Begin december is Eindhoven de gastheer voor de jaarlijkse World Open Innovation Conference. Met het thema “Building Successful Ecosystems Through Open Innovation” wil de organisatie de aandacht vestigen op de mogelijkheden om alles wat we al weten over open innovatie toe te passen om succesvolle ecosystemen te bouwen. Dat is om twee redenen een interessant thema. Aan de ene kant omdat juist Nederland er prat op gaat dankzij open innovatie een succesvol ecosysteem te hebben opgebouwd, maar aan de andere kant ook omdat dit principe de laatste tijd enorm onder druk staat.
Een Chinees cultureel instituut in Nederlandse steden, niet-westerse onderzoekers aan onze technische universiteiten, Syrische werknemers bij ASML, een campus die verkocht wordt aan een Amerikaanse (of Singaporese?) investeerder, high tech machines voor een klant in China. Het lijkt erop dat onze maatschappij bij elk nieuw grensoverschrijdend contact verder in de stress schiet. Maar hoe terecht is dat? En minstens zo belangrijk: wat zijn de consequenties?
Innovatie gedijt bij gedeelde kennis, bij samenwerking en bij een open houding. Dat geldt zowel voor de academische wereld als voor die van het (high tech) ondernemerschap. Met het principe is vrijwel niemand het oneens, maar onze politieke werkelijkheid staat er vaak haaks op. Eén incident kan voldoende zijn om een op zich goed functionerend systeem ter discussie te stellen. Twee van dit soort gebeurtenissen en hop, met het badwater verdwijnt ook het kind in het afvoerputje.
Stoere taal
Omdat politici van links tot rechts niet graag als naïef te boek willen staan, is stoere taal het middel om de achterban aangelijnd te houden. En dus spreken ze schande van Confucius instituten en maken een einde aan ons Neso-kantoor in Moskou, worden ze boos-voor-de-bühne als een Eindhovens bedrijvenpark in buitenlandse handen komt, tonen ze begrip als een handelspartner het binnenkort grootste bedrijf van Europa verbiedt een apparaat aan China te verkopen, zwijgen ze als een technisch talent uit een oorlogsgebied een mooie baan bij datzelfde bedrijf wordt onthouden en noemen ze elke Aziaat aan een Nederlandse universiteit een nationaal risico. Met als gevolg dat er een sfeer ontstaat die elke inhoudelijke samenwerking verdacht maakt en die uiteindelijk vooral onszelf – we zijn in de meeste gevallen simpelweg niet de grootste partij – alleen maar nadelen oplevert.
Begrijp me goed: het feit dat Nederland nog maar relatief kort geleden zelf in slaven handelde ontneemt ons niet het recht om andere landen de maat te nemen als het gaat om mensenrechten. Net zo min als we hoeven te zwijgen over het gevaar dat ‘onze’ unieke kennis in buitenlandse handen komt omdat we die zelf decennia lang ook overal hebben weggekaapt. Of dat we stil zouden moeten zijn over de negatieve consequenties van buitenlandse big tech voor onze nationale veiligheid, terwijl onze eigen grote handelsorganisaties overal op de wereld de aarde hebben leeggezogen.
Mensenrechten
Natuurlijk moeten we ons blijven uitspreken over geschonden mensenrechten en diefstal van waardevolle kennis, zowel richting regimes die in niets lijken op ons democratische ideaalbeeld als naar bondgenoten waarvoor dat wel geldt, maar die er in de dagelijkse praktijk minstens zo’n puinhoop van weten te maken. We doen er dus goed aan constant in gesprek te blijven, gewoon omdat we diep van binnen weten dat democratische principes een goede voorwaarde kunnen zijn voor een fijne samenleving. Maar laten we niet vergeten dat temidden van dat politieke speelveld landen ook hun eigen keuzes kunnen maken en dat dat niet meteen alles zegt over de waarde van de menselijke activiteit ter plekke. Concreet: het leven van individuele Russen, Chinezen, Amerikanen, Nigerianen, Syriërs en Nederlanders kan, net als dat uit alle andere landen, nog steeds veel baat hebben bij zo open mogelijke relaties. Vrije uitwisseling van ideeën, mensen en goederen: het helpt de mensheid verder.
Dit soort pleidooien krijgt steevast het label van naïviteit. Maar dat verwijt is een dooddoener, een drogreden om hypocrisie te verbloemen. Vaak wordt het verpakt als de jijbak: ja, maar als dat andere land ons ook niet helpt, waarom zouden wij dan gekke Henkie moeten spelen? Het antwoord is simpel: omdat we daar allemaal beter van kunnen worden. Grensoverschrijdende academische samenwerking (inclusief het verwelkomen van grote groepen studenten) is van belang om onze kennis en die van onze partners tot grotere hoogten te brengen. Culturele uitwisseling helpt ons elkaar beter te begrijpen. Een onbeperkt verkeer van talenten maakt zowel die individuen als hun werkgevers sterker. En de prestaties van een buitenlandse investeerder zijn altijd belangrijker dan diens afkomst.
De uitwassen van al die op zichzelf relevante activiteiten moeten we bestrijden, maar door de activiteit zelf als naïef en onwenselijk te bestempelen, doen we de wereld – en daarmee onszelf – tekort. En dat is des te erger omdat we de hele aardbol nodig hebben om de problemen van vandaag te lijf te gaan. De World Open Innovation Conference mag daar – juist in Eindhoven – een stevige lans voor breken.