Hoe wordt een stad een slimme stad? Kort door de bocht: volhangen met sensoren en koppelen aan het internet. In de praktijk werkt het gelukkig wat ingewikkelder. Want wat gebeurt er met verzamelde data van sensoren? Van wie zijn deze gegevens en kan iedereen ze gewoon gebruiken? En zitten inwoners wel te wachten op een stad vol sensoren? Allemaal vragen die veel stadsbestuurders bezighouden. Tijdens de tiende editie van het Beyond Data Event in Eindhoven kwamen bestuurders, data-experts, mensen uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen samen om te praten over deze onderwerpen.
John Jorritsma, burgemeester van Eindhoven gaat meteen in op die laatste vraag. “Het laatste wat we als samenleving willen is mensen het gevoel geven dat ze constant in de gaten worden gehouden”, Jorritsma vertelt de zaal over de data principes die de stad samen met de gemeente van Amsterdam heeft opgesteld. “Privacy is hierin heel belangrijk, data mag nooit terug te leiden zijn naar een persoon. Maar nog belangrijker is dat inwoners zelf de regie in handen krijgen over verzamelde data. Hierin willen we zo transparant mogelijk zijn naar alle partijen, zodat iedereen kan zien waar data vandaan komt en waarvoor het wordt gebruikt. Op deze manier kan een goede keuze worden gemaakt.”
We gaan de data principes op Europees niveau uitwerken, dat gaan we doen met zo’n 140 andere steden. Hier worden inwoners, bedrijven en kennisinstellingen actief bij betrokken.” John Jorritsma, burgemeester van Eindhoven
Een voorbeeld hiervan is een sensorenregister waar Eindhoven mee experimenteert. Hier kunnen mensen zien waar sensoren in de stad zich bevinden, welke data wordt verzameld en wie de eigenaar van de sensor is. Jorritsma vertelt de zaal dat hij blij is met het Europees data programma, waar wordt samengewerkt om data en de infrastructuur ervan te verbeteren, dit heeft volgens de burgemeester economische waarde en steden kunnen hierdoor hun diensten verbeteren. “Maar we moeten het wel in goede banen leiden. Als ik naar China ga, waar ze lang niet zo open zijn als wij in Europa, neem ik een reservetelefoon mee en niet mijn eigen toestel. Je weet toch niet wat er met je data gebeurt, dat stelt me niet gerust. Aan de andere kant hebben we hier ook te maken met grote bedrijven als Facebook en Google, waar je met data voor hun diensten betaalt. De uitdaging voor Europa is om hier een balans in te vinden. Daarom gaan we de Open Data Principes op Europees niveau uitwerken, dat doen we samen met zo’n 140 andere steden. Hier worden inwoners, bedrijven en andere partijen, zoals kennisinstellingen, actief bij betrokken”, sluit Jorritsma zijn verhaal af.
Kijken naar New York
Tijdens Beyond Data is niet alleen ruimte voor Europese verhalen, er komen ook voorbeelden voorbij hoe er in andere delen van de wereld met data wordt gewerkt. Hoe gaat dat in New York? “Europa heeft gelijk als ze zeggen dat mensen controle over hun data moeten hebben, daar moeten we in de VS ook naartoe”, vertelt Amen Ra Mashariki, hij was vier jaar lang verantwoordelijk voor het analyseren en bundelen van verschillende databronnen voor het bestuur van New York. Hij laat zien wat zijn team met deze data deed. “In NY rijden ontzettend veel taxi’s rond en geloof me, ze rijden als gekken. We zagen in de cijfers veel aanrijdingen met fietsers. Dat wilden we aanpakken, maar hoe? Vanuit verschillende instanties bundelden we gegevens om ongelukken in kaart te brengen. Waar gebeurde het? Hoe vaak? Speelden er nog andere factoren mee? Hiervan hebben we een model gemaakt om te voorspellen waar de kans op ongelukken het grootst was. Op de gevaarlijkste plekken zijn fietspaden aangelegd en we zagen het aantal ongelukken inderdaad afnemen. Maar toen steeg het aantal ongelukken tussen fietsers en voetgangers weer, omdat voetgangers het als wandelpad gingen gebruiken. Dan begint het proces weer opnieuw, je voegt de nieuwe gegevens toe en probeert zo een oplossing te bedenken. Een model van de stad is nooit compleet.”
Samenwerking is belangrijk. Je kunt dit niet alleen doen, je hebt mensen om je heen nodig die weten hoe het in de praktijk werkt.” Amen Ra Mashariki, voormalig data-expert in het bestuur van New York.
Dat kan volgens hem ook niet, omdat modellen altijd een versimpelde versie van de werkelijkheid zijn. Daarom pleit hij ervoor om modellen te toetsen met de werkelijkheid, hiervoor werkte Ra Mashariki samen met allerlei partijen. “Als je weleens in de zomer in NY bent geweest, weet je dat er op veel gebouwen koeltorens staan. Niet alleen om het gebouw te koelen, maar ook de omgeving”, Mashariki laat een krantenkop zien: 86 mensen besmet met legionella. “De besmetting bleek uit het water van koeltorens te komen, om erger te voorkomen, moesten we dus weten waar al die torens staan. Maar weet je hoeveel gebouwen New York heeft? Zo’n miljoen. Het moet snel, dus handmatig controleren is geen optie. Door gebruik te maken van verschillende bronnen konden we een kaart maken waar waarschijnlijk koeltorens zouden staan. Dit model hebben we voorgelegd aan de brandweer en die konden gelijk een heleboel wegstrepen. Koeltorens staan alleen op gebouwen met meer dan zeven verdiepingen, wisten wij niet. Maar bij de brandweer hadden ze die kennis wel. Samenwerking is belangrijk. Je kunt dit niet alleen doen, je hebt mensen om je heen nodig die weten hoe het in de praktijk werkt.”
Niet naïef zijn
In Noord-Brabant volgen overheden dit advies al op, rond verschillende open data projecten wordt samengewerkt met bedrijven en kennisinstellingen in pilots of proeftuinen. Marcel Thaens werkt als chief information officer voor de provincie en hij is een voorstander om data te gebruiken om beleid efficiënter te ontwerpen. “Data helpt bij het sneller maken van een beslissing en je kunt ermee zien of een maatregel effectief is geweest. Maar we moeten niet naïef zijn. Data is nooit objectief, er zit altijd een bepaald standpunt achter. Ook moeten we niet denken dat we alles kunnen plannen en designen in een samenleving, toevallig omdat we nu meer data hebben. Daarvoor is een samenleving te divers. We moeten verder blijven kijken dan cijfers alleen, het is belangrijk om ook met mensen te blijven praten. Laat mensen zien wat er met data gebeurt. Ook moeten we accepteren dat we er niet alles mee op kunnen lossen. De politie bijvoorbeeld, vindt in data niet terug waarom criminaliteit op de ene plaats vaker voorkomt dan op de andere. Dit zijn uitdagingen die verder gaan dan data alleen.”