bij elkaar had dit kunnen resulteren in een jaarlijkse productie van 150 TWh; ongeveer 30 procent van het totale verbruik in Duitsland in 2021. Dit was vermoedelijk voldoende geweest om in de energieproductie volledig af te stappen van gas en steenkool.
Dankzij de sterke uitbreiding van wind- en zonne-energie zou de CO2-uitstoot dan vergelijkbaar zijn met die in Frankrijk, waar de grens van 80 g/kWh zelden wordt overschreden.
Leuk weetje: De uitstoot van elektrische voertuigen was dan ook geen probleem meer geweest, om nog maar te zwijgen over de stroomprijs…