Author profile picture

Steden zijn de motor van de Nederlandse economie. Het aantal banen in de stedelijke regio’s is de laatste 25 jaar met 30% toegenomen. Daarbuiten was dat 20%. In de steden zijn, in vergelijking met daarbuiten, veel hoogbetaalde banen te vinden. Ook stadsbewoners met een minder betaalde baan profiteren hiervan: zij verdienen gemiddeld meer dan diegenen met een vergelijkbare baan buiten de stad. Toch nam de afgelopen jaren het verschil tussen arm en rijk toe in Nederlandse steden. In Eindhoven was dat zelfs relatief sterk het geval.

Schermafbeelding 2016-03-08 om 07.32.19Dit zijn enkele conclusies uit het rapport De verdeelde triomf (pdf) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL onderzocht of de veelbesproken ‘triomf van de stad’ (het economische succes van steden) voor alle steden geldt. Ook bekeek het PBL welke groepen vooral profiteren van de economische groei van de stad.

Schermafbeelding 2016-03-08 om 07.46.01
Aantal hoog- en laagbetaalde banen nam toe in Eindhoven

Wat daarbij opvalt voor Eindhoven is dat het belang van forensen (mensen die buiten de stad wonen maar in de stad werken) groter is dan elders. Daarnaast springt Eindhoven er uit door de relatief sterke toename van de polarisatie: doordat zowel de groep hoogbetaalden als laagbetaalden toenamen (ten koste van de middengroepen), Schermafbeelding 2016-03-08 om 07.49.14worden de verschillen groter. In Amsterdam is dat nog sterker het geval. In internationaal vergelijkend perspectief is de stedelijk-economische ongelijkheid in Nederland overigens nog relatief klein;  alleen in de Scandinavische landen is de ongelijkheid in lonen minder.

Spreiding arm en rijk

In Eindhoven zijn inwoners met een hoogbetaalde en met een laagbetaalde baan meer verspreid over de gemeente dan in de meeste andere grote steden. Wel woont een steeds groter aandeel meest verdienenden in de buurten in het centrum of ten zuiden daarvan. Daar neemt de ruimtelijke clustering van deze groep inwoners dus toe. De buurt nabij het centrum waar het aandeel inwoners met een laagbetaalde baan sterk is gestegen, is de campus van TU Eindhoven.

Schermafbeelding 2016-03-08 om 08.00.53

Schermafbeelding 2016-03-08 om 08.01.10

Van alle grotere regio’s is alleen in Eindhoven is er ook iets van een gentrificatieproces zichtbaar: daarbij trekken hoogbetaalde inwoners naar slechtere wijken, waardoor die wijken juist weer opkomen. In een aantal aangrenzende buurten nabij het centrum neemt het aandeel inwoners met hoogbetaalde banen toe. Maar door de sterke spreiding van deze groep over de rest van de stad, blijft de segregatie hier zeer beperkt.

Schermafbeelding 2016-03-08 om 07.48.56
Het toenemende aandeel forensen in de Eindhovense economie

In Eindhoven is de ruimtelijke concentratie van bijstandsontvangers relatief gering. Dat komt vooral omdat de buurten met het hoogste aandeel bijstandsontvangers als een soort cirkel om het centrum heen liggen. Hierdoor grenzen de buurten met een hoger aandeel bijstandsontvangers veelal zowel aan buurten met een hoog als een laag aandeel bijstandsontvangers.

Forensen

Bij de werknemers met een hoogbetaalde baan fluctueert het aandeel forensen per stadsgewest. In totaal (in alle stadsgewesten samen) is het aandeel forensen min of meer gelijk gebleven (van ruim 46 procent in 2001 naar bijna 46 procent in 2012). Maar in de stadsgewesten Utrecht (-4,1 procentpunt), Amsterdam (-2,3 procentpunt) en Den Haag (-6,5 procentpunt) woont juist een groter aandeel van alle werknemers met een hoogbetaalde baan daar ook, terwijl Rotterdam (1,7 procentpunt), Tilburg (2 procentpunt), Groningen (1,2 procentpunt) en vooral Eindhoven (3,9 procentpunt) een omgekeerde trend laten zien.

De belangrijkste algemene conclusies van het PBL:

  • Een deel van de bevolking is structureel werkloos en zijn positie verbetert niet door het stedelijk-economisch succes en de banengroei in de stad.
  • In een aantal economisch succesvolle steden is het verschil in loon van de hoog- en laagbetaalden groter geworden (polarisatie).
  • De polarisatie komt doordat de beloning van de bovenkant sterker groeit dan die van de onderkant, niet doordat de onderkant wegzakt.
  • De ontwikkeling van de segregatie is minder eenduidig dan die van de ongelijkheid en polarisatie. Wel stijgt in de centrale steden de segregatie van laagbetaalde werknemers en bijstandsontvangers (de ‘armen’). In vergelijking met het buitenland is het niveau van segregatie in Nederland nog altijd bescheiden.
  • De ongelijkheid, de polarisatie en de segregatie in Nederland kunnen (verder) toenemen. Wil het beleid hierbij de vinger aan de pols houden, dan is het belangrijk de drie processen goed van elkaar te onderscheiden en de juiste cijfers beschikbaar te hebben. De fenomenen van ongelijkheid, polarisatie en segregatie worden nu
    bijvoorbeeld nog vaak door elkaar gehaald, waardoor onduidelijk is om welke ontwikkelingen het precies gaat.
  • Beleid kan het beste gericht zijn op het ondersteunen van mensen, niet van plekken en gebieden. Met andere woorden: ruimtelijke interventies bieden maar zeer beperkt soelaas; die verbeteren de sociaal-economische positie van mensen niet. Dit wil geenszins zeggen dat gebiedsgericht beleid (zoals buurtbeleid) geen zin heeft.
    Aangezien ‘kansarmen’ zich vaak ruimtelijk concentreren, kunnen gebiedsgericht arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid effectieve en efficiënte beleidsopties zijn.