Afgelopen week scoorde de column van Auke Hoekstra ruim 7000 lezers. Hoekstra fileerde daarin de Duitse onderzoeksinstituten die stelselmatig de voordelen van elektrisch rijden relativeren. Een eerdere column, waarin Hoekstra gehakt maakt van soortgelijke beweringen van de Belgische professor Damien Ernst behoort nog altijd één van onze allerbest gelezen verhalen. Lezers zijn blijkbaar dol op de tegenstelling elektro versus rijden op fossiele brandstof. We vroegen de Rotterdamse duurzaamheidsexpert en liefhebber van oldtimers, Sander Jongerius, naar zijn mening over het gehakketak van de Duitse en de Nederlandse onderzoekers.
Wat schieten we op met deze discussie?
„Het is op zich goed om discussie te voeren over de mate waarin auto’s vervuilend zijn. Het gaat er dan vaak over wat ze uitstoten, en wat het maken van de elektrische auto en de batterij aan energie gekost hebben. Het probleem is alleen dat de wetenschappers die hierover met elkaar in discussie gaan allemaal iets anders meten. Dat doen ze dan vaak ook nog op een andere manier. Dus die vergelijkingen zijn vaak niet goed. Een elektrische auto is in principe natuurlijk heel schoon. Want er komt niets uit de uitlaat. Hij heeft niets eens een uitlaat. Als de auto niet hybride is en er geen verbrandingsmotor inzit tenminste. Voor de steden waarin we leven is dat goed. Dat brengt ons schonere lucht. Tegelijk vraag ik me dan af of het wel zo eerlijk is dat wij hier lekker in die schone lucht zitten, terwijl de batterij gemaakt is van zeldzame metalen – er zit soms wel 18 kilo in – die door duizenden kinderen in Congo uit de mijnen gehaald worden. Dat is gewoon kinderarbeid. Dat is geen eerlijke handel. Dat is één van de redenen waarom ikzelf geen fan ben van elektrische auto’s. Als je het hebt over duurzaam rijden, dan zou je ook daarnaar moeten kijken: naar alle stappen in de productieketen. Dat gebeurt in de textielindustrie al heel lang, maar in de autoindustrie meestal niet.”
Als je het hebt over de uitstoot van rijden op fossiele brandstof versus elektriciteit: wie heeft dan gelijk?
„Ook dat is een moeilijke discussie. De onderzoeken gaan er doorgaans over waar het omslagpunt ligt. Is de energie die de productie van de auto heeft gekost terugverdiend na 160.000 kilometer, zoals in Nederland wel gesteld is, of pas na 700.000 kilometer zoals een Belgische deskundige onlangs beweerde? (Hoekstra berekent het omslagpunt overigens op 19.000 kilometer – red) Dan moet je ook nog rekening houden met de manier waarop de elektriciteit die de auto laadt opgewekt is. In Noorwegen halen ze veel energie uit waterkracht. Daar is het rijden op stroom dus eerder milieuvriendelijk dan in Duitsland bijvoorbeeld, waar nog wel eens energie uit bruinkool opgewekt wordt. Als je zegt: ik haal al mijn energie uit een windmolen, zit je met de vraag wat de productie van die windmolen dan gekost heeft aan energie. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor het winnen van olie. Je zou per geval moeten beoordelen wat nu het schoonste is. Ik heb een Amerikaan eens horen zeggen dat elektrisch rijden in Californië, waar je veel productie van zonne-energie hebt, een goed idee is. Maar dat dit niet geldt in een koude staat waar weinig duurzame energie opgewekt wordt. De situatie verschilt lokaal nogal.”
Kunnen de ontwikkelingen van auto’s op waterstof en auto’s op elektriciteit niet naast elkaar bestaan?
„Dat denk ik wel. Je kunt tegelijkertijd stappen zetten in de ontwikkeling van rijden op waterstof en rijden op elektriciteit. Al vind ik het een beetje jammer dat de discussie niet gaat over het helemaal laten staan van de auto. Moet iedereen straks dan een elektrische auto hebben? Ik vind dat niet zo nodig.”