Wie vroeger een auto wilde kopen in Eindhoven, kwam geheid een keer langs bij Van der Meulen Ansems – kortweg de VDMA – aan de Vestdijk. De garage was ooit een begrip voor elke mobiele Eindhovenaar maar staat nu al weer veel te lang te verkommeren. En dat ligt niet aan de plannen, noch aan de goede voornemens voor dit enorme gebouwencomplex. Want zowel de gemeente zelf als diverse ondernemers hebben zich al eens gebogen over de mogelijkheden van deze A-locatie.
Tot nu toe allemaal vergeefs.
De een wijt het aan laksheid bij de gemeente, de ander wijst op de complexiteit van de situatie, maar onder aan de streep is het resultaat hetzelfde: tot op heden kon er geen nieuwe vaste bestemming worden gevonden voor de “VDMA”.
Maar iedereen die de kans krijgt om eens door het gebouw te zwerven, gaat er weg met een buslading aan creatieve ideeën: het pand is immers niet alleen groot, maar ook vol verrassende hoeken en onderdelen. Prachtige feestzalen, expositie- en creatieruimtes, kantoor- of ontmoetingsplekken – mogelijkheden te over.
Die overtuiging kreeg ook Arjen Heus van het in Eindhoven gevestigde creatieve agentschap Franky Cherry. Heus werkt vanuit de gedachte dat een verbinding tussen de werelden van creatief en commercieel tot een meerwaarde kan leiden. Zijn inspiratie haalt hij uit bestaande stedelijke concepten in Kopenhagen, Brooklyn, Waterloo (Canada) en Amsterdam: allemaal plekken waar – volgens Heus – verschillende werelden met elkaar verbonden worden. Precies dat wil hij ook in de VDMA bereiken. “Er vormt zich dan een ecosysteem waar ondernemerschap, technologie & design via middelen sport, horeca & cultuur toegankelijk worden gemaakt bij het brede publiek.”
Heus benadrukt de behoefte aan verbroedering en saamhorigheid. “Dit brengt de mensen dichter bij elkaar. We hebben elkaar nodig om de uitdagingen van vandaag en morgen met open vizier te benaderen. Ik geloof dat we omgevingen moeten scheppen waar verschillende werelden bij elkaar kunnen komen om elkaar te leren begrijpen. Omgevingen waar niet vanuit angst, maar vanuit openheid met elkaar wordt omgegaan.”
Om al zijn ideeën scherp te krijgen heeft Heus zich behoorlijk verdiept in het verleden van het complex. Op zijn ipad tovert hij de ene na de andere zwartwit foto te voorschijn. We zien de inmiddels al lang overleden medewerkers die de (eveneens overleden) T-Fords de houten oprijlaan in de immense garage oprijden. Maar ook de zo typerende glazen overkappingen en de muurschilderingen die ook vandaag nog zichtbaar zijn.
“We moeten hier gewoon wat mee doen, dit is te mooi om te laten liggen. Dit pand is zo geschikt om mijn ideeën over het verbinden van mensen een plek te geven, vandaar dat ik aan het tekenen ben geslagen.” Het begon allemaal met de gedachte om in de VDMA urban sportactiviteiten aan te gaan bieden, als aanleiding voor ontmoetingen tussen mensen. Maar langzaamaan groeide het idee verder uit naar de voor Eindhoven zo typerende thema’s van technologie, design en kennis.
Heus: “Eindhoven is een stad in beweging, een stad met kennis, een stad met creativiteit en diversiteit, een stad met visie en een stad met ambitie. De wereld kijkt naar Eindhoven door dat wat we doen op het gebied van technologie en design. Ik wil laten zien hoe Eindhoven zich als smart city profileert en technologie & design in scope houdt, maar ook hoe Eindhoven cultuur, sport en ondernemerschap ter ondersteuning aanmoedigt en faciliteert. Ik wil zowel de Eindhovenaren als onze bezoekers verrassen. Met dit vernieuwende plan wil ik het licht wat toch al op Eindhoven schijnt versterken.”
Heus wil zijn plannen in eigen beheer, in samenwerking met de gemeente en een aantal marktpartijen (“maar vooral ook met de Eindhovenaren zelf!”), tot stand brengen. Hij heeft de overtuiging dat een en ander uiteindelijk in een gezonde, winstgevende exploitatie kan plaatsvinden.
Heus heeft het over een “semi-openbaar urban totaalconcept” dat vanuit een tijdelijke vergunning moet kunnen gaan bouwen aan iets structureels. “In dit bijzondere ontwikkelgebied vestigen we een diversiteit aan startende ondernemingen, zelfstandigen en stichtingen met als doel de stadspijlers technologie, design en kennis goed uit te lichten. Als middel voor het brede publiek gebruiken we hiervoor horeca, cultuur en sport in de groen ingerichte ruimte.” Heus wil nadrukkelijk kwetsbare groepen (jeugd, ouderen, werklozen, vluchtelingen) bij de exploitatie betrekken. Om dat voor elkaar te krijgen heeft hij inmiddels de hulp ingeroepen (“en gekregen!”) van zo’n vijftien mensen en organisaties.
Voor de invulling is Heus al opvallend concreet, hoewel hij ook aangeeft altijd te willen luisteren naar mensen en instanties die eerder al hun ideeën over VDMA hebben geuit. “Samen kunnen we ze misschien nog beter maken.”
Heus maakt voor de nieuwe invulling gebruik van de bestaande functies van het gebouw: “We herstructureren het gebied met behoud van de bestaande faciliteiten voor de internationale gemeenschap. En we integreren sportfaciliteiten in het geheel als onderdeel van de activiteitenhallen.”
Heus wil ook de historie van het gebied, zowel van de Luciferfabriek die er ooit stond (en die volgens sommigen Eindhoven de titel “Lichtstad” opleverde) als de VDMA garage ook in de nieuwe situatie een plek geven. “Voorbeelden van namen voor het gebied: Matchbox, Match Factory, Area VDMA. We overleggen natuurlijk nauwkeurig met Eindhoven365 en de Gemeente en zorgen dat we passende aansluiting vinden bij de citymarketing van Eindhoven met de branding en de langetermijn communicatie campagne. Dat gaat vast lukken: This is Eindhoven. This is a match. This is Matchbox Eindhoven.”
Wat kunnen we, in de plannen van Arjen Heus, zoal verwachten in de VDMA?
- 2 semi-openbare hallen voor activiteiten / events (DTW, DDW, workshops, etc.).
- Een multidisciplinair atelier / werkplaats voor 10-15 design studios.
- Een high tech startup lab voor 10-15 tech startups.
- Een vaste horeca / conferentieruimte.
- Multifunctionele sportkooien.
- Een Dojo (tai chi, boxing).
- Centrum voor expats.
- Een foodcourt.
- Een park.
Foto’s (c) Ralph Roelse, moodboard en plattegrond (c) Arjen Heus