De agglomeratie Eindhoven is te klein om te kunnen concurreren met belangrijke steden met een vergelijkbaar profiel in het buitenland. De stad zou daarom kunnen overwegen zich samen met Amsterdam/Utrecht en Rotterdam/Den Haag te presenteren als onderdeel van een veel grotere agglomeratie. Dat blijkt uit het onderzoek “Agglomeratievoordelen en de REOS” van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Echt zichzelf omvormen tot één grote nieuwe agglomeratie is vanwege de noodzakelijke investeringen in infrastructuur niet snel haalbaar, zegt PBL. Maar wat wel kan is het beleid van de drie grote stedelijke regio’s beter op elkaar afstemmen: elkaar niet beconcurreren of kopiëren, maar slimme afspraken maken zodat ieder op eigen kracht kan groeien. Eén van de onderdelen waarvoor volgens PBL samenwerking noodzakelijk is, is de werving van buitenlandse kenniswerkers.
PBL deed het onderzoek eerder dit jaar in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). Dat ministerie onderzoekt samen met vertegenwoordigers uit de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad en de regio Eindhoven de kansen en mogelijkheden voor een ruimtelijk-economische ontwikkelingsstrategie (REOS).
Agglomeratievoordelen – het centrale thema in het onderzoek – zijn voordelen die bedrijven en huishoudens hebben als ze in de buurt van andere bedrijven en huishoudens gevestigd zijn. Agglomeratievoordelen zorgen ervoor dat bedrijven productiever zijn, of sneller groeien als ze gevestigd zijn in de nabijheid van andere bedrijven.
Geen echt grote stad
Nederland kent vanuit Europees perspectief een groot aantal kleine en middelgrote steden zonder één echt grote stad is. Om die reden lijkt het erop dat Nederlandse steden minder agglomeratievoordelen genereren dan andere (grotere) stedelijke gebieden in Europa. PBL ziet daarvoor twee oplossingsrichtingen. Enerzijds zou dit kunnen door in te zetten op de groei van één stad zodat er tenminste één echt (middel)grote stad in Nederland kan ontstaan. Anderzijds zou dit kunnen door de huidige structuur als uitgangspunt te nemen en de economische kernregio’s van Nederland beter met elkaar te verbinden zodat de steden elkaar versterken.
PBL ziet die door het ministerie voorgestelde ruimtelijk-economische ontwikkelingsstrategie tussen de drie grote stedelijke kernregio’s eigenlijk alleen als een theoretische optie. “Dit schaalniveau ligt niet het meest voor de hand. Het grootste deel van de agglomeratievoordelen in Nederland wordt gegenereerd op het niveau van stadsregio’s. Agglomeratievoordelen doen zich daardoor voor het belangrijkste deel voor op het niveau van de drie individuele regio’s.”
Die drie individuele regio’s zijn volgens PBL dan ook het meest logische schaalniveau om na te denken over mogelijkheden om agglomeratievoordelen te vergroten of agglomeratienadelen te verkleinen. Om de steden en regio’s binnen het REOS-gebied volledig van elkaars potentie te laten profiteren zijn er grote investeringen in infrastructuur nodig, waarmee reistijden fors verkleind worden. PBL: “Pas als voor een groot deel van de inwoners van de individuele steden de reistijd naar de andere steden acceptabel is voor werk en voorzieningen, kan er sprake zijn van significante agglomeratievoordelen op het schaalniveau van de REOS.” En dat zal voorlopig niet gaan gebeuren.
Pendelen naar Eindhoven
Wel kunnen de drie regio’s hun beleid op elkaar afstemmen om beleidsconcurrentie te voorkomen en te zoeken naar betere aanvulling op elkaar. Op de eerste plaats gaat het dan om het verkennen van de mogelijkheden om samen op te trekken bij het aantrekken van buitenlandse kenniswerkers (en investeringen). Ten opzichte van Nederlandse kenniswerkers blijkt pendelen tussen de verschillen steden van de REOS (bijvoorbeeld van Amsterdam naar Eindhoven) voor een veel groter deel van de buitenlandse kenniswerkers een reële optie. Dit betekent dat dit voor buitenlandse kenniswerkers een acceptabele reisafstand is. “Hierdoor is het denkbaar dat bijvoorbeeld een bedrijf in Eindhoven buitenlandse kenniswerkers weet aan te trekken door te ‘adverteren’ met het aantrekkelijke woonmilieu in Amsterdam, terwijl dat met de woonmilieus in de regio Eindhoven mogelijk niet zou lukken.”
Het is denkbaar dat een bedrijf in Eindhoven buitenlandse kenniswerkers weet aan te trekken door te ‘adverteren’ met het aantrekkelijke woonmilieu in Amsterdam
Op de tweede plaats ligt het afstemmen van bepaalde grotere investeringen voor de hand: zorg dat er geen dingen dubbel gebeuren of gekopieerd worden als dat vanuit nationaal perspectief niet zo logisch is. Op de derde plaats is het denkbaar dat er specifieke niches zijn waarop samenwerking de beste oplossing is voor een bepaalde opgave.