Yvonne van Hest is als Program Director bij Brainport Development verantwoordelijk voor het PEOPLE domein. In haar columns voor IO Eindhoven focust ze op de regionale ontwikkelingen, achtergronden en trends in onderwijs en arbeidsmarkt.
Om mijn werk goed te kunnen doen, zijn cijfers altijd handig. Bijvoorbeeld cijfers van aantallen studenten, openstaande vacatures en werkloosheid. Zo zien we ontwikkelingen en kijken we hoe we hierop kunnen reageren in beleid, maar ook in acties ten behoeve van onze economie, welvaart en welzijn. Over cijfers is vaak discussie: worden die wel goed gemeten? Vergelijken we wel appels met appels en niet met bananen?
Cijfers waarvan we aardig zeker zijn, betreffen bijvoorbeeld de vergrijzing en de ontgroening.
Zo kunnen we voor elk land op deze aarde doorrekenen wat het geboorte- en sterftecijfer is en hoeveel mensen met welke leeftijden er in dat land (zullen) wonen (migratie saldo meegerekend uiteraard). En zo weten we dus ook dat het aantal oude mensen in ‘de Westerse wereld’ toeneemt en het aantal jonge mensen afneemt. Landen als Portugal, Taiwan, Polen, Griekenland en Singapore hebben ‘s werelds laagste ‘fertility rate’, ofwel ‘vruchtbaarheidsfactor’; het gemiddelde aantal kinderen van de vrouwen in een bepaald land.
Dat dit gevolgen heeft, weten we allemaal. Landen die nu nog kampen met een hoge jeugdwerkloosheid, zoals Spanje, zullen daar op middellange en lange termijn wellicht minder mee te maken hebben. Simpelweg omdat er veel minder jongeren zullen zijn. Uiteraard gaat dit niet helemaal 1-op-1 op, omdat er dan bijvoorbeeld niet teveel banen moeten verdwijnen (automatisering) en onderwijs goed genoeg moet aansluiten (mismatch).
Waar we misschien minder snel aan denken, zijn de gevolgen voor onze scholen. Als we kijken naar de demografie in Nederland tot 2030, zien we dat de eerste krimp al is ingezet op de basisscholen en dat de krimp de komende jaren vooral te merken gaat zijn op de middelbare scholen. De (betrouwbare!) cijfers voor onze regio: in zijn geheel is de krimp 11,5% tot 2030. En als we specifiek kijken naar vmbo, is de krimp nog veel groter, namelijk: 19,4%. Dat dat percentage voor vmbo veel hoger is, komt door de zogenaamde ‘opwaartse druk’. Ofwel, steeds meer kinderen gaan naar havo/vwo (alleen hierover zou ik al een hele column kunnen schrijven, maar goed, laat ik me bij m’n onderwerp houden).
Dit betekent dus dat alle vmbo-scholen in Brainport in 2030 één vijfde minder leerlingen heeft. Over bijna 10 jaar al. Waarom dat de scholen hard raakt? Dat komt door de bekostiging van een middelbare school – de zogenoemde T-1-financiering. Dit betekent dat je als school geld krijgt op basis van het aantal leerlingen dat je het jaar ervoor had. Als je vorig jaar bijvoorbeeld 1.800 leerlingen had en dit jaar gekrompen bent naar 1.400 leerlingen, krijg je nu geld voor die 1.800 en volgend jaar voor die 1.400. Als dat leerlingenaantal blijft dalen – niet ondenkbaar met de toenemende krimpcijfers die ik net schets – heb je dus elk jaar steeds minder geld. En laten we wel wezen: als school wil je geen dalende leerlingen aantallen, want dat tast je bestaansrecht aan.
Er zijn dan eigenlijk maar twee dingen die je kan doen: zorgen dat het Ministerie van OC&W deze wet- en regelgeving aanpast, of zorgen dat je meer leerlingen krijgt. En als jij meer leerlingen krijgt (op wat voor manier dan ook: interessanter lesaanbod, nieuwbouw, etc.), dan krijgt één van jouw buurmanscholen per definitie minder leerlingen. Fijn hè, die betrouwbare cijfers?
Dus is er volgens mij een derde ding dat je moet doen: samenwerken. En dat is – als je het mij vraagt – hét kernwoord voor alle middelbare vmbo-scholen voor de komende jaren: samenwerken. Accepteren dat je allemaal in moet leveren, sámen oplossingen bedenken en vooral: begrijpen dat concurrentie niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van ons onderwijs. De krimp gaan we niet oplossen. Voorkomen dat we grotere concurrentie krijgen in een sector die het algemeen belang van onze maatschappij dient, lukt hopelijk wel, zeker bij ons in Brainport.