Wat is typisch aan Nederlandse Innovatie? Kunnen we het munten als een concept, net als Dutch Design? En is dat een kans om Nederland op het wereldtoneel krachtiger neer te zetten als leidend innovatieland? In een driedelige serie als vooruitblik op de Dutch Innovation Days, 11, 12 en 13 mei in Enschede proberen we de kansen en beperkingen van Nederlandse innovatie te verkennen. Vandaag deel 3: hoe impactgedreven is Nederlandse innovatie, en waar liggen de grenzen van onze innovatiedrift? Lees hier deel 1 en deel 2 van deze serie.
Het lijkt een beetje een platgeslagen kreet te worden, omdat iedereen ‘m tegenwoordig zo graag en vaak is gaan gebruiken: impactgedreven innovatie. Geen enkel studententeam, geen enkele start-up en geen enkel wetenschappelijk onderzoek kan het zich meer permitteren om impact en de daaraan verbonden duurzaamheidsdoelen te negeren. En inderdaad, er zit hier en daar ook wel wat greenwashing tussen al die impact-ambities.
Een bijdrage bieden
Toch blijft dit streven naar een oplossing voor de grote maatschappelijke uitdagingen van vandaag een van de belangrijke kenmerken van Nederlandse innovatie. “Nederland past innovatie bij voorkeur toe vanuit het uitgangspunt om een bijdrage te bieden aan oplossingen rond gezondheid, veiligheid, klimaat, mobiliteit en duurzaamheid, inclusief circulaire economie en voedsel”, zegt Carina Weijma, die als Strategisch Adviseur onder meer werkte met en voor de topsector Holland High Tech, VNO-NCW, Buitenlandse Zaken en de topsector Creatieve Industrie.
Het zit ‘m voor Weijma ook in de manier waarop Nederland zijn innovatie heeft georganiseerd. Binnen hightech heeft de topsector HTSM in een vroeg stadium technology roadmaps opgesteld. Elke roadmap werd beheerd door een team van experts uit bedrijven, instituten en universiteiten. Deze roadmaps hebben overlap met de door de Europese Commissie gedefinieerde sleuteltechnologieën (KET’s), de onderwerpen gaan gepaard met een hoge onderzoeksintensiteit en kennen volgens Weijma snelle innovatiecycli en hooggekwalificeerde werkgelegenheid. “Ze zijn multidisciplinair, doorkruisen veel gebieden en helpen leiders op andere toepassingsgebieden om te profiteren van hun onderzoeksinspanningen.”
Cross-over samenwerking met andere topsectoren wordt daarbij steeds belangrijker voor versterkte samenwerking. “Zo wordt, in ieder geval vanuit technologisch oogpunt, gestreefd naar duurzame economische groei, ondersteund door publieke en private R&D-investeringen.”
Zekerheid en technologie
Khashayar Mansourizadeh, CEO & Founder van Starnus Technology, ziet dat het Nederlandse innovatie- en start-up-ecosysteem erg op zekerheid, realisme en technologie leunt. “Hier in Nederland wordt een realistische oprichter met een solide plan om een gezond bedrijf op te bouwen het meest gewaardeerd. Dat betekent niet dat je laag moet mikken, maar wel dat je met realistische plannen moet komen om de top te kunnen bereiken.” Tegelijkertijd wordt er volgens Mansourizadeh veel waarde gehecht aan het ontwikkelen van een unieke technologie. “Daarmee bedoel ik iets dat niet per se goedkoper, efficiënter of een beetje beter is, maar vooral iets dat revolutionair is en nog niet eerder is bedacht.”
De gezondheidszorg is bij uitstek een sector waar het aspect ‘impact’ nauwelijks toelichting behoeft. Clear.bio, een Amsterdamse start-up die 100% persoonlijk voedingsadvies geeft op basis van real time biodata van de gebruiker, wil als zorgaanbieder “een betere gezondheid voor iedereen bereikbaar en gebruiksvriendelijk maken, met de modernste technologie en laatste wetenschap over voeding.” Niet voor niets noemt het bedrijf het “Value Based Health Care”, zegt Yvette Ruts-Wolters. “Anders gezegd: impact in de vorm van waarde voor alle betrokken doelgroepen.”
Barrières doorbreken
Ook bij Micronit, de in Enschede gevestigde wereldspeler op de markt voor microchips die onder meer worden gebruikt bij kankeronderzoek, is dat de drijfveer. Frank Eissens noemt het probleemoplossend vermogen als een belangrijke eigenschap van Nederlandse innovatie. “Deze vaardigheid is onder andere ontstaan door de Nederlandse strijd tegen het water, waarbij innovatieve oplossingen op het gebied van watermanagement werden ontwikkeld. Deze mentaliteit heeft zich verspreid naar andere sectoren, waaronder de MedTech en HighTech.”
Net als veel anderen ziet ook Eissens de anti-autoritaire houding van de gemiddelde Nederlander als een pre. “Wij beheersen het vermogen om samen te werken en barrières te doorbreken. Dit is anders dan bijvoorbeeld in landen waar een hiërarchische cultuur heerst. Onze CEO Ronny van ‘t Oever heeft wel eens gezegd ‘In Nederland zijn we niet bang om iets nieuws te proberen en om fouten te maken; dit maakt ons als land en als innovators sterk.’ Die uitspraak geeft onze mentaliteit goed weer.”
Grenzen aan onze innovatiedrift?
In de agrisector zien we dat innovatie niet alleen positieve gevolgen hoeft te hebben. Hille van der Kaa – Chief Operational Cowboy bij Those Vegan Cowboys – zal daar tijdens de Dutch Innovation Days dieper op ingaan. Voor haar is het feit dat Nederland ruimte heeft gecreëerd voor zoveel mensen op zich al een bewijs van onze innovatiekracht. “Niet voor niets luidt een buitenlandse uitspraak over ons: “God schiep de aarde, maar de Nederlanders schiepen Nederland”. De metafoor typeert de letterlijke maakbaarheid van onze leefomgeving.”
Die maakbaarheidsgedachte heeft ons volgens haar veel gebracht, maar megastallen en stikstofoverschot laten ook de keerzijde zien. “Al tijdens de middeleeuwen strijden we in ons lage land tegen het water. De droogleggingen laten zien dat vooruit denken verankerd zit in ons Hollandse canon. Wij Hollanders, lopen voorop met oplossingen voor potentiële grote rampen. Maar we worstelen heden ten dage ook met de wet van remmende voorsprong.”
Inderdaad, de Nederlandse agrisector heeft zich kwalitatief en productief ontwikkeld tot een van de succesvolste ter wereld. “Tegelijkertijd lopen we ten opzichte van de rest van Europa inmiddels hopeloos achter. De hoeveelheid gif in onze grond is zorgwekkend. Het percentage Nederlandse biologische landbouwgrond is miniem. De over de jaren sterk gegroeide productie van dierlijke producten is niet houdbaar door de grote hoeveelheden CO2, methaan en lachgas die vrijkomen. Met de komst van de megastallen zijn dieren niet meer dan een inefficiënt onderdeel van een machine. Vlees en zuivel zijn binnen de voedselketen de grootste boosdoeners ten aanzien van de opwarming van de aarde. Onze innovatiedrift is ver over de grens heen gegaan.”
Lapmiddelen
De ondernemende Nederlander zoekt ondertussen lapmiddelen voor de potentiële grote ramp die dit veroorzaakt, zo merkt de Chief Operational Cowboy. “Luchtwassers die alle schadelijke gassen bij de varkens houden bijvoorbeeld, of net iets andere spuitmiddelen. Het zijn slechts vormen van symptoombestrijding. Willen we onze problemen oplossen, moeten we onze ontspoorde landbouwtechnologie ten goede keren. We hebben onszelf in de Nederlande agrisector op een voetstuk geplaatst; de vraag is of we de realiteitszin en bescheidenheid op kunnen brengen om van dit voetstuk af te stappen.”
Dat wat het probleem veroorzaakt heeft, zou ook de oplossing moeten kunnen brengen, concludeert ze. “Wij Nederlanders zijn gewend het land naar onze hand te zetten. Door in te zetten op radicale innovaties als voedselbossen, precisie fermentatie en vertical farming, maken we de grote afdruk van onze landbouwsector klein. We kunnen zelfs landbouwgrond teruggeven aan de natuur. Zo bewijzen we eens te meer dat vooruitdenken een onmisbaar onderdeel vormt van ons Hollandse canon.”
Komende dagen publiceert Innovation Origins nog interviews met enkele van de sprekers tijdens de Dutch Innovation Days.